ECLI:NL:RBMNE:2024:304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
16/020595-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland oordeelt over verkrachting met bedreiging

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juli 2020 in Bussum tweemaal het slachtoffer heeft verkracht. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen door haar te bedreigen met geweld tegen haar en haar zoontje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks de ontkenning van de feiten, wettig en overtuigend schuldig is bevonden aan verkrachting. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een totaalbedrag van € 15.146,45, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om dit bedrag aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling kan dit worden aangevuld met hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/020595-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 september 2023 en 12 januari 2024. Verdachte is – ondanks correcte betekening van de dagvaarding en zonder bericht – niet op de zitting van 27 september 2023 verschenen.
Omdat de rechtbank het – gelet op de ernst van de verdenking – noodzakelijk achtte dat de verdenking ter terechtzitting met verdachte besproken werd, heeft zij de persoonlijke verschijning op de zitting van 12 januari 2024 bevolen. Op die zitting is verdachte verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Drenth, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. R. Korver, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 3 juli 2020 in Bussum [slachtoffer] meerdere keren heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. Primair, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Op specifieke punten in de verklaring van aangeefster ontbreekt voldoende steunbewijs. Subsidiair verzoekt zij verdachte vrij te spreken omdat ten aanzien van de seksuele handelingen geen sprake is geweest van enige dwang. Er was namelijk sprake van wederzijdse instemming.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen [1]
1. Uit het
proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zedenvan 4 juli 2020 volgt dat [slachtoffer] (aangeefster) onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 3 juli 2020 zijn [verdachte] en ik de [… ] in Bussum binnengegaan. Achter in de winkel staat een grote bank en ik ging liggen. Ik werd op een gegeven moment wakker en voelde en zag dat [verdachte] naast me lag. Hij probeerde mijn broek te openen. Ik zei: "nee, ik wil dit niet, ik kan dit niet." Ik voelde dat hij doorging. Ik probeerde hem weg te krijgen, maar dit lukte niet. Hij is groot en veel sterker dan dat ik ben. [verdachte] duwde zijn hand verder in mijn broek en ik hoorde dat hij tegen mij zei: "niemand kan je hier horen, ik kan doen wat ik wil." Ik besefte toen dat het niet goed ging komen. [verdachte] deed mijn broek uit, waarop ik mijn hoofd wegdraaide. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat ik wat enthousiaster moest zijn. Als ik dit niet deed, zou hij mij veel pijn gaan doen. Ik hoorde dat hij mij bedreigde door te zeggen: "werk je niet mee, dan haal ik je kind van school en laat ik die verdwijnen." Ik werd hier zo bang van dat ik meewerkte. Hij wilde zoenen en ik moest beter gaan liggen, zodat hij erbij kon. Hierop herhaalde hij: "je bent niet zo zuinig op je kind he?!" Ik zag dat hij zijn broek uittrok en ik moest aan zijn piemel zitten. Dit lukte niet, vanwege mijn weerzin. Ik lag op mijn zij en hij probeerde via de achterkant naar binnen te gaan. Dit ging niet, waarop hij op mij ging liggen. Ik lag op mijn rug en hij lag op mij en ging met zijn piemel in mijn vagina. Ik werkte niet mee en hij zei dat dit mijn laatste kans was, anders zou hij mij pijn doen. Hierop pakte hij mij bij mijn keel. Ik deed hierop mijn benen uit elkaar, zodat hij er beter bij kon. Hij had seks met mij, ik niet met hem. Ik hoorde dat hij zei dat ik hem aan moest blijven kijken tijdens de seks. Ik moest het vervolgens afmaken door hem te pijpen. Hij kwam klaar in mijn mond. Ik spuugde dit terug op zijn lichaam. Ik ben volgens mij weer in slaap gevallen. Dit moet tussen 06.00 en 07.00 uur zijn geweest. Dus kort daarvoor had hij seks me. Ik werd rond 09.00 uur wakker en voelde dat [verdachte] weer naast me lag. Hij had weer seks met me en ik moest het afmaken door hem te pijpen. Hij kwam klaar in mijn mond. Ik ben toen naar het toilet gegaan en heb het uitgespuugd. [2]
2) Uit het
proces-verbaal aangiftevan 15 juli 2020 volgt dat [slachtoffer] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Tijdens dat het gebeurde, zei hij dat wij dit vaker moesten doen en dat het ons geheimpje was en dat ik wist wat de consequenties zouden zijn als ik het niet zou doen. Ik heb gezegd dat ik het niet wilde. In de [… ] ben ik gaan slapen op de bank. Ik had een legging aan. Ik werd wakker van een hand op mijn onderbuik. Ik deed die hand weg en zei: "wat doe je nou, ik wil slapen, niet doen". Hij ging weer met zijn hand op mijn buik en naar beneden. Hij ging met zijn hand mijn broek in maar niet mijn onderbroek. Ik pakte zijn hand weer met mijn hand en probeerde zijn hand omhoog te trekken maar hij ging met zijn hand naar beneden. Ik zei dat ik het niet wilde en dat ik het ook niet kon. Maar hij zette nog meer kracht om helemaal met zijn hand in mijn broek te komen. Hij fluisterde zachtjes in mijn oor: " [slachtoffer] er is niemand die jou hier hoort dus ik kan met je doen wat ik wil". Ik zei tegen hem dat ik het niet wilde. Ik heb dat wel tien keer achter elkaar gezegd. Terwijl ik dat zei, had hij zijn hand omhoog gedaan en ging met zijn hand in mijn onderbroek. Ik probeerde dat tegen te gaan, maar het lukte me gewoon niet. Hij ging eigenlijk heel snel met zijn vinger in mijn vagina en hij allemaal heel wild. Ik zei alleen maar continue dat ik het niet wilde. Hij zei dat ik het heus wel lekker vond. Hij heeft toen mijn legging van mijn billen gedaan. Hij zei eerst nog: "niemand die hier achter komt, je gaat het aan niemand vertellen". Hij zei: "als je echt van je zoontje houdt, doe je wat ik je zeg ander haal ik hem van school en zie je hem nooit meer". Wij lagen toen al "lepeltje lepeltje" en hij probeerde in mij te komen, met zijn piemel in mijn vagina. Hij deed spuug aan zijn hand en daarna aan zijn piemel en aan mijn vagina. Hij deed mijn onderbroek een beetje aan de kant. Het lukte niet echt goed, hij is toen een stukje met zijn piemel in mijn vagina geweest. Ik moest van hem op mijn rug gaan liggen maar dat wilde ik niet. Hij zei toen weer dat hij anders mijn zoontje wat aan zou doen. Ik ben toen op mijn rug gaan liggen. Hij zei dat ik mijn broek uit moest doen. Ik deed dat niet. Hij zei toen dat dit mijn allerlaatste kans was en als ik dat niet deed zou hij mij heel hard in mijn kont neuken. Ik heb toen mijn broek en onderbroek uitgedaan en ging liggen zodat hij erbij kon. Hij kwam boven me, hij kwam met zijn piemel in mijn vagina. Dat was ook heel ruw en stootten. Ik lag met mijn armen voor mijn gezicht en deed mijn gezicht opzij want ik moest huilen. Hij zei dat ik niet moest huilen. Hij zei: “ [slachtoffer] je mag niet huilen”. Hij duwde mijn armen weg en zei dat ik hem aan moest kijken. Hij zoende mij aan mijn zijkant, omdat ik mijn gezicht wegdraaide. Hij pakte mijn onderkaak en gleed met zijn hand naar mijn keel. Hij zei “je begrijpt het echt niet, je moet nu even mee gaan werken en je moet me zoenen”. Dat heb ik toen gedaan. Ik zoende hem op zijn mond. Hij zat toen nog met zijn piemel in mijn vagina. Hij zei: "als je hier aangifte van gaat doen, laat ik niet alleen je zoontje verdwijnen maar vermink ik jou ook. Je moet altijd achterom blijven kijken". Hij zei toen ook: “volgens mij kan jij ook wel lekker pijpen". Hij drukte mijn hoofd naar beneden. Ik vond het zo walgelijk maar ik kon niet anders en hij had ook wel door toen hij over mijn zoontje begon, hij mij in een hoekje had. Dus toen hij mij duwde ben ik met mijn mond naar beneden gegaan. Hij stuurde dat, ik deed mijn mond open en toen ging hij met zijn piemel in mijn mond. Dat ging ook vrij ruw en ik moest ervan kokhalzen. Hij ging zich aftrekken en ik moest van hem aan zijn ballen likken. Hij zei dat ik helemaal onderaan moest beginnen. Ik vond dat walgelijk, het stonk. Hij ging door met aftrekken, trok mijn hoofd omhoog, deed zijn piemel in mijn mond en kwam klaar in mijn mond. Ik was heel erg aan het trillen. [verdachte] zei toen: "je bent bang he". Ik zei: "ja". Hij zei: "dat is maar goed ook, je weet wat de consequenties zijn als je er wat mee doet". Hij zei: “denk er maar goed om dat je hier morgen nog ligt.” Ik was zo bang dat ik zelfs niet durfde te huilen. Ik ben in slaap gevallen en werd rond 08:30 uur wakker. Hij drukte toen met zijn onderlichaam tegen mijn billen aan. Ik voelde dat hij een erectie had. Ik zei toen tegen hem: “alsjeblieft niet nog een keer". Hij deed mijn broek en mijn onderbroek van mijn billen en we lagen "lepeltje, lepeltje". Hij deed zijn piemel in mijn vagina. Hij ging meteen weer als een of andere wilde. Ik zei dat ik het niet wilde. Hij zei toen: " [slachtoffer] je gaat hier geen aangifte van doen en als je het wel doet, weet je wat de consequenties zijn" Hij zei dit meerdere keren terwijl hij bezig was. Hij zei: "maak het maar even af met je mond". Ik wilde het niet. Hij zei: "doe nou maar heel even je best dan is het sneller over". Ik dacht toen dat dat wel zo was, maar ik kon mijn best niet doen omdat het niet normaal was en niet fijn voelde. Hij heeft zich toen weer afgetrokken en op het laatste moment duwde hij mijn hoofd weer naar zijn piemel, ik deed mijn mond open en toen kwam hij klaar in mijn mond. [3]
3) In de bij het
proces-verbaal van aangiftevan 15 juli 2020 gevoegde whatsapp gesprekken tussen [slachtoffer] en [getuige 1] staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
03-07-2020
[slachtoffer] : Het gaat helemaal niet goed… en ik kan het je niet vertellen, zeker niet over de app
[slachtoffer] : Er heeft iemand seks met mij gehad vannacht
[getuige 1] : Ok
[slachtoffer] : Een Man
[getuige 1] : Als in met jou, jij niet met hem?
[slachtoffer] : En ik wilde dat niet
[getuige 1] : Jezus
[slachtoffer] : En het was zo verschrikkelijk. Hij zei [slachtoffer] niemand hoort jou toch dus ik kan met je doen wat ik wil
[getuige 1] : Dus hij kende je??
[slachtoffer] : Ja. Ik heb de hele dag gehuild en gespuugd. Maar ik kan het [getuige 3] niet vertellen.
[getuige 1] : Hij heeft je verkracht dus?
[slachtoffer] : Hij heeft verschrikkelijke dingen gedreigd. Dat hij [A] laat verdwijnen.
[slachtoffer] : Ik heb vanaf zijn eerste aanraking gezegd dat hij moest stoppen.
[slachtoffer] : Hij heeft verschrikkelijke dingen gezegd. Zodat ik beter mee zou werken. T was ook niet 1 keer. [4]
4) Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 20 september 2021 volgt dat [getuige 2] (vriend van aangeefster) onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
De volgende dag belde ik haar of ze veilig thuis was gekomen. Ze huilde heel erg aan de telefoon. Ik ben door gaan vragen wat er aan de hand was. Ze zei dat ze misbruikt was. Ze huilde zo flink dat ze moeilijk uit haar woorden kwam. Ik kwam bij haar thuis. Ik vond een hoopje mens. Ze vertelde hoe de avond was gegaan. Die man had een ander idee over slapen. Ze had hem een aantal keren proberen af te wimpelen en gezegd dat ze er geen zin in had en wilde slapen. Die boodschap kwam niet over. Hij drukte zijn zin door. Hij zette gewoon door en zei dat als ze het nu niet deed, hij haar kleine zoon wat aan zou doen. Ik begreep dat ze seks hebben gehad, wat zij niet wilde. Het stukje bedreigen maakte dat ze niet durfde te vertrekken. Ik geloof dat het in de ochtend nog een keer is voorgekomen, hetzelfde als wat daarvoor al was gebeurd. Dus een herhaling van de seks die zij niet wilde. Toen ik die middag rond 14:00 uur daar aankwam, vond ik een hoopje mens in een badjas, helemaal in elkaar gekropen. Toen ik daar was en ze het bovenstaande vertelde, heeft ze een paar keer boven het toilet gehangen, omdat ze er zo misselijk van werd. [5]
5) Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 23 september 2021 volgt dat [getuige 1] (vriendin van aangeefster) onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik had whatsappcontact. Ik kreeg vrij snel antwoord van "het gaat niet zo goed". "Iemand heeft seks met mij gehad" zei ze. Ik zei "dat is niet iets wat jij wilde". Dat bevestigde ze. Ik ben naar haar toegegaan. Ik vond het belangrijk dat [getuige 3] het zou weten. Ze zei: “ik kan er niet over praten.” Ik wilde haar vasthouden maar ze wilde niet. Ze zag er verschrikkelijk uit. Ik voelde veel zorg voor [slachtoffer] . Ik zag een gebroken [slachtoffer] zitten. Dit is haar overkomen, dat voelde ik. We hebben gewacht op [getuige 3] . Ik zei dat [slachtoffer] en ik hem wat moesten vertellen. Ik zei dat ik een berichtje had gekregen van [slachtoffer] en dat daarin stond dat iemand seks met haar heeft gehad tegen haar wil in. [slachtoffer] ging huilen. In haar gezicht was het opgezwollen van het huilen. Ze had warrig haar en was schrikkerig. Ik wilde haar omhelzen en ze trok terug en verstijfde toen. Dat was ook haar houding op de bank. Vanaf toen tot aan nu is het een andere [slachtoffer] . Ze is moeilijk te benaderen sinds het gebeurd is, in emotie. Ik weet dat ze oraal dingen heeft moeten doen en dat hij haar familie zou afmaken, hij zou haar kind vermoorden en hij zou haar gezicht volledig verminken.. [6]
6) Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 16 september 2021 volgt dat [getuige 3] (partner van aangeefster) onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Mijn vrouw is er stuk van. Ik kwam vrijdag terug van mijn werk. Ik merkte wel iets. Er was een soort van spanning. Er was een vriendin van [slachtoffer] . Ik moest gaan zitten en ze zei dat [slachtoffer] iets moest vertellen. Ze vertelde wat er was gebeurd. Ze wilde geen aangifte doen omdat hij haar bedreigd had, ook met [A] . [slachtoffer] was heel erg bang. [slachtoffer] was een wrak. Ik hoorde dat ze heel verdrietig was en heel erg moest huilen. Ik weet dat [slachtoffer] het heeft laten gebeuren omdat ze bang was.
Ik weet dat hij in haar is geweest en haar heeft verkracht. lk weet dat ze een klodder heeft weg gespuugd. Ze heeft zich stilgehouden omdat hij haar dreigde iets aan te doen, ze zou van zich hebben af geslagen. Hij heeft [A] wel eens gezien en zei dat hij [A] zou ophalen van school. Ik weet dat [slachtoffer] het heeft laten gebeuren omdat ze bang was. [slachtoffer] kwam op mij over als een bang geschrokken meisje in tranen. Ze schaamde zich. [slachtoffer] was heel lang bang voor [verdachte] . Hij heeft gedreigd om dingen te doen met [A]. [7]
7) Uit het
proces-verbaal forensisch onderzoek persoonvan 1 februari 2022 met volgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Het slachtoffer is op 4 juli 2020 door de forensisch arts onderzocht. De arts gaf aan enig letsel te zien aan de vagina. [8]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en verdachte op 3 juli 2020 seks met elkaar hebben gehad in een [… ] in Bussum, waarbij onder meer sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] met de penis van verdachte. Dit wordt zowel door verdachte als [slachtoffer] verklaard. De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte lopen echter voor het overige uiteen. [slachtoffer] stelt dat zij door verdachte is verkracht en dat dit tweemaal kort achter elkaar is gebeurd. Verdachte verklaart echter dat zij slechts éénmaal seks hebben gehad en dat dit met instemming van [slachtoffer] was.
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat in een zedenzaak zich vaak de situatie voordoet dat alleen het slachtoffer en verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Bij een ontkennende verdachte, zoals in deze zaak het geval is, brengt dit in veel gevallen mee dat de verklaring van het vermeende slachtoffer als belangrijkste bewijsmiddel voorhanden is. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet worden aangenomen op grond van enkel de verklaring van het vermeende slachtoffer.
Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring kan volgen. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste
rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ten laste gelegde handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (slachtoffer) heeft afgelegd. De rechtbank ziet zich dus gesteld voor de vraag of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] tijdens het informatief gesprek zeden en bij haar aangifte consistent, gedetailleerd en volledig heeft verklaard over wat er volgens haar op 3 juli 2020 is gebeurd en welke seksuele handelingen verdachte bij haar heeft verricht. Ook heeft zij consistent verklaard over de wijze waarop zij verdachte heeft afgewezen toen hij voor het eerst toenadering zocht en haar later vroeg bepaalde handelingen uit te voeren. Bij weerstand of weigering door [slachtoffer] dreigde verdachte volgens haar met consequenties als zij niet deed wat hij van haar vroeg; zo dreigde hij onder meer haar zoontje te laten verdwijnen en het gezicht van [slachtoffer] te verminken. Ook met betrekking tot deze bedreigingen is de verklaring van [slachtoffer] consistent en concreet. Zo heeft [slachtoffer] zowel tijdens het informatieve gesprek als tijdens haar aangifte verklaard dat verdachte zou hebben gezegd “Niemand kan je hier horen, ik kan doen wat ik wil”. Deze bedreiging komt ook bijna woordelijk terug in het whatsappcontact dat [slachtoffer] op 3 juli 2020 met [getuige 1] heeft. Hetzelfde geldt voor de bedreigingen richting het zoontje van [slachtoffer] , [A] . Dat verdachte heeft gedreigd met het laten verdwijnen van [A] komt zowel terug in het informatief gesprek zeden als tijdens de aangifte als in het whatsappgesprek met [getuige 1] . Voorts komt het de betrouwbaarheid van de verklaring ten goede dat [slachtoffer] op meerdere momenten beschrijft welke – door verdachte aan haar opgedragen – specifieke handelingen weerstand en walging bij haar opriepen. Die walging komt in het hierna te bespreken steunbewijs meermaals naar voren. De rechtbank ziet, gelet op voornoemde overwegingen, geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en is dan ook van oordeel dat die verklaringen als uitgangspunt kunnen dienen bij de verdere beoordeling van het aan de verdachte ten laste gelegde feit.
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer] voldoende steun vinden in overige onderzoeksbevindingen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
De aangifte vindt allereerst steun in de getuigenverklaring van een vriend, [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), als ‘disclosure-getuige’. [getuige 2] heeft in de namiddag van 3 juli 2020 telefonisch contact met [slachtoffer] gehad om te vragen of zij veilig thuis was gekomen. Omdat [slachtoffer] aan de telefoon erg huilde, is hij bij haar langsgegaan. De beschrijving die [getuige 2] van [slachtoffer] geeft, ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat zij is gedwongen tot seks met verdachte en bevestigt de walging die zij daarbij heeft gevoeld. Zo verklaart [getuige 2] dat [slachtoffer] erg huilde en moeilijk uit haar woorden kwam. Hij trof ‘een hoopje mens’ aan en beschrijft dat [slachtoffer] , terwijl zij vertelde over wat er was voorgevallen met verdachte, meerdere keren boven het toilet heeft gehangen omdat zij zo misselijk was. Ook komt in zijn verklaring – in nagenoeg dezelfde bewoordingen – terug dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot de seksuele handelingen door te dreigen met geweld tegen haar en haar zoontje.
In de tweede plaats wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de getuigenverklaringen van haar partner [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) en vriendin, [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ). Beiden hebben binnen 24 uur na het voorval contact met [slachtoffer] gehad. [getuige 3] heeft verklaard dat toen [slachtoffer] hem vertelde over hetgeen gebeurd was, zij op hem overkwam als een bang en geschrokken meisje in tranen. Ook uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat zij hevige emoties bij [slachtoffer] heeft waargenomen op het moment dat [slachtoffer] over het voorval vertelde. [slachtoffer] heeft [getuige 1] de dag na het voorval via WhatsApp laten weten dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte. Wanneer [getuige 1] [slachtoffer] kort daarna bezoekt, treft ook zij een gebroken [slachtoffer] aan. Zo verklaart zij dat [slachtoffer] er verschrikkelijk uitzag, omdat haar gezicht opgezwollen was van het huilen. Ze wilde niet vastgehouden worden, want ze verstijfde als [getuige 1] haar wilde omarmen en was schrikkerig. [getuige 1] verklaart dat [slachtoffer] sinds het voorval is veranderd en moeilijker te benaderen is. Ook aan [getuige 1] verklaart [slachtoffer] consistent ten aanzien van de dwang die verdachte op haar heeft uitgeoefend en de dreiging met geweld richting haarzelf en haar zoontje.
Tot slot biedt de letselverklaring, opgenomen in het proces-verbaal forensisch onderzoek, steun aan de verklaringen van [slachtoffer] . Daaruit volgt dat de arts een dag na het voorval letsel aan de vagina van [slachtoffer] heeft vastgesteld, welk letsel voor [slachtoffer] schraal aanvoelde. Dit geconstateerde letsel vormt een indicatie voor seksuele handelingen die onder dwang en/of ruw hebben plaatsgevonden.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank van oordeel is dat [slachtoffer] betrouwbaar heeft verklaard, dat haar verklaring steun vindt in andere onderzoeksbevindingen en dat er geen contra-indicaties zijn die een bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de weg staan. De rechtbank overweegt daarbij ook dat verdachte zelf weinig tegenover de gedetailleerde verklaringen van [slachtoffer] heeft gesteld. Hij heeft zich aanvankelijk beroepen op zijn zwijgrecht en heeft later volstaan met in zijn algemeenheid te verklaren dat de seks vrijwillig was. Op vragen hoe een en ander dan precies was verlopen, kon hij echter veelal geen antwoord geven omdat ‘hij het niet meer weet’. De conclusie is dan ook dat er wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [slachtoffer] meermaals heeft verkracht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 3 juli 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, door geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, telkens- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, geduwd en bewogen,- zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, geduwd en bewogen en- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht, geduwd en bewogen;
bestaande het geweld, die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, terwijl die [slachtoffer] meermalen, tegen verdachte heeft gezegd het niet te willen en het niet te kunnen,
- (onverhoeds) zijn hand in de legging en onderbroek van die [slachtoffer] heeft gedaan en heeft geprobeerd die legging naar beneden te trekken,
- (onverhoeds) zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht, geduwd en bewogen,
- die [slachtoffer] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: “er is niemand die jou hier hoort, dus ik kan met je doen wat ik wil”, “als je echt van je zoontje houdt, doe je wat ik zeg anders haal ik hem van school en zie je hem nooit meer”, “dit is je allerlaatste kans anders ga ik je heel hard in je kont neuken” en “als je aangifte gaat doen laat ik niet alleen je zoontje verdwijnen, maar vermink ik jou ook. Je moet altijd achterom blijven kijken”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking,- die [slachtoffer] heeft medegedeeld dat zij haar broek uit moest doen, hem moest (blijven) aankijken, niet mocht huilen, hem moest zoenen en zijn ballen moest likken,
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt,
- het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden, richting zijn penis, heeft geduwd en
- aldus telkens voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt, heeft de raadsvrouw bepleit aan verdachte geen langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar, gelet op het van toepassing zijnde taakstrafverbod, te volstaan met oplegging van één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de volgende omstandigheden. Het strafbare handelen van verdachte is het gevolg geweest van het niet of verkeerd interpreteren van signalen na een uitgaansavond. Daarnaast is verdachte sinds het incident niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Ten slotte is verdachte mantelzorger van zijn moeder en is zijn moeder volledig van hem afhankelijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf(maat) houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit door verdachte is begaan. De rechtbank houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de nacht en vroege ochtend van 3 juli 2020 tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . Toen verdachte en [slachtoffer] (de laatste min of meer noodgedwongen) na een uitgaansavond op de bank in een [… ] overnachtten, werd [slachtoffer] wakker. Verdachte begon haar aan te raken en probeerde haar broek te openen. Ondanks het feit dat [slachtoffer] meerdere keren tegen verdachte heeft gezegd dat ze geen seks met hem wilde en hem probeerde weg te krijgen, is hij doorgegaan en heeft hij haar verkracht. Verdachte heeft [slachtoffer] hierbij gedwongen seks met hem te hebben door te dreigen haar en haar zoontje wat aan te doen en haar zoontje te laten verdwijnen. Nadat [slachtoffer] op de bank in slaap was gevallen, heeft verdachte haar opnieuw verkracht. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] gemaakt. Verdachte heeft zijn eigen seksuele lusten op haar gebotvierd, zonder zich op enig moment te bekommeren om haar welzijn; hij heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen behoeften. Hoewel [slachtoffer] zich veilig waande in het bijzijn van verdachte heeft hij met zijn handelen misbruik van de situatie gemaakt en een bedreigende situatie voor haar gecreëerd.
Verkrachting betreft een zeer ernstig feit dat diep ingrijpt in de levens van slachtoffers en hun psychische gesteldheid vaak in ernstige mate aantast. Dat hier in het onderhavige geval ook sprake van is, blijkt uit het dossier en de slachtofferverklaring die [slachtoffer] op zitting heeft voorgelezen. Daarin beschrijft [slachtoffer] dat het gebeuren die nacht een nachtmerrie voor haar was en nog altijd veel invloed heeft op haar leven. Ze heeft tot op de dag van vandaag last van angstklachten en gevoelens van schaamte. Daarnaast heeft zij EMDR-therapie gevolgd en is zij in verband met PTSS twee keer klinisch gedurende meerdere dagen opgenomen geweest bij het Trauma Centrum Nederland.
De rechtbank acht het met name bijzonder laakbaar dat verdachte [slachtoffer] heeft gedreigd haar nog jonge zoontje wat aan te doen. Een dergelijke bedreiging maakt een moeder extra weerloos en is voor haar ook extra traumatiserend.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van een de verdachte betreffend
uittreksel Justitiële Documentatie(‘strafblad’) van 1 januari 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
Ook heeft de rechtbank zich rekenschap gegeven van het
reclasseringsadviesvan Reclassering Nederland d.d. 20 februari 2023, uitgebracht door B. Morre, reclasseringswerker. Hierin is onder meer te lezen dat, vanwege de beperkte responsiviteit van verdachte, geen verdiepingsdiagnostiek heeft kunnen plaatsvinden en er geen inschatting kan worden gemaakt van het recidiverisico. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of een gedragsverandering bij verdachte teweeg te brengen. Bij een veroordeling wordt dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De op te leggen straf
Gelet op bovenstaande overwegingen en de buitengewone ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang, waarvan in dit geval sprake is, is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank ziet noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanknopingspunten om van bovengenoemd uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de veroordeelde voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] , daartoe vertegenwoordigd door mr. R. Korver, advocaat te Amsterdam, zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van de door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt, na wijziging van eis, door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 22.754,05, bestaande uit € 15.000, -immateriële schade en € 7.754,05 materiële schade. De gestelde materiële schade van
€ 7.754,05 is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 385, - aan medische kosten (eigen risico);
  • € 468,57 aan reis- en parkeerkosten ten behoeve van medische afspraken;
  • € 215,20 aan kosten voor het vervangen van de kleding die het slachtoffer droeg tijdens het strafbare feit;
  • € 2.500, - aan toekomstige reis- en parkeerkosten en medische kosten;
  • € 4.185,28 aan gederfde inkomsten.
De benadeelde partij heeft verzocht voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van de daadwerkelijk door haar gemaakte proceskosten van in totaal € 8.360,72.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen. Dit geldt ook voor de daags voor de zitting ingediende wijziging van eis, waardoor de vordering met betrekking tot de gemaakte reis- en parkeerkosten is verhoogd, nu deze goed is onderbouwd.
9.3
Het verweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Voor het geval de rechtbank het tenlastegelegde bewezen zal verklaren, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de medische kosten en reeds gemaakte reis- en parkeerkosten kan worden toegewezen. Voor zover de vordering ziet op het vervangen van de kleding die de benadeelde partij droeg tijdens het incident, verzoekt de verdediging deze te matigen en rekening te houden met een afschrijvingspercentage. In de vordering met betrekking tot de toekomstige kosten (reis- en parkeerkosten en medische kosten) en de post van gederfde inkomsten zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat deze schade nog niet door de benadeelde partij is geleden, respectievelijk door de complexiteit daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Tot slot verzoekt de verdediging de immateriële schade – op basis van vergelijkbare gevallen – te schatten op een bedrag tussen € 4.000, - en € 10.000, -. Voor wat betreft de gevorderde proceskosten verzoekt de verdediging aan te sluiten bij het liquidatietarief nu geen rechtsgrond aanwezig is voor afwijking daarvan.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gestelde materiële schade(bedragen) overweegt de rechtbank het volgende.
De gevorderde medische kosten, alsmede de reeds gemaakte reis- en parkeerkosten, komen voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd en de verdediging heeft deze schade niet weersproken. De rechtbank zal de gevorderde bedragen van € 385,- en € 468,57 daarom toewijzen.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 215,20 gevorderd voor het vervangen van de kleding die zij droeg op 3 juli 2020 en die in beslag is genomen voor onderzoek. Als zij die kleding terug zou krijgen, dan zou zij de kleding niet meer kunnen dragen vanwege de emotionele lading die daar voor haar aan kleeft. De rechtbank acht dit standpunt van [slachtoffer] volledig begrijpelijk. Echter is een correctie in verband met afschrijving van de kleding op zijn plaats, waardoor dit deel van de vordering met 50% zal worden verminderd. Van het gevorderde bedrag zal dan ook een bedrag van € 107,60 worden toegewezen. De rechtbank wijst de vordering voor het meerdere af.
De rechtbank is van oordeel dat voor de post die ziet op de toekomstige schade geldt dat onvoldoende vaststaat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. Daarvoor zou een nadere onderbouwing vereist zijn en zou de zaak moeten worden aangehouden. Dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de schadepost ‘gederfde inkomsten’ overweegt de rechtbank dat deze post voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd en voldoende aannemelijk gemaakt dat de schade is veroorzaakt door verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, geen aanwijzingen voor dat voor het inkomensverlies andere oorzaken dan het handelen van verdachte ten grondslag hebben gelegen. Het gevorderde bedrag van € 4.185,28, - zal dan ook worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat met de door verdachte gepleegde verkrachting een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor zij in haar persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij heeft haar vordering naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht in haar schadeformulier. Wanneer gekeken wordt naar de ernst van de verkrachting en de daarbij gebruikte mate van geweld en dit wordt vergeleken met schadevergoedingen die in andere (zeden)zaken zijn toegewezen, is de rechtbank wel van oordeel dat de immateriële schade naar billijkheid vastgesteld dient te worden op een lager bedrag dan gevorderd, namelijk op € 10.000, -. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. De rechtbank wijst de vordering voor het meerdere af.
Wettelijke rente
Al met al betekent dit dat de rechtbank de door de benadeelde partij geleden materiële en immateriële schade tot een totaalbedrag van € 15.146,45 zal toewijzen. Over het toe te wijzen bedrag voor immateriële schade (€ 10.000, -) en kosten kleding (€ 107,60) wordt de vordering vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020. Over het toe te wijzen bedrag voor de overige materiële schade (€ 5.038,85) wordt de vordering vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023. Deze schadeposten zijn immers ingetreden ná de datum van het bewezenverklaarde feit, maar de benadeelde partij heeft niet gesteld of onderbouwd op welke data de rente over die schadeposten geacht moet worden te zijn verschenen. Daarom zal daarvoor als ingangsdatum de datum van indiening van de vordering worden aangehouden. De wettelijke rente is verschuldigd tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
De advocaat van de benadeelde partij heeft de rechtbank verzocht om de gevorderde proceskosten integraal toe te wijzen. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de benadeelde partijen worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. De rechtbank kan hiervan afwijken en een partij veroordelen tot vergoeding van volledige proceskosten als sprake is van “buitengewone omstandigheden”. De rechtbank is van oordeel dat dit hier niet aan de orde is. De rechtbank hanteert om die reden het liquidatietarief in civiele zaken. In beginsel heeft de benadeelde partij recht op toekenning van twee punten a € 766, -. De rechtbank ziet echter aanleiding om een extra punt (in totaal drie punten) toe te kennen nu er een extra zitting nodig was door het niet vrijwillig verschijnen van verdachte op de zitting van 27 september 2023. De kosten worden daarom begroot op (3 x € 766,- =) € 2.298, -.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 15.146,45, vermeerderd met wettelijke rente, ten aanzien van een bedrag van € 10.107,60 vanaf 3 juli 2020 en ten aanzien van een bedrag van€ 5.038,85 vanaf 30 augustus 2023, een en ander tot de dag van volledige betaling, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen door 110 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 36 maanden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 15.146,45 (€ 5.146,45 voor materiële schade en € 10.000, - voor immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, waarvan een bedrag van € 10.107,60 (immateriële schade en kosten kleding) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 en waarvan een bedrag van € 5.038,85 (overige materiële schade) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023, een en ander tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan toekomstige schade (materiële schade) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade en materiële schade (kosten kleding) af;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 15.146,45 te betalen, waarvan een bedrag van € 10.107,60 (immateriële schade en kosten kleding) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 en een bedrag van
€ 5.038,85 (overige materiële schade) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023, een en ander tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 110 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 2.298,00, -.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap en mr. A.B. Postma, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen;
bestaande het geweld en/of een andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, terwijl die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen verdachte heeft gezegd het niet te willen en/of het niet te kunnen,- (onverhoeds) zijn hand in de broek/legging en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of heeft geprobeerd die broek/legging naar beneden te trekken en/of- (onverhoeds) zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: “Er is niemand die jou hier hoort, dus ik kan met je doen wat ik wil” en/of “Als je echt van je zoontje houdt, doe je wat ik zeg anders haal ik hem van school en zie je hem nooit meer” en/of “Dit is je allerlaatste kans anders ga ik je heel hard in je kont neuken” en/of “Als je aangifte gaat doen laat ik niet alleen je zoontje verdwijnen, maar vermink ik jou ook. Je moet altijd achterom blijven kijken”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of- die [slachtoffer] gedwongen en/of medegedeeld dat zij haar broek uit moest doen en/of hem moest (blijven) aankijken en/of niet mocht huilen en/of hem moest zoenen en/of zijn ballen moest likken en/of- die [slachtoffer] bij de keel vastgepakt en/of- het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden, richting zijn penis, te duwen en/of te bewegen en/of- (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 21 februari 2022, genummerd 2020213108 / MDRBC21122, opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 162. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 9 en 10.
3.Pagina’s 18, 19 en 20.
4.Pagina’s 44 en 46 t/m 48.
5.Pagina’s 84 en 85.
6.Pagina’s 95, 96. 97.
7.Pagina’s 78 t/m 81.
8.Pagina’s 100 en 101.