De beoordeling van het geschil
8. Tussen partijen is niet in geschil dat de hoogte van de hekwerken voldoet aan de maximale bouwhoogte van 20 meter.Het Inrichtingsplan maakt als Bijlage 1 onderdeel uit van de regels van het bestemmingsplan. Tussen partijen is niet in geschil dat de plaatsing van de aangevraagde hekwerken afwijkt van de inrichtingstekening die (als bijlage 1) hoort bij het Inrichtingsplan. Op de inrichtingstekening is een enkel hekwerk opgenomen tot halverwege het oostelijke deel van het perceel, net voorbij de parkeerplaats tot net voor de natuurzone.Volgens de bij de omgevingsvergunning behorende situatietekening zijn rondom de driving range ook aan de westzijde hekwerken geplaatst. Daarnaast loopt het hekwerk aan de oostzijde langer door dan is ingetekend op de inrichtingstekening.
9. Eiseres stelt dat het college de verleende omgevingsvergunning had moeten weigeren, omdat de plaatsing van de hekwerken niet conform de inrichtingstekening is en dus in strijd met artikel 13.2 van het bestemmingsplan is. Volgens eiseres geeft het Inrichtingsplan een compleet beeld van de wijze waarop het golfterrein wordt ingericht en mag er worden uitgegaan dat de inrichtingstekening weergeeft wat er gerealiseerd gaat worden. Daarbij wijst eiseres erop dat de commissie voor de bezwaarschriften in haar advies terecht heeft geconstateerd dat de driving range groter is dan wat in het Inrichtingsplan is weergegeven. Op de inrichtingstekening is de driving range kleiner ingetekend, waardoor er minder hekwerken nodig zijn om aan de randvoorwaarden te voldoen. Het college laat oogluikend toe dat de driving range groter wordt, waarmee ze de plaatsing van meer hekwerken verdedigen. Eiseres vindt dan ook dat het college zijn taak en rol heeft verzuimd om toe te zien dat de hekwerken conform de inrichtingstekening worden gerealiseerd.
10. In afwijking van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften stelt het college zich op het standpunt dat het Inrichtingsplan niet zodanig concreet en duidelijk is en verwijst daarvoor naar verschillende passages uit hoofdstuk 4 van het Inrichtingsplan, in het bijzonder paragraaf 4.2.6.2 van het Inrichtingsplan. Volgens het college wordt op de bij het Inrichtingsplan behorende inrichtingstekening weliswaar een indicatie gegeven van de plaatsing van de hekwerken, maar dit betekent niet dat dit de exacte locatie moet zijn en dit volledig is. Het Inrichtingsplan geeft indicaties weer van de terreininrichting zoals de golfbaan wordt aangelegd. Eiseres kan volgens het college niet de betekenis aan de inrichtingstekening ontlenen die zij wenst. Daarnaast stelt het college dat de plankaart geen bouwvlak aangeeft waarbinnen de hekwerken gesitueerd moeten worden.
Vergunninghoudster sluit zich in haar schriftelijke reactie aan bij het standpunt van het college.
11. De kern van de discussie is dus of het bouwplan ook aan het Inrichtingsplan getoetst had moeten worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft uiteen gezet of en hoe een inrichtingsplan als toetsingskader moet gelden voor omgevingsvergunningen voor de activiteit ‘bouwen’.Daarvoor gelden twee vereisten:
1. Het inrichtingsplan moet expliciet via de planregels tot onderdeel van de toetsingsnormen worden gemaakt;
2. Het inrichtingsplan moet voldoende concreet en duidelijk zijn.
12. De rechtbank zal deze vereisten hierna toepassen op het voorliggende geschil.
13. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 13.2, onder a, van het bestemmingsplan duidelijk volgt dat hoofdstuk 4 van het Inrichtingsplan en de daarbij als bijlage 1 behorende inrichtingstekening tot onderdeel van het toetsingskader voor de aanvraag om een omgevingsvergunning is gemaakt. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Of het inrichtingsplan in dit geval als toetsingsnorm uitwerkt, is echter afhankelijk van de inhoud ervan. De inhoud van het inrichtingsplan moet namelijk voldoende concreet en duidelijk zijn. Dat is het tweede vereiste.
14. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 13.2 van de planregels expliciet naar hoofdstuk 4 van het Inrichtingsplan wordt verwezen en niet naar de inrichtingstekening zoals deze als bijlage 1 bij het Inrichtingsplan is opgenomen. Partijen hebben naar verschillende passages uit het Inrichtingsplan verwezen ter onderbouwing van hun standpunt of de inhoud van het Inrichtingsplan voldoende concreet is om als toetsingsnorm te kunnen dienen. Hoofdstuk 4 vangt aan met de tekst “
In bijlage 1 is het ontwerp opgenomen van het golfterrein, inclusief de natuurzone. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste inrichtingselementen omschreven. Daarbij wordt aangegeven waar minimaal aan moet worden voldaan.”Weliswaar wordt in deze passage zoals eiseres stelt naar de inrichtingstekening met terreininrichting verwezen, echter is de invulling van de term ‘ontwerp’ voor meerderlei uitleg vatbaar. Daarnaast staat in deze passage dat bij de beschrijving van de belangrijkste inrichtingselementen in dit hoofdstuk wordt aangegeven waar het ‘minimaal’ aan moet voldoen. In paragraaf 4.2.6.2 - welke paragraaf gaat over het meubilair van de driving range - staat vervolgens vermeld dat rond de driving range daar waar dit gevaar kan opleveren voor de gebruikers ballenvangers worden geplaatst. Deze tekst laat ruimte open voor interpretatie waardoor er discussie kan bestaan over de vraag in hoeverre de precieze locatie van de hekwerken al is vastgelegd in de inrichtingstekening. De commissie van advies voor de bezwaarschriften heeft er nog op gewezen dat uit het Inrichtingsplan en de inrichtingstekening volgt dat de driving range tot de helft van het perceel loopt en hekwerken die verder doorlopen niet noodzakelijk zijn en dus duidelijk was hoe deze zouden worden gerealiseerd. Vergunninghoudster betwist dit echter en stelt dat de commissie de tekening van de driving range verkeerd heeft geïnterpreteerd. Op de inrichtingstekening is de driving range met een lengte van ongeveer 250 meter en ongeveer 150 meter breed ingetekend, zoals deze ook daadwerkelijk is gerealiseerd. De rechtbank heeft op de zitting de inrichtingstekening met partijen bekeken en daarbij heeft vergunninghoudster toegelicht dat de ballen op het gehele terrein worden afgeslagen en overal terecht kunnen komen. De op de inrichtingstekening getekende stippellijnen geven de richting op het terrein aan waar de afgeslagen ballen terecht kunnen komen. Dat een deel van deze lijnen halverwege de driving range ophoudt, betekent niet dat de ballen niet aan de achterzijde van het terrein terecht kunnen komen.
15. Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet wordt voldaan aan het vereiste uit de jurisprudentie van de Afdeling dat de inhoud van een inrichtingsplan voldoende duidelijk moet zijn om als toetsingskader te kunnen gelden voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Gelet op de inhoud van de tekst van hoofdstuk 4 van het Inrichtingsplan en de hiervoor gesignaleerde tegenstrijdigheden over de vraag of de terreininrichting van de golfbaan ook op andere plekken op het golfterrein kunnen worden geplaatst dan hoe deze op de inrichtingstekening is aangegeven, maakt dat de vereiste duidelijkheid ontbreekt.
16. De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen dus niet. Dit betekent dat de hekwerken naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd zijn met het bestemmingsplan.
17. Eiseres voert verder aan dat er geen enkele noodzaak bestaat om de hekwerken rond de driving range vanwege veiligheidsredenen voor de gebruikers van het golfterrein te plaatsen. De gebruikers van het golfterrein bevinden zich in het gebouw van de driving range en niet op het terrein. Verder stelt eiseres dat aan de oostzijde van de driving range een schelpenpad, een vaart en een natuurzone ligt. Er is volgens eiseres geen enkele noodzaak te benoemen waarom het personeel gebruik zouden moeten maken van het schelpenpad. De vaart is geen open vaarwater en voor de natuurzone geldt een verbod op betreding. Er zijn aan de oostzijde van de driving range, waar de erven van de [straat] aan grenzen, dus geen veiligheidsredenen aanwezig om hekwerken te plaatsen. Met een hekwerk ter afscheiding van de parkeerplaats, zoals oorspronkelijk weergegeven op de inrichtingstekening, kan volgens eiseres worden volstaan. Eiseres wordt nu geconfronteerd met een kolossaal hekwerk met zwarte netten. Eiseres ervaart dit als een vervuiling van haar uitzicht dat eerst wijds en open was.
18. Deze beroepsgronden kunnen geen rol spelen bij de beoordeling van deze zaak. Deze gronden hebben namelijk betrekking op belangen die niet als weigeringsgrond staan genoemd in artikel 2.10 van de Wabo. Dat het woongenot van eiseres door het bouwplan is aangetast is vervelend, maar voor het verlenen van de omgevingsvergunning is dit niet van belang. Het college heeft geen mogelijkheid om een ruimer toetsingskader te hanteren en een belangenafweging te maken. De rechtbank is gebonden aan het wettelijk toetsingskader en moet het bestreden besluit daaraan toetsen. Het bouwplan is, zoals hiervoor is overwogen, niet in strijd met het bestemmingsplan. Daar komt bij dat op de bij het bestemmingsplan behorende plankaart geen bouwvlak is ingetekend waarbinnen de hekwerken gesitueerd moeten worden. Nu verder niet is gebleken dat één van de andere weigeringsgronden uit artikel 2.10 van de Wabo zich voordoet, is gezien het gebonden karakter van dit toetsingskader maar één uitkomst mogelijk: de gevraagde omgevingsvergunning moet worden verleend.
De Wet natuurbescherming (Wnb)
19. Eiseres stelt verder dat er ontheffing is verleend op grond van de Wnb, maar de daarop gebaseerde ecologische rapporten geven geen compleet beeld van de situatie. Die rapporten hebben plaatsgevonden in de maanden september en december. Verder zijn vleermuisbestendige netten van 16 meter hoog een potentieel gevaar voor de vogels die daar hun broed-, foerage- en jachtgebied hebben. Volgens eiseres is deze mogelijkheid niet in de rapporten meegenomen. Eiseres verwijst in dit verband naar de ingebrachte verklaring van een ooggetuige die heeft gezien dat een zwaan met een gebroken vleugel in de netten vast kwam te zitten. Daarnaast zijn de ecologische rapporten gebaseerd op het bestemmingsplan en op de daarbij gevoegde tekening waar de netten, hoe deze nu zijn feitelijk zijn gerealiseerd, niet op staan.
20. De rechtbank stelt voorop dat de situatie zich kan voordoen dat voor een bouwplan een omgevingsvergunning is vereist en dat tegelijkertijd een ontheffing is vereist op grond van de Wnb. In sommige van die gevallen bestaat een verplichting om die ontheffing aan te laten haken bij de omgevingsvergunning, ook wel de aanhaakplicht genoemd. Een voorwaarde voor het bestaan van een aanhaakplicht is dat er geen ontheffing is aangevraagd of verleend.Andersom betekent dit ook dat als er wel een ontheffing is aangevraagd, er ook geen aanhaakplicht geldt.
21. In dit geval heeft vergunninghoudster een aparte aanvraag voor een ontheffing op grond van de Wnb ingediend die ook is verleend.In dat geval is naar het oordeel van de rechtbank dus geen sprake van een aanhaakplicht.Daarbij betrekt de rechtbank dat in het ecologisch rapport van [locatie] in Utrecht van 22 september 2020, dat ten grondslag heeft gelegen aan de aanvraag voor de ontheffing, wordt beschreven welke beschermde diersoorten kunnen voorkomen in het betreffende gebied en welke effecten de werkzaamheden kunnen hebben. Bij de beschrijving van de werkzaamheden worden ook de hekwerken met een maximale hoogte van 16 meter genoemd die rond een aan te leggen driving range worden geplaatst. In het rapport is een ontwerpschets opgenomen waarop de driving range staat ingetekend met een totale lengte van circa 250 meter, zoals deze ook daadwerkelijk is gerealiseerd en waar omheen de hekken zijn geplaatst. De rechtbank is dus niet gebleken dat het ecologisch rapport is uitgegaan van een andere situatie dan waarop het bouwplan ziet. De beroepsgrond slaagt niet.