Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.VRIJSPRAAK
5.BENADEELDE PARTIJ
6.BESLISSING
spreekt verdachte daarvan vrij;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het onttrekken van twee minderjarigen aan het wettig gezag. De minderjarigen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waren op 8 november 2022 zelf van huis weggelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte en zijn medeverdachte een beslissende invloed hebben gehad op de voortduring van de scheiding tussen de minderjarigen en hun ouders. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte opzettelijk had bijgedragen aan de onttrekking, maar de rechtbank oordeelde dat de minderjarigen zelf het initiatief hadden genomen om weg te blijven van huis, voornamelijk uit schaamte na een eerdere aanhouding voor winkeldiefstal. De rechtbank heeft de wisselende verklaringen van de minderjarigen kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor hun beslissing om weg te blijven. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens is de benadeelde partij, [slachtoffer 2], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde is vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op de vordering, tot op heden begroot op nihil.