ECLI:NL:RBMNE:2024:3101

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
05.229598.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valse aangifte, identiteitsmisbruik en laster met gevangenisstraf en contactverbod

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het doen van valse aangifte, identiteitsmisbruik en laster. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van vijf jaar. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon op 26 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. A.I. Sarantoudis, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.C. Dorrestein, betrokken waren.

De verdachte, geboren in 1989 in Sri Lanka, heeft in de periode van 16 juni 2020 tot en met 30 juni 2021 valse aangiftes gedaan tegen het slachtoffer en heeft diens identiteit misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk en in strijd met de waarheid afleggen van verklaringen, wat heeft geleid tot ernstige gevolgen voor het slachtoffer, waaronder een onterecht opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische kwetsbaarheid van de verdachte, die lijdt aan verschillende persoonlijkheidsstoornissen. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De vordering van de benadeelde partij, die € 25.400,00 vorderde, is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade heeft erkend en de materiële schade niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 05.229598.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] (Sri Lanka),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2024, dat is gesloten op 17 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.I. Sarantoudis en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Houten, alsmede de advocaten van de benadeelde partij, mrs. N. Stolk en B.A. Deutz Ebeling, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:in de periode van 16 juni 2020 tot en met 30 juni 2021 te [plaats 1] / [plaats 2] / [plaats 3] / [plaats 4] / [plaats 7] valse aangiftes heeft gedaan tegen [slachtoffer 1] ;
Feit 2:in de periode van 15 juni 2020 tot en met 26 oktober 2021 te [plaats 3] de identiteit van [slachtoffer 1] heeft misbruikt;
Feit 3:in de periode van 15 juni 2021 tot en met 20 oktober 2021 te [plaats 3] valsheid in geschrifte heeft gepleegd;
Feit 4:in de periode van 15 juni 2020 tot en met 26 oktober 2021 te [plaats 3] / [plaats 1] smaad/laster heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1] ;
Feit 5:in de periode van 4 mei 2021 tot en met 20 mei 2021 te [plaats 1] [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of andere medewerkers van [ziekenhuis] te [plaats 1] heeft bedreigd;
Feit 6:in de periode van 13 oktober 2017 tot en met 1 november 2017 te [plaats 5] / [plaats 6] valse aangiftes heeft gedaan tegen [slachtoffer 1] ;
Feit 7:in de periode van 29 september 2017 tot en met 1 november 2017 te [plaats 3] / [plaats 8] / [plaats 9] de identiteit van [slachtoffer 1] heeft misbruikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor wat betreft het onder feit 3 ten laste gelegde.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder feit 5 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich voor wat betreft het onder feit 1, 2, 4, 6 en 7 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 3 naar voren gebracht dat de ansichtkaarten die verdachte aan zichzelf verzonden heeft uit naam van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1 (voornaam)] ) geen valsheid in geschrifte opleveren. Immers, het bestanddeel in artikel 225 Wetboek van Strafrecht ‘bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen’ kan niet bewezen worden.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat de zelfgeschreven ansichtkaarten niet bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Om tot bewijs van enig feit te dienen als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht moet het geschrift ‘uit zijn aard’ tot bewijsstuk bestemd zijn.
Het moet gaan om een geschrift waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend (zie bijvoorbeeld HR 20 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9379, rov. 5.5, m.nt. J.M. Reijntjes). Daaronder vallen alleen geschriften die behoren tot een ‘geijkt’, maatschappelijk aanvaard type, zoals een kwitantie, een ondertekende overeenkomst of een diploma. De zelfgeschreven ansichtkaarten hebben een dergelijke speciale bewijsbestemming niet.
Hoewel verdachte heeft bekend dat zij de ansichtkaarten aan zichzelf heeft gestuurd uit naam van [slachtoffer 1 (voornaam)] , levert dit juridisch gezien dan ook geen valsheid in geschrifte op.
Bewijsmiddelen feiten 1, 2, 4 en 5 [1]
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 4
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 1, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 april 2024 [2] ;
- proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 9 december 2021 [3] ;
- proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2021 [4] ;
- proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 16 juni 2020 [5] ;
- proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 22 september 2020 [6] ;
- proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 11 december 2020 [7] ;
- proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 14 mei 2021 [8] ;
- proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 1 juni 2021 [9] ;
- proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 30 juni 2021 [10] ;
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 mei 2021, met bijlage [11] ;
- proces-verbaal van verhoor [A] d.d. 3 juli 2021 [12] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 5
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 20 mei 2021
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als [.] voor ziekenhuis [ziekenhuis] te [plaats 1] .
Op 1 mei 2021 is bij de afdeling [afdeling] in dienst getreden als verpleegkundige
mevrouw [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Zij informeerde ons dat zij werd gestalked door de heer [slachtoffer 1] . Omstreeks 4 mei 2021 is de afdelingstelefoon van [afdeling] gebeld door een man die vroeg naar [verdachte (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Het is niet gebruikelijk dat de afdeling wordt gebeld en gevraagd naar een verpleegkundige. Op dat moment heeft mevrouw [verdachte] ons geïnformeerd dat zij op andere werkplekken in andere ziekenhuizen ook is gestalked door de heer [slachtoffer 1] . Vanaf dat moment werd de afdelingstelefoon met regelmaat gebeld door dezelfde man. De man zei dingen als: ‘Ik ga je vermoorden’, ‘Ik weet waar je werkt’, ‘Ik kom haar opzoeken’. Mevrouw [verdachte] liet aan haar leidinggevende zien dat zij ook rechtstreeks door de man werd benaderd. De leidinggevende heeft gezien dat mevrouw [verdachte] sms-berichten ontving waarin dezelfde teksten stonden.
Vanaf 4 mei 2021 tot en met heden heeft de betreffende man een aantal keren gezegd: ‘Wie is je baas, die ga ik ook vermoorden’. Bovendien heeft de man een aantal keren geroepen: ‘Ik kom de afdeling op met een mes’ ‘ik kom de afdeling op met een pistool’. Bovendien heeft de man berichten gestuurd naar mevrouw [verdachte] .
Op 14 mei 2021 14.49 uur
‘Ik wacht je op. Ik heb je auto gezien. Je gaat dood vanavond. Ik weet je afdeling. Kutcollega's. Pistool bij me. Je gaat er aan. [slachtoffer 1 (voornaam)] ’
Op 15 mei 2021 15.24
‘Je gaat eraan hoer. Ik sta nu bij het ziekenhuis. Trut ik ga je zoeken. [slachtoffer 1 (voornaam)] ’
Op 15 mei 2021 15.38
‘ [verdachte (voornaam)] pas maar op. Ik weet waar je werkt dankzij je Kutcollega's. Ik ben in je buurten je komt niet levend buiten. Pistool bij me. Dood aan zwarten. [slachtoffer 1 (voornaam)] ’
Op 19 mei 2021 21.25 uur
‘Help me dan ik weet dat je aan het werk bent. Ik wil hulp van jou. Ik ga zo geholpen worden als ik benauwd ben en op jouw longzaal kom. Dan ga ik je doodmaken’.
Inmiddels heeft het aantal bedreigingen echt invloed gekregen op de afdeling. Mevrouw [verdachte] kan niet naar het werk komen op verzoek van mij. Ik kan het risico niet nemen dat mijn medewerkers iets overkomt. Dit alles geeft onrust onder de medewerkers, die zich ook in hun veiligheidsgevoel voelen aangetast. Mijn medewerkers en ik voelen ons daadwerkelijk met de dood
bedreigd. [13]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2021
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De telefoon wordt overdag steeds beantwoord door de afdelingssecretaresse en in de nachten door de dienstdoende verpleegkundige. Alle doorgeschakelde telefoonnummers beginnen met [....] - [......] . Geen van deze telefoonnummers kunnen door buitenstaanders worden gevonden. Het betreft hier interne telefoonnummers die uitsluitend bekend zijn bij de receptie en personeel van het ziekenhuis. [14]
Proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 14 mei 2021
Verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Vandaag (de rechtbank begrijpt: 14 mei 2021) werd ik meerdere malen bedreigd door anonieme sms-berichten. Ik kreeg vandaag, terwijl ik aan het werk was, diverse sms-berichten:
14.49
uur: ‘Ik wacht je op ik heb je auto gezien je gaat dood vanavond hoer. Ik weet je afdeling! Kut collegaaas. Pistool bij me. [slachtoffer 1 (voornaam)] ’
15.24
uur: ‘Je gaat eraan hoer! Ik sta nu bij je ziekenhuis trut. Ik ga je soeken. [slachtoffer 1 (voornaam)] ’
15.38
uur: ‘ [verdachte (voornaam)] pas maar op want ik weet waar je werkt! Dankzij je kutcollegaaas.
Ik ben inn je buurt en je komt nie levend buiten. Pistool bij me. Dood aan zwarten! [slachtoffer 1 (voornaam)] ’. [15]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2021
Verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
O: Op vrijdag 14 mei 2021, omstreeks 16:30 uur, heeft u de politie gebeld via het telefoonnummer 112. V: Wat heeft u toen tegen de centralist van de meldkamer verteld?
A: Volgens mij heb ik samen met mijn teamleider gebeld. De berichten die ik zelf in scene heb gezet hebben we voorgelezen en melding van gemaakt. (…) Ik heb het toen laten lijken dat het van [slachtoffer 1 (voornaam)] kwam.
V: Hoe had [slachtoffer 1] moeten weten dat u werkzaam was in het ziekenhuis [ziekenhuis] , vestiging [plaats 1] ?
A: Niet, dat had hij niet kunnen weten.
V: Heeft u enig idee wat er door ons wordt opgezet voor jouw veiligheid op dat moment?
A: Ja, ik heb gezien dat er grootschalig werd uitgerukt. [16]
V: [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan. (…) In deze aangifte lazen wij dat hij verklaarde dat u uw leidinggevende op de hoogte had gesteld van het feit dat u sinds een aantal jaar werd gestalkt. Wie was uw leidinggevende die u op de hoogte had gebracht?
A: [slachtoffer 3] . [17]
V: Wat voor stappen werden er toen ondernomen door het ziekenhuis?
A: Ze hebben in de nieuwsbrief collega geïnformeerd. Ze hebben het behoorlijk bekend gemaakt dat er stalker verleden.
O: Wij lazen in het genoemde proces-verbaal van aangifte dat [slachtoffer 2] verklaarde dat u met het verhaal van uw stalker kwam nadat de afdelingstelefoon van de afdeling [afdeling] werd gebeld door een man die naar u vroeg. (…) Wie belde er volgens u in op de afdelingstelefoon?
A: Ik heb alleen anonieme telefoontjes gedaan. [18] (….) Ik heb gebeld naar de centrale lijn van de afdeling. Ik heb anoniem gebeld (…). [19]
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
In de periode van 4 mei 2021 tot en met 20 mei 2021 werkte ik in het [ziekenhuis] te [plaats 1] . Ik maakte gebruik van de interne telefoon in het [ziekenhuis] . Ik heb van Facebook een filmpje gehaald van [slachtoffer 1] en de audio daarvan samengevoegd. [20]
Bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 5
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daarbij gewezen op de verklaring van verdachte bij de politie. Verdachte heeft anoniem gebeld naar de interne lijn van het ziekenhuis, maar als er opgenomen werd zei ze niets. Verdachte ontkent dat ze bedreigingen heeft geuit tegen medewerkers die de telefoon opnamen. Ze weet ook niet wie er wel verantwoordelijk is voor die bedreigingen.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte werkte op het moment dat de bedreigende telefoontjes binnenkwamen in het [ziekenhuis] te [plaats 1] . De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de aangifte, namelijk dat medewerkers van het ziekenhuis telefoontjes hebben ontvangen van een persoon die bedreigingen heeft geuit. Verdachte heeft verklaard dat zij anoniem heeft ingebeld op de interne telefoon. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij de audio van een filmpje gemonteerd heeft waarop de stem van [slachtoffer 1 (voornaam)] te horen is. Uit het dossier blijkt dat verdachte zich reeds op andere manieren als [slachtoffer 1 (voornaam)] heeft voorgedaan en daarbij bedreigende teksten heeft geuit, namelijk met sms-berichten en ansichtkaarten. De rechtbank overweegt voorts dat het interne nummer alleen bekend was bij medewerkers van het [ziekenhuis] ziekenhuis en uit niets blijkt dat iemand anders zich heeft voorgedaan als [slachtoffer 1 (voornaam)] . De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bedreigende telefoontjes heeft gepleegd.
Verdachte heeft daarnaast naar voren gebracht dat zij de sms-berichten niet met iedereen in het team heeft gedeeld, maar enkel met haar leidinggevenden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de door haarzelf in scene gezette dreigende sms-berichten van 14 mei en 19 mei 2021 te tonen aan haar leidinggevende, voorwaardelijk opzet heeft gehad op de bedreiging van medewerkers van het [ziekenhuis] ziekenhuis.
De inhoud van deze sms-berichten, namelijk dat [slachtoffer 1 (voornaam)] met het pistool bij het ziekenhuis aanwezig was en verdachte wilde doodschieten, levert evident ook een (levens)bedreigende en onveilige situatie op voor de overige medewerkers van het ziekenhuis. Door deze berichten aan haar leidinggevende te tonen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de overige medewerkers op de hoogte raakten van de (globale) inhoud daarvan en zich bedreigd voelden. Daarbij betrekt de rechtbank dat de medewerkers door middel van een nieuwsbrief op de hoogte waren van het vermeende stalkingverleden van verdachte, de dreigende sms-berichten op 14 mei 2021 hebben geleid tot het bellen van het noodnummer en grootschalige inzet van de politie en het ziekenhuis zich uiteindelijk genoodzaakt zag om verdachte niet meer naar het werk te laten komen omdat de veiligheid van de medewerkers niet meer gegarandeerd kon worden.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van het onder feit 5 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen feiten 6 en 7 [21]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 september 2023
Verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Justitie denkt dat jij in de periode 2017, 2018 en 2019, bedreigende sms-berichten naar jezelf hebt gestuurd. Dat jij valse aangifte tegen [slachtoffer 1] hebt gedaan en dat je valselijk gebruik hebt gemaakt van persoonsgegevens van [slachtoffer 1] .
V: Wat is jouw reactie daarop [verdachte (voornaam)] ?
A: Dat we dat al eerder verteld hebben. Ik vind het verschrikkelijk en dat ik daartoe in staat was.
V: Als we alles op een rijtje zetten wat we net allemaal met jou gedeeld hebben dan kunnen we zeggen dat de aangiften die jij gedaan hebt tegen [slachtoffer 1] niet juist waren. Wat zeg jij daarop?
A: Dat klopt. [22]
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 december 2022
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe bij deze aangifte van smaad/laster, misbruik persoonsgegevens en valse aangiftes door [verdachte (voornaam)] [verdachte] . Ik doe nu aangifte voor een eerdere periode, namelijk die in 2017. [23]
Proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 13 oktober 2017
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaalnummer: PL0600-2017474306-1
Ik doe aangifte van belediging en bedreiging in de periode tussen 29 september 2017 en 13 oktober 2017 door [slachtoffer 1 (voornaam)] . [24]
Proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 18 oktober 2017
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaalnummer: PL1100-2017215413-1
Ik doe aangifte van stalking in de periode tussen 29 september 2017 en 18 oktober 2017 door [slachtoffer 1 (voornaam)] . Naast de aangifte van stalking doe ik hier wederom aangifte van bedreiging door [slachtoffer 1 (voornaam)] . [25]
Proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 18 oktober 2017
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaalnummer: PL0600-2017507525-1
Fungeert als dummy voor proces-verbaalnummer: PL1100-2017215413-1 [26]
Proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 19 oktober 2017
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaalnummer: PL0600-2017474306-6
Ondanks mijn aangifte en belagingsbrief neemt [slachtoffer 1 (voornaam)] nog steeds contact met mij op en bedreigd hij mij. Het gaat om de periode tussen 18 oktober 2017 en 22 oktober 2017. [27]
Proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 31 oktober 2017
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ook na de aangifte van 18 oktober 2017 is [slachtoffer 1 (voornaam)] doorgegaan met zijn gedrag. Dit gaat over de periode van 18 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2017. [28]
Proces-verbaal van aangifte [verdachte] d.d. 1 november 2017
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik wil bij deze nog een aanvulling doen op mijn eerder gedane aangifte van bedreiging. Ik wil mijn aangifte uitbreiden met belediging en discriminatie door [slachtoffer 1 (voornaam)] . Zoals ik in mijn originele aangiftes (de rechtbank begrijpt: gedaan in de periode tussen 13 oktober 2017 en 1 november 2017) heb aangegeven zijn de berichten die hij heeft gestuurd ook beledigend en enkele berichten zijn ook discriminatoir. [29]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2023
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Door mij, verbalisant, werd een onderzoek ingesteld en daarbij heb ik het volgende bevonden:
• Na de analyse van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers destijds (de rechtbank begrijpt op grond van pagina 77: van 29 september 2017 tot en met 30 oktober 2017) in gebruik bij [slachtoffer 1] , bleek dat hij géén SMS berichten had gestuurd naar het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] ;
• Na de analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer destijds (de rechtbank begrijpt op grond van pagina 77: van 29 september 2017 tot en met 30 oktober 2017) in gebruik bij [verdachte] bleek dat zij wel SMS berichten had ontvangen van telefoonnummers destijds in gebruik bij [slachtoffer 1] ;
• Echter bleek uit de histo's van [verdachte] dat direct voorafgaand aan het ontvangen van deze SMS berichten er door het telefoonnummer van [verdachte] contact werd opgenomen met [telefoonnummer] ;
• Het telefoonnummer [telefoonnummer] was in 2017 een betaalservice van de website [website]
;• Hierdoor kon blijken dat [verdachte] via de website [website] gebruik heeft gemaakt van de service "anonieme SMS berichten versturen", omdat deze service gekoppeld is aan het telefoonnummer [telefoonnummer] waarmee het versturen van anonieme SMS berichten werd betaald. [30]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 16 juni 2020 tot en met 30 juni 2021 te [plaats 2] , althans in Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, door telkens aldaar en ten overstaan van meerdere opsporingsambtenaren van de politie, opzettelijk en in strijd met de waarheid verklaringen af te leggen, inhoudende dat zij, verdachte,
- in de periode van 9 mei 2021 tot en met 14 mei 2021 is belaagd, bedreigd, beledigd en gediscrimineerd door [slachtoffer 1] (PL0900-2021149038-3), en
- op of omstreeks 15 juni 2020 is bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2020275153), en
- op of omstreeks 22 september 2020 is bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2020452040), en
- in of omstreeks de periode van 13 november 2020 tot en met 26 november 2020 is bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2020586071), en
- op of omstreeks 1 juni 2021 is bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2021247223), en
- op of omstreeks 15 juni 2021 is bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2021300458),
wetende dat die strafbare feiten niet zijn gepleegd;
Feit 2
in de periode van 15 juni 2020 tot en met 26 oktober 2021 te [plaats 3] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [slachtoffer 1] , heeft gebruikt door:
- via een communicatiedienst, te weten [onderneming 2] , meerdere (sms-)berichten te sturen als zijnde en uit naam van [slachtoffer 1] en het te laten lijken alsof voornoemde
(sms-)berichten afkomstig waren van telefoonnummers die in gebruik waren bij voornoemde [slachtoffer 1] , en
- meerdere accounts en profielen aan te maken op Facebook en Instagram, als zijnde aangemaakt door die [slachtoffer 1] , en op die accounts meerdere berichten te posten uit naam van die [slachtoffer 1] , met het oogmerk om de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Feit 4
in de periode van 15 juni 2020 tot en met 26 oktober 2021 te [plaats 3] en [plaats 1] , althans in Nederland opzettelijk de eer en goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door tenlastelegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door:
- [B] en meerdere medewekers van het televisieprogramma ' [televisieprogramma] ', en
- [C] , senior rechercheur van [onderneming 1] , en
- haar, verdachtes, leidinggevenden, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het [ziekenhuis] (locatie [plaats 1] ), en
- via voornoemde leidinggevenden, directe collega's van het [ziekenhuis] (locatie [plaats 1] ), en
- buurman [A] , en
- familieleden en vrienden,
(telkens) - zakelijk weergegeven - mede te delen dat voornoemde [slachtoffer 1] zich (opnieuw) schuldig zou maken aan het (meermalen) bedreigen en beledigen van verdachte en overtreden van het contactverbod en dat zij, verdachte, wordt belaagd door voornoemde [slachtoffer 1] , terwijl verdachte wist dat deze ten laste gelegde feiten in strijd met de
waarheid waren;
Feit 5
in de periode van 4 mei 2021 tot en met 20 mei 2021 te [plaats 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en meerdere medewerkers die werkzaam zijn op de afdeling [afdeling] van [ziekenhuis] (locatie [plaats 1] ) te [plaats 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, door:
- meermalen te bellen naar voornoemde afdeling [afdeling] en (zich voordoend als [slachtoffer 1] ) en daarbij de woorden te uiten “Wie is je baas, die ga ik ook vermoorden" en “Ik kom de afdeling op met een mes" en "Ik kom de afdeling op met een pistool", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- een dreigende sfeer te creëeren op de werkvloer door (dergelijke en/of andersoortige) dreigende en vreesaanjagende en alarmerende berichten te laten zien aan voornoemde persoonen) met (onder meer) als inhoud:
"Ik wacht je op. Ik heb je auto gezien. je gaat dood vanavond. Ik weet je afdeling. Kutcollega's. Pistool bij me. je gaat er aan. [slachtoffer 1 (voornaam)] " en "Je gaat eraan hoer. Ik sta nu bij het ziekenhuis. Trut ik ga je zoeken. [slachtoffer 1 (voornaam)] " en " [verdachte (voornaam)] pas maar op. Ik weet waar je werkt dankzij je kutcollega's. Ik ben in je buurt en je komt niet levend buiten. pistool bij me. Dood aan zwarten. [slachtoffer 1 (voornaam)] " en "help me dan ik weet dat je aan het werk bent. ik wil hulp van jou. Ik ga zo geholpen worden als ik benauwd ben en op jouw longzaal kom. Dan ga ik je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en daar ook bij de politie aangifte van te doen;
Feit 6
in de periode van 13 oktober 2017 tot en met 1 november 2017 te [plaats 5] en [plaats 6] (gemeente [gemeente] ), aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, door telkens aldaar en ten overstaan van opsporingsambtenaren van de politie, opzettelijk en in strijd met de waarheid verklaringen af te leggen, inhoudende dat zij, verdachte,
- in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 13 oktober 2017 is beledigd en bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017474306-1), en
- in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 18 oktober 2017 is belaagd en bedreigd door [slachtoffer 1] (PL1100-2017215413-1), en
- in of omstreeks de periode van 18 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 is belaagd en bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017474306-6), en
- in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 18 oktober 2017 is belaagd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017507525-1), en
- in of omstreeks de periode van 18 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2017 is belaagd en bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017474306-10), en
- in of omstreeks de periode van 13 oktober 2017 tot en met 1 november 2017 (tevens) is beledigd en gediscrimineerd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017474306-24),
wetende dat die strafbare feiten niet zijn gepleegd;
Feit 7
in de periode van 29 september 2017 tot en met 1 november 2017 te [plaats 3] , [plaats 8] en [plaats 9] , althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [slachtoffer 1] heeft gebruikt door:
- via een communicatiedienst, althans via het internet ( [website] ), één of meerdere (sms-)berichten te sturen als zijnde en uit naam van [slachtoffer 1] en het te laten lijken alsof voornoemde (sms-)berichten afkomstig waren van één of meerdere telefoonnummers die in gebruik waren bij voornoemde [slachtoffer 1] ,
met het oogmerk om de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 6:aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is, meermalen gepleegd;
Feit 2 en feit 7:opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
Feit 4:laster, meermalen gepleegd;
Feit 5:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] , voor de duur van vijf jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermaals doen van valse aangifte, het meermaals misbruiken van de identiteit van [slachtoffer 1 (voornaam)] , laster en bedreiging. Verdachte heeft gedurende twee langere periodes in 2017 en 2020/2021 sms-berichten
gespoofden gedaan alsof zij op heftige en indringende manier werd lastig gevallen door [slachtoffer 1 (voornaam)] . Verdachte heeft hiermee over de rug van een ander kwetsbaar persoon zelf aandacht proberen te krijgen en dit heeft enorme gevolgen voor [slachtoffer 1 (voornaam)] gehad. Zo is hij dakloos geraakt, heeft hij meer dan een jaar gevangen gezeten en heeft hij een onderzoek in het [instelling 1] moeten ondergaan. Uiteindelijk hebben de valse aangiften geleid tot het vonnis van 5 maart 2019 van de Rechtbank Gelderland, waarin [slachtoffer 1 (voornaam)] voor – kort gezegd – belaging, diverse bedreigingen en eenvoudige beledigingen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk is veroordeeld.
Verdachte heeft ervoor gezorgd dat [slachtoffer 1 (voornaam)] het vertrouwen in de mens is verloren. In de toelichting op de door hem ingediende vordering komt naar voren dat hij wantrouwig is en geen rust heeft. Iedere politieauto levert angst bij hem op omdat hij bang is weer opgehaald te worden. [slachtoffer 1 (voornaam)] heeft een fors trauma opgelopen van het feit dat hij vast heeft gezeten door verdachte. [slachtoffer 1 (voornaam)] moest zich iedere dag afvragen waarom niemand hem geloofde. Invoelbaar is dat het gebeurde [slachtoffer 1 (voornaam)] pijn heeft gedaan en dat dit hem heeft beschadigd voor de rest van zijn leven. Daarbij heeft verdachte vrees en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt door onder meer haar collega’s te informeren over de beweerdelijke stalker en bedreigingen en door haar afdeling te bedreigen. Het ziekenhuis heeft veiligheidsmaatregelen getroffen. Uiteindelijk heeft verdachte er zelfs een televisieprogramma bij betrokken. Dat heeft geleid tot veel media-aandacht, waar ook [slachtoffer 1 (voornaam)] veel last van heeft gehad. De valse aangiftes van verdachte hebben politie en justitie veel capaciteit gekost, die niet kon worden ingezet voor echte meldingen.
De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat zij, nadat [slachtoffer 1 (voornaam)] zijn onverdiende straf had uitgezeten, wederom valse aangiftes is gaan doen tegen [slachtoffer 1 (voornaam)] , waarna [slachtoffer 1 (voornaam)] ook het voorwaardelijk opgelegde strafdeel moest uitzitten, vervangende hechtenis heeft moeten ondergaan en verdachte het risico nam dat [slachtoffer 1 (voornaam)] nogmaals een lange detentieperiode of zelfs TBS in rechte opgelegd zou krijgen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister (het strafblad) van 13 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De rechtbank ziet verdachte dan ook als
first offender.
Over verdachte is op 22 december 2023 een persoonlijkheidsrapportage (Pro Justitia) opgesteld door [D] (GZ-psycholoog). In dit rapport is vastgesteld dat verdachte lijdt aan een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, obsessief-compulsieve en histrionische trekken en een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Ook ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was verdachte lijdende aan deze stoornissen en dit beïnvloedde haar gedragskeuzes. Door de persoonlijkheidsstoornis beschikt verdachte over onvoldoende adequate copingsvaardingheden en over onvoldoende vaardigheden om op adequate wijze aandacht te vragen. Daarnaast ontbreekt het verdachte aan empathie en dit heeft in onderhavige zaak bijgedragen aan het tot stand komen van de feiten. Geadviseerd wordt om de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rapporteur schat de kans op recidive in op matig. Gezien het recidiverisico adviseert de rapporteur een ambulante behandeling binnen een forensische polikliniek.
Uit het reclasseringsadvies van 27 maart 2024, opgesteld door [E] , blijkt dat de reclassering zich aansluit bij de conclusies van het NIFP. Het daderschap is op dit moment nog onderbelicht in de behandeling, aangezien verdachte het slachtofferschap in combinatie met haar medische gesteldheid in de huidige behandeling op de voorgrond plaatst. Binnen een forensische behandeling wordt betrokkene geconfronteerd met haar eigen delictgedrag en leert zij verantwoordelijkheden te nemen ten aanzien van haar gedrag richting andere mensen. In het advies wordt een deels voorwaardelijke straf geadviseerd met de bijzondere voorwaarden: (I) een meldplicht bij de reclassering en (II) een ambulante behandeling.
De rechtbank neemt de conclusies van het NIFP en de reclassering over en maakt deze tot de hare. De rechtbank plaatst echter wel enkele vraagtekens bij het ingeschatte recidiverisico door de deskundige gelet op het navolgende. Verdachte heeft in 2017 verschillende valse aangiftes gedaan waardoor [slachtoffer 1 (voornaam)] veroordeeld is op 5 maart 2019. Toen hij vrijkwam is verdachte vrijwel meteen verdergegaan met het doen van valse aangiftes tegen [slachtoffer 1 (voornaam)] , over een periode van meer dan een jaar. Uit het dossier blijkt verder dat verdachte op 28 maart 2019 aangifte heeft gedaan tegen de nieuwe partner van de vader van een vriendin, [F] . In deze aangifte heeft verdachte verklaard dat zij vanaf 6 maart 2019, dus een dag ná de veroordeling van [slachtoffer 1 (voornaam)] , lastiggevallen zou worden met anonieme sms’jes van (mogelijk) de nieuwe partner van de vader van [F] . De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat destijds de historische verkeersgegevens niet zijn opgevraagd, dus dat niet meer aan te tonen is dat in deze zaak ook sprake zou zijn van
spoofing. Doordat de berichten van de stiefmoeder van [F] dezelfde spelfouten bevatten als de berichten die verdachte in naam van [slachtoffer 1 (voornaam)] heeft verzonden, is het vermoeden dat verdachte ook achter de berichten van de stiefmoeder van [F] zit. Verdachte heeft op zitting op vragen hierover geen antwoord kunnen geven.
Dit baart de rechtbank zorgen en onderstreept de noodzaak voor behandeling en een langere proeftijd voor het voorwaardelijke deel van de nader te noemen straf.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Het voorstel van de verdediging om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld hulpverlening en eventueel in combinatie met een werkstraf op te leggen, is naar het oordeel van de rechtbank niet passend in deze zaak. De rechtbank constateert dat verdachte kwetsbaar is, zowel psychisch als fysiek. Verdachte zei op zitting zelfs dat zij dusdanig kwetsbaar was dat zij door haar psychische problematiek eigenlijk niet in staat was om anders te handelen dan zij heeft gedaan. Maar daarvoor ziet de rechtbank geen onderbouwing, en daar gaat de rechtbank ook niet vanuit. De deskundige concludeert immers dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar niet volledig. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de zaak te ernstig is om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft over een langere periode stelselmatig de keuze gemaakt om valse aangiftes en meldingen te doen. Zelfs de detentie van [slachtoffer 1 (voornaam)] heeft haar niet doen stoppen. De gevolgen voor [slachtoffer 1 (voornaam)] zijn immens geweest. Ook uit het oogpunt van vergelding dient aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd te worden.
De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte, gelet op het advies van de deskundigen en haar eigen indruk van de persoon van verdachte, behandeld wordt. Ook verdachte wil dit graag. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de kwetsbaarheid van verdachte en het feit dat zij daardoor verminderd toerekeningsvatbaar is. Als verdachte volledig toerekeningsvatbaar was geweest, was de rechtbank tot oplegging van een aanzienlijk langere gevangenisstraf gekomen dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd. De kwetsbaarheid en verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte zijn voor de rechtbank echter redenen om de straf op te leggen die de officier van justitie heeft gevorderd. Daarin is volgens de rechtbank voldoende rekening gehouden met de kwetsbaarheid en verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles overwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet,
Oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank legt aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht op, inhoudende een contactverbod voor de duur van vijf jaren.
Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de heer [slachtoffer 1] (geboren op [1968] ), slachtoffer in de onderhavige zaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Een uitzondering op het contactverbod kan worden gemaakt met tussenkomst van de reclassering, voor een eventueel mediationtraject.
Indien niet aan de maatregel wordt voldaan zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet is voldaan, met een maximum van een totaal van 6 maanden (180 dagen).
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 25.400,00. Dit bedrag bestaat uit € 400,00 materiële schade en € 25.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft naar aanleiding van de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van verdachte gevraagd om de vordering van de materiële schade niet ontvankelijk te verklaren.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering toe te wijzen voor zover deze ziet op de gevraagde immateriële schade. De officier van justitie heeft verzocht om de vordering niet ontvankelijk te verklaren voor zover deze ziet op de gevraagde materiële schade omdat na verwijzing door de Hoge Raad in de procedure tegen [slachtoffer 1 (voornaam)] nog niet in rechte is vastgesteld dat hij onterecht heeft vastgezeten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het bedrag van de immateriële schade te matigen. Naar alle verwachting zal de benadeelde partij door het Gerechtshof Den Bosch in de nabije toekomst worden vrijgesproken. Hij kan dan een procedure starten voor een schadevergoeding wegens onterecht ondergane detentie. Gelet op de duur van zijn detentie is dit op zijn minst ruim €38.000,00. Hoewel het terecht is dat de benadeelde een schadevergoeding toekomt, dient de rechtbank dit niet dubbelop toe te kennen. Wat de materiële schade betreft heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte het bedrag van € 400,- ten onrechte heeft gekregen, maar dat het beter is om het Hof Den Bosch hierover te laten beslissen, en die post daarom af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De benadeelde is in zijn eer en goede naam geschaad en op andere wijze in zijn persoon aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de gevraagde immateriële schade billijk is en dat er geen sprake is van een dubbele schadevergoeding als hij door de Staat wordt gecompenseerd voor de ondergane detentie. De benadeelde partij heeft naast de detentie die hij heeft moeten ondergaan, nog 21 dagen vervangende hechtenis uitgezeten.
Daarnaast is het verplichte verblijf op diverse forensische afdelingen en klinieken een vorm van vrijheidsbeneming geweest die bovendien gepaard ging met verplichte observatie. Ook is de benadeelde partij, die als psychiatrisch patiënt al kwetsbaar was, tegen zijn wil de media ingetrokken. Daardoor is zijn naam beschadigd.
De geleden materiële schade, de schadevergoeding die de benadeelde partij heeft betaald aan verdachte, zal gelet op de standpunten van de benadeelde partij, officier van justitie en de raadsman niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering tot het bedrag van € 25.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente tot de dag van volledige betaling. Als ingangsdatum voor de wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding, zal – nu de strafbare feiten zich over een lange periode hebben afgespeeld – een datum halverwege de pleegperiode worden bepaald, te weten op 13 oktober 2019.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 160 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 188, 231b, 261 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat
van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van drie (3) jarenvast;
Algemene voorwaarden
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het
nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14e, zesde lid,
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich
melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk
acht, daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [instelling 2] op het adres [adres 2] te [plaats 10] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hierbij volgt de verdachte de aanwijzingen op die haar door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet in andere voorwaarden reeds genoemd. Binnen het toezicht zullen (sub)doelen geformuleerd worden waar verdachte aan zal moeten werken deze te behalen;
* zich laat behandelen door [instelling 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren;
- beveelt dat verdachte
 zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] (geboren op [1968] ). Een uitzondering op het contactverbod kan worden gemaakt met tussenkomst van de reclassering, voor een eventueel mediationtraject;
- beveelt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door twee weken hechtenis met een maximum van 6 maanden (180 dagen);
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 25.000,00;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 25.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 160 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1zij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 16 juni 2020 tot en
met 30 juni 2021 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of
[plaats 7] , althans in Nederland
aangifte en/of klacht heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd,
door (telkens) aldaar en ten overstaan van een of meerdere
opsporingsambtena(a)r(en) van de politie, opzettelijk en in strijd met de waarheid
(een) verklaring(en) af te leggen, inhoudende dat zij, verdachte,
- in of omstreeks de periode van 9 mei 2021 tot en met 14 mei 2021 is belaagd,
bedreigd, beledigd en/of gediscrimineerd door [slachtoffer 1]
(PL0900-2021149038-3), en/of
- op of omstreeks 15 juni 2020 is bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2020275153
/ PL0900-2021387315) en/of
- op of omstreeks 22 september 2020 is bedreigd door [slachtoffer 1]
(PL0600-2020452040 / PL0900-2021391348) en/of
- in of omstreeks de periode van 13 november 2020 tot en met 26 november 2020 is
bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2020586071 / PL0900-2021391350) en/of
- op of omstreeks 1 juni 2021 is bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2021247223
/PL0900-2021391351) en/of
- op of omstreeks 15 juni 2021 is bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2021300458
/ PL0900-2021391353)
wetende dat dat/die strafbare feit(en) niet is/zijn gepleegd;
Feit 2zij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 15 juni 2020 tot en
met 26 oktober 2021, te [plaats 3] , althans in Nederland
opzettelijk en wederrechtelijk
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander te weten [slachtoffer 1] heeft gebruikt door:
- via een communicatiedienst, te weten [onderneming 2] , althans via het internet, één of
meerdere (SMS)berichten te sturen als zijnde en/of uit naam van [slachtoffer 1]
en/of het te laten lijken alsof voornoemde (SMS)berichten afkomstig waren van één
of meerdere telefoonnummers die in gebruik waren bij voornoemde [slachtoffer 1]
en/of
- één of meerdere accounts en/of profielen aan te maken op Facebook en/of
Instagram, als zijnde aangemaakt door die [slachtoffer 1] en/of op dat/die
account(s) één of meerdere berichten te posten uit naam van die [slachtoffer 1]
met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de
ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Feit 3zij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 15 juni 2021 tot en
met 20 oktober 2021 te [plaats 3] , althans in Nederland geschriften, die bestemd waren
om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
door
- op of omstreeks 15 juni 2021, een kaart, met een beledigende en/of dreigende
tekst, valselijk op te maken, zijnde een geschrift dat moest doorgaan voor een
geschrift van voornoemde [slachtoffer 1] , althans van een ander dan van verdachte
en/of
- op of omstreeks 20 oktober 2021, een brief met dreigende tekst (in combinatie met
een mes) valselijk op te maken, zijnde een geschrift dat moest doorgaan voor een
geschrift van voornoemde [slachtoffer 1] , althans van een ander dan van verdachte
met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
Feit 4zij in of omstreeks de periode van 15 juni 2020 tot en met 26 oktober 2021 te [plaats 3]
en/of [plaats 1] , althans in Nederland opzettelijk de eer en/of goede naam van
[slachtoffer 1] heeft aangerand
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door:
- [B] en/of (meerdere) medeweker(s) van het televisieprogramma ' [televisieprogramma]
[televisieprogramma] ' en/of
- [C] , senior rechercheur van [onderneming 1] en/of
- haar, verdachtes, leidinggevende(n), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het
[ziekenhuis] (locatie [plaats 1] ) en/of
- (via voornoemde leidinggevende(n) ) directe collega('s) van het [ziekenhuis]
(locatie [plaats 1] ) en/of
- (buurman) [A] en/of
- familieleden en/of vrienden
(telkens) - zakelijk weergegeven - mede te delen dat voornoemde [slachtoffer 1] zich
(opnieuw) schuldig zou maken aan het (meermalen) bedreigen en/of beledigen van
verdachte en/of overtreden van het contactverbod en/of dat zij, verdachte, wordt
belaagd door voornoemde [slachtoffer 1]
terwijl verdachte wist dat dit/deze ten laste gelegde feit(en) in strijd met de
waarheid was/waren;
Feit 5zij in of omstreeks de periode van 4 mei 2021 tot en met 20 mei 2021 te [plaats 1] ,
althans in Nederland
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meerdere medewerker(s) die werkzaam
is/zijn op de afdeling [afdeling] van [ziekenhuis] (locatie [plaats 1] ) te [plaats 1]
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of enig
misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen
is ontstaan,
door:
- een of meermalen te bellen naar voornoemde afdeling [afdeling] en (zich
voordoend als [slachtoffer 1] ) en daarbij de woorden te uiten “Wie is je baas, die
ga ik ook vermoorden" en/of “Ik kom de afdeling op met een mes" en/of "Ik kom de
afdeling op met een pistool", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en/of
- een dreigende sfeer te creëeren op de werkvloer door (dergelijke en/of
andersoortige) dreigende en/of vreesaanjagende en/of alarmerende berichten door
te sturen en/of te laten zien aan voornoemde perso(o)n(en)) met (onder meer) als
inhoud:
"Ik wacht je op. Ik heb je auto gezien. je gaat dood vanavond. Ik weet je afdeling.
Kutcollega's. Pistool bij me. je gaat er aan. [slachtoffer 1 (voornaam)] " en/of "Je gaat eraan hoer. Ik sta nu
bij het ziekenhuis. Trut ik ga je zoeken. [slachtoffer 1 (voornaam)] " en/of " [verdachte (voornaam)] pas maar op. Ik weet
waar je werkt dankzij je Kutcollega's. Ik ben in je buurt en je komt niet levend
buiten. pistool bij me. Dood aan zwarten. [slachtoffer 1 (voornaam)] " en/of "help me dan ik weet dat je
aan het werk bent. ik wil hulp van jou. Ik ga zo geholpen worden als ik benauwd ben
en op jouw longzaal kom. Dan ga ik je doodmaken", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of daar (ook) bij de politie aangifte van te doen;
Feit 6zij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 13 oktober 2017 tot
en met 1 november 2017 te [plaats 5] en/of [plaats 6] (gemeente [gemeente] ), althans
in Nederland
aangifte en/of klacht heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd,
door (telkens) aldaar en ten overstaan van een of meerdere
opsporingsambtena(a)r(en) van de politie, opzettelijk en in strijd met de waarheid
(een) verklaring(en) af te leggen, inhoudende dat zij, verdachte,
- in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 13 oktober 2017 is
beledigd en/of bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017474306-1) en/of
- in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 18 oktober 2017 is
belaagd en/of bedreigd door [slachtoffer 1] (PL1100-2017215413-1) en/of
- in of omstreeks de periode van 18 oktober 2017 tot en met 22 oktober 2017 is
belaagd en/of bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017474306-6) en/of
- in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 18 oktober 2017 is
belaagd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017507525-1) en/of
- in of omstreeks de periode van 18 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2017 is
belaagd en/of bedreigd door [slachtoffer 1] (PL0600-2017474306-10) en/of
- in of omstreeks de periode van 13 oktober 2017 tot en met 1 november 2017
(tevens) is beledigd en/of gediscrimineerd door [slachtoffer 1]
(PL0600-2017474306-24) en/of
wetende dat dat/die strafbare feit(en) niet is/zijn gepleegd;
Feit 7zij in of omstreeks 29 september 2017 tot en met 1 november 2017 te [plaats 3] ,
[plaats 8] en/of [plaats 9] , althans in Nederland
opzettelijk en wederrechtelijk
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander te weten [slachtoffer 1] heeft gebruikt door:
- via een communicatiedienst, althans via het internet ( [website] ), één
of meerdere (SMS)berichten te sturen als zijnde en/of uit naam van [slachtoffer 1]
en/of het te laten lijken alsof voornoemde (SMS)berichten afkomstig waren van één
of meerdere telefoonnummers die in gebruik waren bij voornoemde [slachtoffer 1]
en/of
- één of meerdere accounts en/of profielen aan te maken op social mediakanalen
(waaronder Facebook en/of Instagram), als zijnde aangemaakt door die [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en op die account één of meerdere berichten te posten uit naam van die
[slachtoffer 1]
met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de
ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 december 2022, dossiernummer PL0900-2021388216, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 520. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 26 april 2024, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Pagina 313-320.
4.Pagina 361-387.
5.Pagina 255-256.
6.Pagina 269-270.
7.Pagina 271-273.
8.Pagina 13-16.
9.Pagina 298-299.
10.Pagina 308-309.
11.Pagina 57-66.
12.Pagina 302-303.
13.Pagina 131-132.
14.Pagina 134.
15.Pagina 15.
16.Pagina 376.
17.Pagina 378.
18.Pagina 379.
19.Pagina 380.
20.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 26 april 2024, inhoudende de verklaring van verdachte.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 januari 2023, dossiernummer PL0600-2022487793 ( [..] ), opgemaakt door politie Eenheid Oost-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 118, doorgenummerd 1 tot en met 67 (aanvullend PV) en doorgenummerd 1 tot en met 7 (aanvullend PV verhoor verdachte). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Pagina 4-5, aanvullend PV verhoor verdachte.
23.Pagina 37-39.
24.Pagina 10-12, aanvullend PV.
25.Pagina 20-21, aanvullend PV.
26.Pagina 42, aanvullend PV.
27.Pagina 35-36, aanvullend PV.
28.Pagina 45-47, aanvullend PV.
29.Pagina 64-65, aanvullend PV.
30.Pagina 75.