ECLI:NL:RBMNE:2024:3081

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
16.00678.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met gevangenisstraf

Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 december 2023 te Rhenen een woninginbraak heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de benadeelde partij, die meldde dat er diverse waardevolle goederen, waaronder portemonnees, horloges en sieraden, uit zijn woning waren gestolen. De rechtbank heeft de herkenningen van de verdachte door verbalisanten als bewijs gebruikt. Tijdens de terechtzitting op 15 april 2024 heeft de officier van justitie, mr. N. Schipper, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.N.A. Brouns, pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die twijfels uitte over de kwaliteit van de camerabeelden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in een woning door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die materiële schade van € 303,41 vorderde, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, maar deze zal opnieuw worden opgelegd na de uitspraak, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.006785.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] te [plaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, alsmede de benadeelde partij, [benadeelde] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 17 december 2023 te Rhenen heeft ingebroken in een woning en uit deze woning onder meer portemonnees, pasjeshouders, horloges, sieraden, manchetknopen en gebaksvorkjes van [benadeelde] heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te beoordelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van het ten laste gelegde vrij te spreken. Er is volgens haar geen concreet bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak. De herkenningen door verbalisanten van verdachte op de camerabeelden, zijn onvoldoende betrouwbaar. De beelden zijn van onvoldoende kwaliteit en op de beelden zijn onvoldoende identificerende kenmerken te zien. Weliswaar is te zien dat de inbreker een jas droeg die gelijk is aan een jas die bij verdachte thuis is aangetroffen, maar het bezit van deze jas is onvoldoende onderscheidend. Veel leeftijdgenoten van verdachte dragen deze jas. Ten slotte zijn op de plaats delict schoensporen aangetroffen van een andere afmeting dan de schoenen die bij verdachte thuis zijn aangetroffen. Dat is een contra-indicatie voor zijn betrokkenheid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde woninginbraak heeft gepleegd. Zij gebruikt daarvoor de volgende bewijsmiddelen. [1]
Bewijsmiddelen
Aangever [benadeelde] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben woonachtig in een woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] . Ik kijk regelmatig op de camera's die in mijn woning staan via mijn mobiel. Ik zag dat er op 17 december 2023 om 06:34 uur een voor mij onbekende man in mijn woning liep. [2]
Vooralsnog blijkt het volgende te zijn weggenomen:
Een leren portemonnee waar ook ongeveer 50 euro in zat.
Een bruine leren portemonnee.
Een leren pasjeshouder van mijn vrouw en een van mij, inclusief de pasjes.
Esprit heren horloge.
Nog een horloge, een zilveren dames horloge met een zilverkleurige schakelband.
Een leren beautycase. Hierin zat een horloge van het merk Longines, een zilveren ring met een stuk of 25 diamantjes, 5 paar zilveren oorbellen, een gouden ketting met een hanger in de vorm van een uiltje, een zilveren ketting van het merk Swarovski, 2 manchetknopen van het merk Profuomo, en diverse andere kettingen en armbanden en een dasspeld.
Vanuit mijn nachtkastje is mijn horloge van Longines weggenomen.
Dit zijn de goederen die wij tot nu toe missen. Er is braakschade. [3]
Aangever [benadeelde] heeft aanvullend – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik kwam er later achter dat er ook een waszak weggenomen was en een doosje met gebaksvorkjes. [4]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 1 december 2023 (
de rechtbank begrijpt: 17 december 2023) kregen wij de opdracht te gaan naar de [adres 2] te [plaats] . Aan de achterzijde van de woning zag ik dat de keukendeur helemaal open stond. Ik zag dat twee raamboompjes die op de deur gemonteerd waren open stonden. Verder zag ik dat de sleutel aan de binnenzijde in het cilinderslot zat. Voorts zag ik dat een dubbelglasruit van een openslaand raam aan de achterzijde van
de woonkamer kapot was. Zowel buiten, nabij het kozijn, als binnen in de woonkamer
zag ik een groot aantal stukken glas verspreid liggen. In de woonkamer zag ik op de
vloer twee grote rechthoekige stenen liggen. Ik zag dat een deel van het stenen
terras in de achtertuin gemaakt was van een zelfde soort stenen. Ik zag dat de twee
raamboompjes van het openslaande raam open stonden. Gelet op het bovenstaande leek het erop dat de dader de dubbelglasruit ingegooid heeft met de twee rechthoekige stenen en vervolgens de raamboompjes van het openslaande raam geopend heeft om zo de woning binnen te gaan. Vermoedelijk heeft de dader de woning weer verlaten via de keuken deur. [5]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Van de woninginbraak op de [adres 2] (
de rechtbank begrijpt: [adres 2]) te [plaats] op 17 december 2023 waren camerabeelden vanuit de woning. Ik keek deze beelden uit. De persoon op de beelden herken ik als verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1989 (34) te [geboorteplaats] (Nederland).
Verdachte is ambtshalve bekend bij mij. Regelmatig ben ik in aanraking gekomen met betrokken [verdachte] . Onder andere tijdens mijn werkzaamheden als wijkagent in Rhenen. Ik herken de verdachte op de beelden aan zijn gezicht. Het betreft een honderd
procent herkenning en geen enkele twijfel. [6]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Er is op 17 december 2023 ingebroken aan de [adres 2] te [plaats] . Er hangt een aantal beveiligingscamera's in de woning en deze camera's hebben de verdachte geregistreerd. De enige persoon in beeld herken ik als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] . Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als de persoon die ik meerdere keren heb gecontroleerd en gesproken. Ik (her)ken de persoon door-en-door en ken de onderscheidende kenmerken. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken de persoon aan z'n postuur en z'n manier van lopen.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Ik herken de persoon aan zijn haardracht aan de zijkant van het petje. Daarnaast is
mij ambtshalve bekend dat de persoon vaak een petje draagt. [7] Ook is mij bekend dat de persoon een jas van het merk Moose Knuckle bezit zoals gedragen op de camerabeelden. Daarnaast herken ik de persoon aan zijn ingevallen wangen en de blik in zijn ogen. Ik herkende hem onmiddellijk. Over zijn (mogelijke) identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. [8]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 17 december 2023 kreeg ik via camerabeelden naar aanleiding van een woninginbraak een aandachtsvestiging. Daarin werd de herkenning van een persoon gevraagd. Het lange slanke postuur van de verdachte, de manier van lopen en het ingevallen gezicht maakt dat ik hem herken. Ambtshalve heb ik de verdachte meerdere malen gecontroleerd en gesproken. De persoon herken ik als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] . Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als in de afgelopen 3 jaar heb ik de verdachte meerdere malen gecontroleerd en gesproken naar aanleiding van incidenten. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Zijn lange slanke postuur, ingevallen gezicht, zijn houding en manier van lopen/bewegen. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: Ingevallen gezicht, diepliggende ogen. Ik herkende hem onmiddellijk. Over zijn (mogelijke) identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. [9]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 8 januari 2024 bevonden wij ons in de woning aan de [adres 1] in [plaats] . Wij waren daar om verdachte [verdachte] aan te houden buiten heterdaad. Wij zagen dat de verdachte de jas van de bank pakte. Wij hoorden dat hij zei dat hij zijn jas maar meenam. Ik zag dat de jas van het merk Moose Knuckles was. Ik herkende dit aan het merkteken op de linkermouw. Ik zag dat het merk jas overeenkwam met het merk wat op de still van de camerabeelden stond. [10]
Bewijsoverwegingen
De herkenningen van verdachte door verbalisanten vormen het belangrijkste bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak. De rechtbank is van oordeel dat deze herkenningen betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken. Daarvoor is in de eerste plaats de kwaliteit van de videobeelden waarop de herkenningen zijn gebaseerd, van belang. De beelden maken deel uit van het procesdossier en zijn door de rechtbank bekeken. De rechtbank stelt vast dat op de videobeelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Zo zijn de lichaamshouding, manier van bewegen, diverse gezichtskenmerken en het postuur van de inbreker zichtbaar. De kwaliteit van de beelden is daarmee voldoende om een herkenning op te baseren.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van videobeelden is daarnaast van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien. De verbalisanten die de herkenningen hebben gedaan, relateren dat zij meermalen met verdachte in contact zijn geweest. Eén van die verbalisanten heeft zelfs verklaard dat hij verdachte door en door kent. Het gaat hier dus niet om een herkenning op basis van uitsluitend een politiefoto, maar op basis van kennis die is ontstaan tijdens ontmoetingen met verdachte. Daarbij komt dat twee verbalisanten verdachte herkennen op basis van een totaalbeeld en niet alleen op basis van individuele kenmerken. Ten slotte acht de rechtbank van belang dat de verbalisanten verdachte direct herkennen en dat zij niet van te voren over de mogelijke betrokkenheid van verdachte zijn geïnformeerd.
Dat verdachte dezelfde jas heeft als de persoon op de beelden van de woninginbraak, draagt bij aan het bewijs. Dat het geen onderscheidende jas is, doet hier niet aan af. De rechtbank wijst daartoe op het ondersteunende karakter van dit bewijsmiddel.
Dat op de plaats delict dader gerelateerde schoensporen zijn aangetroffen van een andere afmeting dan de schoenen die verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg, wil ten slotte niet zeggen dat die dader gerelateerde schoensporen niet van verdachte kunnen zijn. De rechtbank ziet in deze omstandigheid dan ook geen reden om de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak in twijfel te trekken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 17 december 2023 te [plaats] in een woning, gelegen aan de
[adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- diverse portemonnees met pasjes en/of geldbedragen en
- twee pasjeshouders met pasjes en
- diverse horloges en
- diverse sieraden en
- een beautycase en
- twee manchetknopen en
- een dasspeld en
- een waszak en
- een doosje met gebaksvorkjes,
die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen
met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
door middel van braak en inklimming.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal in een woning door iemand de zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest;
- opheffing van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring heeft de verdediging verzocht een straf op te leggen die niet langer is dan de duur van de voorlopige hechtenis. Dat betekent ook dat de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. In het verleden is verdachte weliswaar veelvuldig in aanraking gekomen met politie en justitie, maar de laatste jaren is hij de goede weg ingeslagen. Zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit afgelopen najaar, was een uitzondering. Daarbij komt dat hij sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis de zorg voor zijn zieke vader op zich heeft genomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Hij heeft hierdoor schade en overlast veroorzaakt en geen respect getoond voor het eigendomsrecht van anderen. Het is een vervelend feit waarmee hij heeft bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Uit de slachtofferverklaring, die als bijlage 3 is gevoegd bij het verzoek tot schadevergoeding, blijkt dat in deze zaak niet alleen sprake is van financieel nadeel, maar dat de inbraak ook emotionele gevolgen heeft gehad voor de bewoners van de woning. De kinderen voelden zich niet meer veilig en er zijn horloges en sieraden met een grote emotionele waarde weggenomen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen financiële gewin kennelijk belangrijker vond dan deze gevolgen.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 10 januari 2024 laat zien dat hij in het verleden vaak in aanraking is gekomen met politie en justitie. Regelmatig is hij daarbij veroordeeld voor vermogensfeiten. In verband met de vele veroordelingen is in 2016 de ISD-maatregel aan verdachte opgelegd. Daarna is hij in oktober 2023 door de politierechter nog onherroepelijk veroordeeld voor diefstal door middel van braak. Dat verdachte tussen de ISD-maatregel en de recente veroordeling in oktober 2023 een periode niet is veroordeeld voor een strafbaar feit, betekent niet dat die laatste veroordeling niet van invloed is op de strafmaat. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van relevante recidive.
In het rapport van de reclassering van 21 maart 2024 staat dat bij verdachte sprake is van een hardnekkig nauwelijks te doorbreken delictpatroon van voornamelijk vermogensfeiten. Daarnaast heeft hij in zijn woonomgeving voor veel overlast gezorgd. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Verdachte wil ook geen hulp van de reclassering. Dat hij wel hulp accepteert van de gemeente en de gemeente zich ook sterk maakt om verdachte geplaatst te krijgen in een beschermde woonvorm is een positieve ontwikkeling, maar geen omstandigheid waarmee de rechtbank rekening houdt bij haar strafoplegging.
Straf
De rechtbank kijkt als uitgangspunt voor het bepalen van de straf naar de oriëntatiepunten van het LOVS. Het oriëntatiepunt voor een woninginbraak is in geval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank ziet gelet op al het voorgaande geen reden om van dat oriëntatiepunt af te wijken. De door de officier van justitie gevorderde straf acht zij dan ook passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst tot aan het moment van deze uitspraak. Omdat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf langer is dan de duur die verdachte in voorarrest heeft gezeten, ziet de rechtbank geen reden om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen. De reden om eerder tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan was gelegen in de acute medische situatie van de vader van verdachte. In die acute medische situatie heeft verdachte de zorg voor zijn vader op zich genomen. Niet gebleken is dat de medische situatie nog steeds zo acuut is, dat de belangenafweging opnieuw in het voordeel van verdachte moet uitvallen. De rechtbank is van oordeel dat het strafvorderlijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis op dit moment zwaarder weegt. Dat verdachte in de thuissituatie nog altijd voor zijn vader zorgt, maakt dat niet anders. Dit betekent dat verdachte vanaf het moment van de uitspraak weer in hechtenis zal moeten worden genomen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 322,02. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring heeft de verdediging zich ook niet tegen de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij verzet.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 303,41 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 303,41, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft een verzoek tot vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van de zitting ter hoogte van € 18,61 ingediend. Deze reiskosten komen als proceskosten voor vergoeding in aanmerking, aangezien de benadeelde partij zich op de zitting niet heeft laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De rechtbank wijst deze vergoeding voor proceskosten dan ook toe.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 303,41;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 18,61;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 303,41 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft de voorlopige hechtenis op met ingang van het moment dat de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en H.M. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2024.
Mrs. Blanke en Vos zijn niet in staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [plaats] ,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de
[adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- diverse portemonnees met pasjes en/of geldbedragen en/of
- twee pasjeshouders met pasjes en/of
- diverse horloges en/of
- diverse sieraden en/of
- een beautycase en/of
- twee manchetknopen en/of
- een dasspeld en/of
- een waszak en/of
- een doosje met gebaksvorkjes,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de door de politie, Eenheid Midden-Nederland, opgemaakte en doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer PL0900-2023384492 d.d. 20 februari 2024 (pagina’s 1 t/m 148). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 december 2023, pag. 33
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 december 2023, pag. 34
4.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 6 januari 2024, pag. 39
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2024 pag. 41
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2024 pag. 82
7.Proces-verbaal herkenning persoon door een opsporingsambtenaar d.d. 17 december 2023, pag. 84
8.Proces-verbaal herkenning persoon door een opsporingsambtenaar d.d. 17 december 2023, pag. 85
9.Proces-verbaal herkenning persoon door een opsporingsambtenaar d.d. 17 december 2023, pag. 90
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2024, pag. 103