ECLI:NL:RBMNE:2024:3125

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
C/16/571468 / FO RK 24-258 en C/16/574858 FO RK 24-552
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een familierechtelijke procedure met betrekking tot gezag en omgang

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 21 mei 2024, is de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarige [minderjarige (voornaam)] aan de orde. De zaak betreft een informele rechtsingang en de verzoeken van de ouders over het gezag en de omgang met hun kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenstrijd bestaat tussen de ouders, die al lange tijd in conflict zijn over de opvoeding en verzorging van hun kinderen. De minderjarige, die het syndroom van Down heeft, heeft aangegeven dat hij bij zijn moeder wil wonen, maar de ouders zijn het niet eens over wat in het belang van het kind is. De rechtbank heeft de ouders uitgenodigd voor een zitting, maar de minderjarige is niet verschenen voor een gesprek met de kinderrechter. De rechtbank heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen, gezien de complexe situatie en de zorgen die zijn geuit door beide ouders. De bijzondere curator, mevrouw A. van Teijlingen, zal onderzoek doen naar de wensen en behoeften van de minderjarige en rapporteren aan de rechtbank. De ouders zijn verplicht om mee te werken aan de taakuitoefening van de bijzondere curator. De rechtbank heeft de beslissing aangehouden tot een nader te bepalen zitting in september 2024.

Uitspraak

Rechtbank MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/571468 / FO RK 24-258 en C/16/574858 FO RK 24-552
Informele rechtsingang en gezag en omgang
Beschikking van 21 mei 2024
op de aanvraag (met zaaknummer C/16/571468 / FO RK 24-258) van:
[minderjarige] ,geboren op [2008] in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.J. Robbers,
[belanghebbende 2],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.X.C. Peters,
en in de zaak (met zaaknummer C/16/574858 FO RK 24-552) van:
[belanghebbende 1],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.J. Robbers,
tegen
[belanghebbende 2],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.X.C. Peters.

1.Procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 26 februari 2024 de brief ontvangen die [minderjarige (voornaam)] met behulp van de Kinder- & Jongerenrechtswinkel (hierna: de KJRW ) heeft gestuurd.
1.2.
De rechtbank heeft [minderjarige (voornaam)] uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter op 14 maart 2024. [minderjarige (voornaam)] is niet verschenen voor dit gesprek.
1.3.
De moeder en de KJRW hebben op 11 maart 2024 per e-mail contact gezocht met de rechtbank. Volgens de moeder mocht [minderjarige (voornaam)] , die het syndroom van Down heeft, van de vader niet met de rechter komen praten. Zij hebben de rechtbank gevraagd of er nog andere mogelijkheden zijn voor [minderjarige (voornaam)] om met de rechter te kunnen praten. De rechtbank heeft vervolgens de mogelijkheid geboden dat [minderjarige (voornaam)] op een ander tijdstip alsnog naar de rechtbank zou komen voor een gesprek met de rechter, of dat hij vóór de zitting met de rechter zou praten. Daar heeft de rechtbank geen reactie meer op gekregen.
1.4.
Bij brief van 27 maart 2024 heeft de rechtbank de ouders ingelicht over de brief van [minderjarige (voornaam)] en hen uitgenodigd voor een zitting om hun mening over de wensen van [minderjarige (voornaam)] aan de rechtbank kenbaar te maken.
1.5.
De rechtbank heeft op 18 april 2024 nog het volgende stuk ontvangen: de akte betreffende informele rechtsingang/overlegging stukken van de vader (met bijlagen).
1.6.
Op 23 april 2024 heeft ze rechtbank de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Hierbij zijn verschenen: de ouders, bijgestaan door hun advocaten, en de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.7.
Op de zitting van 23 april 2024 heeft de moeder mondeling verzoeken gedaan. Deze verzoeken heeft zij op 23 april 2024 schriftelijk vastgelegd en ingediend per e-mail en op 13 mei 2024 zijn de verzoeken opgenomen in een akte.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. De echtscheiding is uitgesproken in de beschikking van [2016] .
2.2.
Deze beschikking gaat over [minderjarige (voornaam)] .
2.3.
[minderjarige (voornaam)] heeft nog een oudere zus: [B] (roepnaam: [B (roepnaam)] ), geboren op [2006] in [geboorteplaats 2] . De beslissing op de aanvraag van [B (roepnaam)] en de zelfstandige verzoeken van de moeder over [B (roepnaam)] wordt opgenomen in een aparte beschikking (met hetzelfde zaaknummer).
2.4.
In de beschikking van 5 december 2019 is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij de vader vastgesteld.
2.5.
In de beschikking van 28 april 2022 heeft de rechtbank het gezag van de moeder over [minderjarige (voornaam)] en zijn zus beëindigd. Dat betekent dat de vader sindsdien alleen de belangrijke beslissingen over de kinderen kan nemen. In die beschikking heeft de rechtbank ook een omgangsregeling vastgesteld met de moeder. De rechtbank heeft bepaald dat de kinderen eens in de veertien dagen bij de moeder zijn van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag uit school bij de vader ophaalt en de vader de kinderen op zondag om 16.00 uur bij de moeder ophaalt.
2.6.
Er was een ondertoezichtstelling voor [minderjarige (voornaam)] van 3 maart 2020 tot 4 juli 2022.
2.7.
[minderjarige (voornaam)] heeft in het kader van de informele rechtsingang aan de kinderrechter geschreven dat hij het grootste deel van de tijd bij zijn moeder wil slapen en dat hij zijn vader soms nog wil zien.
2.8.
De moeder verzoekt te bepalen dat:
  • zij wordt belast met het eenhoofdige gezag over [minderjarige (voornaam)] ;
  • [minderjarige (voornaam)] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
  • een zorgregeling wordt vastgesteld die de bijzondere curator het meest in het belang acht van [minderjarige (voornaam)] .

3.Beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal de beslissing aanhouden en een bijzondere curator benoemen voor [minderjarige (voornaam)] . De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
De motivering
3.2.
De rechtbank kan ambtshalve een bijzondere curator benoemen. [1] Dat kan wanneer in aangelegenheden die de verzorging en opvoeding of het vermogen van de minderjarige betreffen, de belangen van de met gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet die benoeming bovendien in het belang van de minderjarige noodzakelijk achten. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking.
3.3.
De rechtbank vindt in de brief van [minderjarige (voornaam)] en naar aanleiding van de zitting van 23 april 2024 aanleiding om van deze ambtshalve bevoegdheid gebruik te maken. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een belangenstrijd als bedoeld in het genoemde artikel. De verhoudingen tussen de ouders van [minderjarige (voornaam)] zijn al lange tijd bijzonder slecht. Zij staan diametraal tegenover elkaar als het gaat over fundamentele zaken die [minderjarige (voornaam)] betreffen. Zij zijn het bijvoorbeeld niet eens over ontwikkelingsleeftijd van [minderjarige (voornaam)] , wat hij wel en niet begrijpt, en hoe moet worden geduid wat hij zegt over hoe het bij zijn beide ouders is. Dat, terwijl de opvoeding en verzorging van [minderjarige (voornaam)] het nodige vraagt van beide ouders, individueel en gezamenlijk. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van [minderjarige (voornaam)] daarmee ondergesneeuwd raken en dat het wenselijk is dat er iemand is die hem kan vertegenwoordigen. Een bijzondere curator is zo iemand.
3.4.
Ter toelichting schetst de rechtbank wat er de afgelopen jaren is gebeurd. De ouders zijn tot 2016 getrouwd geweest. De Raad heeft in 2019 een onderzoek gedaan naar [B (roepnaam)] en [minderjarige (voornaam)] naar aanleiding van een melding vanuit ‘ Team voor elkaar ’ van de gemeente [gemeente] . Er waren ernstige zorgen over de ontwikkeling van [B (roepnaam)] (destijds nog [eerste voornaam van B] ) en [minderjarige (voornaam)] en deze zorgen konden niet met vrijwillige hulpverlening worden opgelost. Uit het rapport van de Raad van 23 mei 2019 blijkt dat de Raad een ondertoezichtstelling voor [B (roepnaam)] nodig vond. Er was een groot visieverschil over de ontwikkelmogelijkheden van [B (roepnaam)] en zij zat klem tussen de ouders, waardoor zij in een loyaliteitsconflict terecht is gekomen. Voor [minderjarige (voornaam)] vond de Raad het destijds niet nodig om een ondertoezichtstelling te verzoeken, omdat hij zich goed ontwikkelde gegeven zijn kindeigen problematiek. [B (roepnaam)] is vervolgens op 4 juli 2019 onder toezicht gesteld. In september 2019 zijn [B (roepnaam)] en [minderjarige (voornaam)] bij de vader gaan wonen en in de beschikking van 5 december 2019 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [B (roepnaam)] en [minderjarige (voornaam)] bij de vader vastgesteld. De moeder was op dat moment overbelast. Op 3 maart 2020 is [minderjarige (voornaam)] ook onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd tot 4 juli 2022.
3.5.
In de beschikking van 28 april 2022 heeft de rechtbank de vader belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen en een omgangsregeling vastgesteld met de moeder. Uit de beschikking blijkt de kinderen meer rust ervaren en de duidelijkheid en structuur krijgen die zij nodig hebben sinds zij bij de vader wonen. [minderjarige (voornaam)] ontwikkelde zich goed binnen zijn mogelijkheden en [B (roepnaam)] ging vooruit in haar ontwikkeling: ze was zelfstandiger geworden en ze kon meer uitspreken wat zij nodig heeft. In de zomer van 2021 is er een keerpunt gekomen in de positieve ontwikkelingen. Er is toen opnieuw strijd ontstaan over de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen, omdat zij weer meer voor de kinderen wilde zorgen. Ook stelde de moeder de hoofdverblijfplaats van de kinderen opnieuw ter discussie. De moeder heeft de kinderen in deze plannen betrokken. De moeder maakte zich zorgen over de kinderen, omdat de kinderen fysiek en mentaal niet veilig zouden zijn bij de vader. De vader zou de kinderen slaan en hij kon niet aansluiten bij de behoeften van de kinderen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen, omdat van een onveilige situatie bij de vader onvoldoende is gebleken. De rechtbank was wel van oordeel dat de kinderen klem zaten tussen de ouders. Dit was, ondanks alle betrokken hulpverlening en een ondertoezichtstelling niet minder geworden. De rechtbank heeft daarom de vader belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Het hof heeft deze beslissing van de rechtbank bekrachtigd op 12 januari 2023. Uit de beschikking van het hof blijkt dat er tussen de ouders geen constructieve communicatie mogelijk is en het is niet te verwachten dat hier binnen een afzienbare tijd zodanige verbetering in zal komen dat de ouders wel weer samen in staat zijn om zonder strijd beslissingen te nemen over de kinderen.
3.6.
Uit de akte van de vader en uit wat hij op de zitting heeft verteld, maakt de rechtbank op dat de vader zich zorgen maakt over de druk die op [minderjarige (voornaam)] wordt uitgeoefend. [minderjarige (voornaam)] is nu elke dag bezig met de rechtbank. Volgens de vader heeft [minderjarige (voornaam)] een ontwikkelingsleeftijd van vier tot vijf jaar oud en de vader vindt het daarom zeer zorgelijk dat hij wordt belast met deze volwassenenproblematiek. De vader heeft [minderjarige (voornaam)] aangemeld bij Stichting Hulphond voor psychotherapie met ondersteuning van een hond. De arts van de Downpoli is tevreden over de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] . De vader herkent zich niet in wat de kinderen over hem schrijven. Het gaat goed bij hem in de thuissituatie.
3.7.
De moeder maakt zich nog steeds ernstig zorgen over de kinderen. Zij heeft zich in de afgelopen jaren niet gehoord of serieus genomen gevoeld en zij is het niet eens met de beslissingen die in die periode zijn genomen. De moeder heeft altijd geprobeerd om haar zorgen over de kinderen op een zorgvuldige wijze naar voren te brengen, maar dat is altijd ter zijde geschoven. Volgens de moeder is er veel aan de hand in het gezin van de vader, maar wordt dit steeds als een loyaliteitsconflict geduid. Volgens de moeder heeft [minderjarige (voornaam)] een ontwikkelingsleeftijd van zes tot zeven jaar. De moeder vindt het belangrijk dat goed gekeken wordt naar de situatie van [minderjarige (voornaam)] en wat er voor hem nodig is.
Hoe nu verder?
3.8.
De bijzondere curator zal [minderjarige (voornaam)] in deze procedure vertegenwoordigen en in het kader van de vervulling van die taak onderzoek verrichten naar de vraag wat er voor [minderjarige (voornaam)] nodig en wenselijk is ten aanzien van zijn hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. De bijzondere curator wordt verzocht door middel van gesprekken met [minderjarige (voornaam)] , de vader, de moeder en eventueel derden aan deze opdracht te voldoen. De vader en de moeder dienen hun medewerking te verlenen aan het verkrijgen van alle door de bijzondere curator relevant geachte informatie.
3.9.
De rechtbank zal mevrouw A. van Teijlingen, mediator, tot bijzondere curator benoemen. De rechtbank oordeelt haar kundig om een deskundig en onafhankelijk advies te kunnen uitbrengen. Zij heeft zich op 26 april 2024 telefonisch bereid verklaard om tot bijzondere curator te worden benoemd.
3.10.
De rechtbank verwacht van de bijzondere curator dat zij met [minderjarige (voornaam)] , met de beide ouders en - als zij dat nodig vindt - eventueel met derden (bijvoorbeeld de hulpverlening of school) praat over de situatie. De rechtbank verzoekt de bijzondere curator:
  • In hoeverre heeft [minderjarige (voornaam)] onbelast contact met beide ouders en voelt hij zich emotioneel veilig bij hen?
  • Als het antwoord op de eerste vraag niet helemaal positief is: wat heeft [minderjarige (voornaam)] nodig om met beide ouders onbelast contact te hebben en zich bij hen allebei emotioneel veilig te voelen?
  • Welke hulpverlening heeft [minderjarige (voornaam)] daarbij eventueel nodig?
  • Welke hulpverlening hebben de ouders daarbij eventueel nodig?
  • Als de situatie onveranderd blijft: welke hoofdverblijfplaats en welke verdeling van zorg- en opvoedingstaken is dan het meest in het belang van [minderjarige (voornaam)] , daarbij de band tussen hem en [B (roepnaam)] betrekkend?
  • Heeft de bijzondere curator andere zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] , en zo ja, kan zij advies geven hoe hem hierbij te ondersteunen dan wel te begeleiden?
  • Zijn er andere zaken zijn die van belang zijn voor [minderjarige (voornaam)] voor de te nemen beslissing door de rechtbank?
3.11.
Om ervoor te zorgen dat de bijzondere curator zo goed mogelijk zijn werk kan doen, moet de rechtbank alle relevante stukken, alsmede de contactgegevens van de ouders, naar de bijzondere curator versturen. De griffier heeft met de bijzondere curator afgestemd welke stukken de bijzondere curator wenst te ontvangen, gelet op de eerdere procedures die gespeeld hebben over de ondertoezichtstelling en het gezag, de hoofdverblijfplaats en de omgangsregeling. In overleg met de bijzondere curator zal de rechtbank de volgende stukken sturen aan de bijzondere curator:
  • deze beschikking;
  • de akte van de vader van 18 april 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder van 23 april 2024 en de akte van 13 mei 2024.
De rechtbank zal de brief van [minderjarige (voornaam)] niet aan de bijzondere curator sturen. Deze brief is gericht aan de kinderrechter en wordt ook niet gedeeld met de ouders of de Raad.
3.12.
De rechtbank wijst de ouders erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven, en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met [minderjarige (voornaam)] te treden. Alleen op verzoek van de bijzondere curator mogen de ouders zelf stukken aan de bijzondere curator verstrekken.
3.13.
De bijzondere curator wordt verzocht
uiterlijk 15 augustus 2024aan de rechtbank schriftelijk verslag uit te brengen. Het verslag dient te voldoen aan de eisen die daaraan gesteld worden in de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curator. Deze leidraad wordt als bijlage bij deze beschikking gevoegd. Het verslag wordt zonder voorafgaande goedkeuring van belanghebbenden aangeboden aan de rechtbank. Na ontvangst van het verslag zal de rechtbank het doorsturen aan de ouders met het verzoek daarop
binnen veertien dagente reageren. Vervolgens zal de rechtbank begin september 2024 een nieuwe zitting plannen.
De brief aan [minderjarige (voornaam)]
3.14.
Tot slot vindt de kinderrechter het belangrijk de ouders te laten weten dat aan [minderjarige (voornaam)] tegelijk met de beschikking een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. In die brief is het volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige (voornaam)] ,
Jij hebt mij in februari een brief geschreven. Daarin schreef je dat je bij je moeder wil wonen. Ik wil je laten weten dat ik nog geen beslissing heb genomen. Dat duurt nog even. Over een paar maanden spreek ik je ouders weer.
Voor nu blijf je bij je vader wonen en gaat hij om de week naar je moeder in het weekend.”
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
benoemt – met inachtneming van het voorgaande – over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [2008] in [geboorteplaats 1] , tot bijzondere curator:
mevrouw A. van Teijlingen, kantoorhoudende in [plaats] ;
4.2.
verzoekt de bijzondere curator om
uiterlijk 15 augustus 2024schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen, de hiervoor vermelde vragen te beantwoorden en daarbij een standpunt in te nemen;
4.3.
verzoekt de ouders om
binnen twee wekenna ontvangst van het rapport schriftelijk te reageren indien gewenst;
4.4.
bepaalt dat zowel de vader als de moeder aan de taakuitoefening van de bijzondere curator moeten meewerken;
4.5.
houdt de definitieve beslissing op de verzoeken pro forma aan tot
een nader te bepalen zitting begin september 2024.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, kinderrechter in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek.