Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
2. Waar de zaak over gaat
3. De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij eiseres een vordering tot betaling van een factuur heeft ingesteld tegen gedaagde. De eiseres, een uitzendbedrijf, had op 13 juli 2021 een uitzendovereenkomst gesloten met gedaagde, waarbij een uitzendkracht ter beschikking werd gesteld. Gedaagde heeft een bedrag van € 21.875,71 gefactureerd gekregen, maar heeft dit bedrag gedeeltelijk verrekend met een schadevergoeding die zij meende te hebben op eiseres. Gedaagde stelde dat de uitzendkracht schade had veroorzaakt aan een voertuig dat aan hem ter beschikking was gesteld, en dat eiseres hiervoor aansprakelijk was.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde geen recht had op verrekening van de schadevergoeding met de factuur, omdat er geen schadevergoedingsvordering op eiseres rustte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet kon bewijzen dat eiseres tekort was geschoten in haar verplichtingen, en dat de aansprakelijkheid van eiseres op basis van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing was. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een schadevergoeding kan worden verrekend en de verantwoordelijkheden van een uitzendbedrijf ten opzichte van de inlener. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan gedaagde opgelegd, aangezien deze in het ongelijk was gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis kan uitvoeren, ongeacht een eventueel hoger beroep.