ECLI:NL:RBMNE:2024:3138

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/2561
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening exploitatievergunning café met betrekking tot eisen van de burgemeester

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een café-eigenaar, hierna [verzoekster] genoemd, tegen de burgemeester van de gemeente Zeist. De burgemeester had aan de exploitatievergunning van [verzoekster] twee nieuwe voorschriften verbonden: de eis van een tweede portier en de verplichting om een geluidsbegrenzer met verzegeling aan te schaffen. Deze voorschriften zijn toegevoegd als reactie op bezwaren van omwonenden na het verlenen van de vergunning. [verzoekster] heeft beroep ingesteld tegen deze nieuwe voorschriften en verzocht om schorsing ervan in afwachting van de behandeling van het beroep, omdat de financiële gevolgen van de eis van een tweede portier onhoudbaar zouden zijn.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 mei 2024 behandeld, waarbij [verzoekster] werd vertegenwoordigd door haar vennoot en de burgemeester door haar gemachtigden. Na de zitting heeft [verzoekster] aanvullende stukken over haar financiële situatie ingediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] een spoedeisend belang heeft bij de schorsing van het voorschrift over de tweede portier, omdat het niet kunnen voldoen aan deze eis zou kunnen leiden tot faillissement. De voorzieningenrechter heeft echter het voorschrift over de verzegelde geluidsbegrenzer in stand gelaten, omdat de investering daarvoor niet onoverkomelijk is en het belang van de burgemeester en omwonenden bij het handhaven van geluidsnormen zwaarder weegt.

De uitspraak houdt in dat het voorschrift over de tweede portier wordt geschorst, terwijl [verzoekster] wel verplicht blijft om een nieuwe geluidsbegrenzer aan te schaffen. De burgemeester is verplicht het griffierecht aan [verzoekster] te vergoeden, maar er zijn geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2561

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

en

de burgemeester van de gemeente Zeist

(gemachtigden: mr. T. Ahsmann en mr. M. Holtkamp).
Verder nemen als partij aan de zaak deel:

[derde-partij 1] , [derde-partij 2] en [derde-partij 3] uit [woonplaats]

(gemachtigde: mr. R.V. Lie-A-Lien)

en [A] .

Partijen worden hierna [verzoekster] , de burgemeester en de omwonenden genoemd.

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de vraag of de burgemeester van [verzoekster] mag eisen dat zij een tweede portier heeft en dat zij een geluidsbegrenzer met verzegeling aanschaft. Die eisen heeft de burgemeester als voorschriften aan de exploitatievergunning van [verzoekster] toegevoegd, als beslissing op de bezwaren van omwonenden na het verlenen van die vergunning.
2. Deze beslissing op de bezwaren is genomen op 26 maart 2024. [verzoekster] heeft daartegen beroep ingesteld, omdat zij het niet eens is met de nieuwe voorschriften. Zij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om in afwachting van de behandeling van het beroep de twee voorschriften bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 mei 2024 op zitting behandeld. [verzoekster] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar vennoot [B] . De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden en door [C] . Van de omwonenden waren aanwezig: [A] , [derde-partij 2] , [derde-partij 3] en de gemachtigde.
4. Na de zitting heeft [verzoekster] op verzoek van de voorzieningenrechter stukken gestuurd over haar financiële positie. De burgemeester heeft daarop schriftelijk gereageerd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. [verzoekster] is niet de enige die beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Ook enkele van de eerdere bezwaarmakers hebben dat gedaan, omdat zij vinden dat de exploitatievergunning in het geheel niet had moeten worden verleend, ook niet met de aanvullende voorschriften. De rechtbank zal zich later over alle beroepen buigen. De voorzieningenrechter beslist nu alleen op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.
6. [verzoekster] heeft een spoedeisend belang bij een beoordeling door de voorzieningenrechter, omdat de burgemeester het ontbreken van een tweede portier en een verzegelde geluidsbegrenzer niet langer wil gedogen en de behandeling van het beroep nog enige tijd zal duren.
De juridische vragen over de rechtmatigheid van de voorschriften
7. De voorzieningenrechter verwacht dat de rechtbank [verzoekster] niet zal tegenwerpen dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de exploitatievergunning en dat het beroep inhoudelijk behandeld kan worden. [verzoekster] was het immers eens met de vergunning zoals die zonder de voorschriften over tweede portier en geluidsbegrenzer was verleend, zodat haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt, zoals bedoeld in artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8. De rechtbank zal naar aanleiding van het beroep van [verzoekster] vervolgens eerst moeten beoordelen of de burgemeester bevoegd was om de voorschriften over de tweede portier en over de verzegelde geluidsbegrenzer aan de exploitatievergunning te verbinden. Daarvoor moet worden gekeken naar de mogelijkheden die de Algemene plaatselijke verordening Zeist 2017 (APV) daartoe sinds 1 januari 2024 biedt. Het gaat om het verbinden van voorschriften om te voorkomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting van [verzoekster] op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed (artikel 1:6, eerste lid, in samenhang met artikel 2:28, derde lid, aanhef en onderdeel a van de
APV) en/of om het verbinden van voorschriften aan [verzoekster] als horecabedrijf om de volksgezondheid te beschermen of in het belang van de openbare orde (artikel 2:34e van de APV). Als de rechtbank op basis hiervan vindt dat de burgemeester de bevoegdheid had om deze voorschriften aan de exploitatievergunning te verbinden, moet worden bekeken of na afweging van de betrokken belangen redelijkerwijs van die bevoegdheid gebruik is gemaakt. In dat kader moet aan de orde komen welke alternatieven er zijn om het beoogde belang te beschermen, wat de gevolgen van de voorschriften voor [verzoekster] zijn en wat de betekenis is van wat namens [verzoekster] op de hoorzitting bij de gemeente zou zijn gezegd over de tweede portier en de geluidsbegrenzer.
9. Over deze juridische vragen voeren de partijen een uitgebreid debat. De voorzieningenrechter vindt deze spoedprocedure niet geschikt om die vragen te beantwoorden en om vooruit te lopen op de beoordeling die de rechtbank later moet maken. De voorzieningenrechter geeft daarom geen oordeel over de rechtmatigheid van het opnemen van de twee voorschriften en over de kans van slagen van het beroep van [verzoekster] . Hij zal zich beperken tot een weging van de belangen die partijen hebben bij het al dan niet schorsen van de voorschriften.
De belangenafweging bij (g)een voorlopige voorziening
10. [verzoekster] heeft aangevoerd dat zij een doorslaggevend financieel belang heeft bij het schorsen van de twee voorschriften. Op de zitting heeft zij dat verder toegelicht.
Zij wordt financieel zo geraakt dat er een onomkeerbare situatie dreigt, namelijk faillissement. Daarnaast heeft zij erop gewezen dat haar huidige geluidsbegrenzer niet verzegeld kan worden en dat een nieuwe, wel voor verzegeling geschikte begrenzer € 500,- tot € 1.000,- kost. Een tweede portier kost haar ongeveer € 2.000,- tot € 2.500,- per maand. Met name dat laatste terugkerende bedrag kan zij vanuit haar huidige exploitatie niet betalen. [verzoekster] heeft uitgelegd dat zij nu net genoeg omzet maakt om haar kosten te kunnen dragen. Tot die kosten behoort ook een maandelijkse aflossen op een schuld bij de bierbrouwer, die de eigenaar is van het pand. De kosten van een extra portier kan zij als startend bedrijf nu niet dragen.
11. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter [verzoekster] de gelegenheid gegeven om deze toelichting op haar financiële situatie met stukken te onderbouwen. Dat heeft zij gedeeltelijk gedaan, met brieven van de bierbrouwer waaruit de schuld en de aflossingsafspraak van € 3.600,- per maand blijkt en met een overzicht van haar inkomsten en uitgaven over de afgelopen maanden. De burgemeester heeft hier schriftelijk op gereageerd.
12. Het belang van de burgemeester en dat van de omwonenden is dat het rustig blijft in de omgeving van [verzoekster] . Het gaat erom dat [verzoekster] zich aan de geluidslimiet houdt en dat toezicht wordt gehouden op het publiek, vooral aan het einde van de uitgaansavond. Op de zitting is namens de burgemeester toegelicht dat gemeente ervoor heeft gezorgd dat er deze periode, tot aan de zomer, stewards op straat zijn die ondersteunen in het handhaven van de openbare orde. Dat [verzoekster] nu nog geen tweede portier heeft, is op die manier opgevangen zonder grote problemen of incidenten.
13. De voorzieningenrechter komt na afweging van de hiervoor genoemde belangen tot de conclusie dat de situatie van [verzoekster] vereist dat het voorschrift over de tweede portier wordt geschorst in afwachting van de behandeling van het beroep. [verzoekster] heeft tot op zekere hoogte inzichtelijk gemaakt dat zij de kosten van een tweede portier op dit moment niet goed kan dragen. De burgemeester wijst er terecht op dat de stukken geen volledig inzicht geven in de financiële situatie van [verzoekster] en dat een compleet overzicht van de boekhouder ontbreekt. De voorzieningenrechter vindt het echter wel aannemelijk dat er weinig vermogen is en binnen de exploitatie van het startende bedrijf weinig andere financiële ruimte is. Als desondanks aan deze eis zou worden vastgehouden, zou dat ertoe kunnen leiden dat [verzoekster] de deuren al moet sluiten voordat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan beoordelen. Als dan later zou blijken dat de burgemeester dit voorschrift ten onrechte aan de vergunning heeft verbonden, is dat te laat voor [verzoekster] . Het ontbreken van de tweede portier lijkt bovendien nu niet tot onoverkomelijke ordeverstoringen te leiden en de gemeente heeft dat deels ook zelf in de hand, door de inzet van de stewards zoveel mogelijk te continueren in de aanloop naar de verdere behandeling door de rechtbank.
14. De voorzieningenrechter zal het voorschrift over de verzegelde geluidsbegrenzer wel in stand laten. De eenmalige investering die [verzoekster] daarvoor moet doen, is te overzien en zal niet tot grote financiële problemen leiden. Het belang dat de burgemeester en de omwonenden hebben bij het waarborgen van het maximale geluidsniveau weegt om die reden zwaarder.

Conclusie en gevolgen

15. Het verzoek wordt gedeeltelijk toegewezen en het voorschrift over de tweede portier wordt geschorst. Dat betekent dat [verzoekster] nu geopend mag zijn zonder tweede portier maar dat er wel een nieuwe geluidsbegrenzer met verzegeling moet komen. Deze voorlopige voorziening geldt totdat de rechtbank uitspraak doet op het beroep, of totdat het beroep wordt ingetrokken.
16. Omdat het verzoek gegrond is, moet de burgemeester het griffierecht aan [verzoekster] vergoeden. [verzoekster] heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst bij wijze van voorlopige voorziening voorschrift 9., zoals dat met het besluit van 26 maart 2024 aan de vergunning is toegevoegd;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 371,- aan verzoekster moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.