ECLI:NL:RBMNE:2024:3104
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van Wmo-zorgverlening
Op 15 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. de Leest, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten. Verzoekster had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend in het kader van een bezwaar tegen een besluit van het college van 18 maart 2024, waarbij haar een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) was toegekend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekster niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake was van spoedeisendheid. Ondanks dat verzoekster aangaf afhankelijk te zijn van zorg, heeft zij niet gereageerd op een verzoek van de griffier om binnen een week nadere toelichting te geven op het spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde dat zonder deze toelichting onvoldoende is aangetoond dat er een spoedeisend belang was bij een oordeel over het bestreden besluit.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. Dit betekent dat er geen ernstige twijfels waren over de rechtmatigheid van het besluit van het college. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.