ECLI:NL:RBMNE:2024:3074

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
16/034109-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het onttrekken aan het ouderlijk gezag van twee minderjarigen na zelfweglopen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het onttrekken van twee minderjarigen aan het wettig gezag. De minderjarigen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waren op 8 november 2022 zelf van huis weggelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte en zijn medeverdachte een beslissende invloed hebben gehad op de voortduring van de scheiding tussen de minderjarigen en hun ouders. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte opzettelijk had bijgedragen aan de onttrekking, maar de rechtbank oordeelde dat de minderjarigen zelf het initiatief hadden genomen om weg te blijven van huis, voornamelijk uit schaamte na een eerdere aanhouding voor winkeldiefstal. De rechtbank heeft de wisselende verklaringen van de minderjarigen kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor hun beslissing om weg te blijven. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens is de benadeelde partij, [slachtoffer 2], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde is vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op de vordering, tot op heden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/034109-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2024 (pro forma), 11 april 2024 (inhoudelijke behandeling) en 2 mei 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.R. Ilahibaks, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 2] , vertegenwoordigd door [A] , en haar raadsman, mr. R. van den Berg, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 8 november 2022 te [plaats 1] , tezamen met een ander, opzettelijk de minderjarigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft onttrokken aan het wettig over hen gestelde gezag.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte wist dat de slachtoffers minderjarig waren en heeft willens en wetens in beslissende mate bijgedragen aan de voortduring van de scheiding tussen de minderjarigen en hun ouders.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte heeft bijgedragen aan de voortduring van de onttrekking aan het ouderlijk gezag. De slachtoffers hebben zelf het initiatief genomen om van huis weg te lopen en wilden niet terug naar huis. Ook zonder de invloed van verdachte en/of zijn medeverdachte waren zij zich blijven onttrekken aan het ouderlijk gezag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt uit het dossier vast dat de slachtoffers [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1 (voornaam)] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2 (voornaam)] ), destijds 16 en 15 jaar oud, op 8 november 2022 zelf zijn weggelopen van hun ouderlijk huis. In deze situatie is voor een bewezenverklaring van artikel 279, eerste lid, Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag, vereist dat verdachte een beslissende invloed heeft gehad op de voortdurende scheiding tussen de minderjarigen en hun met het gezag belaste ouders.
[slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] hebben wisselende verklaringen afgelegd over wat er op 8 november 2022 precies zou zijn gebeurd. Dit is reden voor de rechtbank om terughoudend met deze verklaringen om te gaan en deze te toetsen aan de overige inhoud van het strafdossier. De rechtbank overweegt tegen deze achtergrond als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting maakt de rechtbank op dat de directe aanleiding voor het weglopen van huis door [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] was dat zij op 7 november 2022 voor een winkeldiefstal waren aangehouden door de politie. Hun schaamte, naar familie en schoolgenoten, was hiervoor de belangrijkste beweegreden. De volgende dag, op 8 november 2022 kwamen zij in contact met verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna afzonderlijk: [medeverdachte] of medeverdachte), die zij van school dan wel uit de schoolomgeving kenden. Verdachte en medeverdachte namen hen, aan het begin van de avond, mee naar het [hotel] in [plaats 1] . Daar boekte medeverdachte een kamer, waar [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] enige tijd met verdachten verbleven. De moeder van [slachtoffer 2 (voornaam)] kwam op de hoogte van hun verblijf in het hotel via anderen en schakelde vervolgens de politie in. Rond 20.45 uur kwam de politie ter plaatse. De politie trof verdachten aan buiten het hotel en [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] in een lift van het hotel.
De officier van justitie benoemt twee concrete omstandigheden waaruit zou volgen dat verdachten een beslissende invloed hadden op de voortdurende scheiding tussen [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] en hun ouders. Ten eerste dwongen verdachten [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] in het hotel hun telefoons uit te zetten en verboden zij hen contact op te nemen met hun ouders. In de tweede plaats droegen zij hen op de hotelkamer te verlaten toen de politie ter plaatse kwam.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gestelde omstandigheid dat [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] werden gedwongen om hun telefoons uit te zetten en hen werd verboden om contact op te nemen met hun ouders, buiten de wisselende verklaringen van [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] , geen steun vindt in het dossier. Integendeel: uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer 2 (voornaam)] blijkt juist dat zij gedurende de dag meerdere berichten van haar dochter ontving via Snapchat. [slachtoffer 2 (voornaam)] stond dus nog wel in contact met haar moeder. Dat de moeder van [slachtoffer 2 (voornaam)] op sommige momenten geen gehoor kreeg wanneer zij belde of appte, doet daar niet aan af en kan ook te maken hebben met de reden van het weglopen door [slachtoffer 2 (voornaam)] waardoor zij mogelijk zelf geen contact met haar ouders wenste. Daar komt bij dat [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] hun, in werking zijnde, telefoons in hun bezit hadden op het moment dat de politie ter plaatse kwam. De tweede door de officier van justitie benoemde omstandigheid (dat verdachte [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] telefonisch instrueerde om naar de hoogste etage van het hotel te gaan toen de politie arriveerde), is een bevestiging dat hun telefoons niet uit stonden, maar vindt wel steun in het dossier. Dat enkele gegeven vindt de rechtbank echter onvoldoende voor de conclusie dat verdachte en medeverdachte een beslissende invloed hebben gehad op het (tijdelijk) onbereikbaar en onvindbaar blijven van de minderjarigen. [slachtoffer 2 (voornaam)] en [slachtoffer 1 (voornaam)] hebben dat berichtje bovendien kennelijk genegeerd, aangezien zij met de lift naar beneden gingen toen de politie hen vond.
Dat verdachte en zijn medeverdachte een beslissende invloed hadden op het voorduren van de scheiding tussen [slachtoffer 2 (voornaam)] en [slachtoffer 1 (voornaam)] en hun ouders, kan ook niet gebaseerd worden op andere informatie in het dossier. De verklaring van de hotelreceptionist, de uitgekeken camerabeelden van het hotel en de onderzochte telefoons van zowel verdachten als de minderjarigen) bieden daarvoor geen steun.
Tot slot kent de rechtbank betekenis toe aan de hiervoor al geschetste achtergrond van het weglopen van de minderjarigen. Dat [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] vanwege andere redenen dan door toedoen van verdachten weg van huis bleven volgt al uit de door hen in het hotel afgelegde verklaringen. Omdat zij uit schaamte voor hun aanhouding voor de winkeldiefstal niet naar huis durfden, is goed denkbaar dat [slachtoffer 1 (voornaam)] en [slachtoffer 2 (voornaam)] (ook) zonder enige invloed van verdachten van huis wegbleven.
De rechtbank kan, gelet op al het voorgaande, niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte en zijn medeverdachte een beslissende invloed hebben gehad op de voortduring van de scheiding tussen de minderjarigen en hun ouders. De rechtbank zal verdachten daarom vrijspreken van het ten laste gelegde.

5.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken..
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op (een of meer tijdstippen in) of omstreeks 8 november 2022 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer minderjarigen, te weten:
- [slachtoffer 1] geboren op [2006] te [geboorteplaats 2] en/of
- [slachtoffer 2] geboren op [2007] te [geboorteplaats 2]
heeft onttrokken aan het wettig over hen/haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hen/haar uitoefende.