ECLI:NL:RBMNE:2024:3040

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/2358
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiseres had op 21 december 2023 een verzoek om herbeoordeling ingediend, maar verweerder heeft hier niet tijdig op beslist. Eiseres heeft verweerder op 12 maart 2024 een ingebrekestelling gestuurd, maar verweerder heeft de beslistermijn overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing en dat dit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, is het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 218,75. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan eiseres moet worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 24/2358 RECTIFICATIE PAGINA 2

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: J.P.J. van de Griend),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van 21 december 2023, ontvangen door verweerder op
27 december 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het verzoek om herbeoordeling van eiseres. Dat geeft verweerder ook toe in zijn verweerschrift van 8 maart 2024. De rechtbank stelt vast dat verweerder de ingebrekestelling op
12 maart 2023 heeft ontvangen en sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
5. Op het moment van deze uitspraak is de dwangsom nog niet geheel verschuldigd. De rechtbank bepaalt dan ook dat verweerder de dwangsom vast dient te stellen op het moment dat de beslissing is genomen.
6. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat de overschrijding van de beslistermijn heeft te maken met een nijpend tekort aan verzekeringsartsen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien deze omstandigheid, de beslistermijn vast te stellen op vier weken.
Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9
.Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 4 september 2023 [1] . Toegekend wordt € 218,75.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken met vaststelling van de dan verbeurde bestuurlijke dwangsom;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.