ECLI:NL:RBMNE:2024:3023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
23/3354
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders over maatwerkvoorziening begeleiding individueel op basis van de Jeugdwet

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein. Eiseres, een 16-jarig meisje met central core myopathie, was wettelijk vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. K.F.A. van Ham. Het college had op 15 december 2022 een maatwerkvoorziening voor begeleiding individueel toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor een bepaalde hoeveelheid uren per week. Na bezwaar had het college het besluit gedeeltelijk herzien en extra uren toegekend, maar eiseres was het niet eens met de uiteindelijke toekenning van 26 uur en 25 minuten per schoolweek en 24 uur en 20 minuten in een vakantieweek.

De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder de medische situatie van eiseres en de eerdere toekenningen van maatwerkvoorzieningen. Eiseres stelde dat het college niet zorgvuldig had gehandeld en dat de toekenning van uren niet in overeenstemming was met haar zorgbehoefte. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het college zorgvuldig onderzoek heeft verricht en zijn besluit deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van gemeenten onder de Jeugdwet en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de hulpbehoefte van jeugdigen. De rechtbank heeft de beslissing van het college bevestigd en de zaak afgesloten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3354

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door [A]
(gemachtigde: mr. K.F.A. van Ham),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein,verweerder
(gemachtigden: S. Masdari, L. Kersbergen, N. Davelaar).

Inleiding

1. Bij besluit van 15 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder (het college) op grond van de Jeugdwet (Jw) aan eiseres van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 een maatwerkvoorziening begeleiding individueel licht toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor 25 uur en 15 minuten per schoolweek en 23 uur en 10 minuten in een vakantieweek.
2. Met het bestreden besluit van 16 mei 2023 heeft het college het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en eiseres 7 x 10 minuten per week extra toegekend. Aan begeleiding individueel is in totaal toegekend 26 uur en 25 minuten per schoolweek en 24 uur en 20 minuten in een vakantieweek.
3. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 op zitting behandeld door mr. L.M. Henderson. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. De opleider van mr. Henderson (mr. S.G.M. van Veen) was ook bij de zitting aanwezig.
5. Op 7 maart 2024 heeft de rechtbank het vooronderzoek heropend omdat deze uitspraak in verband met de langdurige afwezigheid van mr. Henderson door een andere rechter moet worden gedaan. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om de rechtbank te informeren of zij de zaak opnieuw op zitting wilden bespreken. Partijen hebben afgezien van een zitting. Eiseres heeft op 4 april 2024 een nadere reactie ingediend. Het college heeft op 18 april 2024 een nadere reactie ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank op 30 april 2024 het vooronderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding

6. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres is 16 jaar oud en is bekend met central core myopathie. Ten gevolge hiervan is er sprake van verlaagde spierspanning en spierzwakte in de skeletspieren. Ze kan niet lopen en is afhankelijk van haar rolstoel om zich voort te bewegen. Daarnaast heeft ze ook ernstige scoliose.
7. Sinds 2015 zijn verschillende maatwerkvoorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en Jw aan haar toegekend. Sinds december 2018 ontving zij een maatwerkvoorziening voor begeleiding individueel voor 12 uur per schoolweek en 9 uur per vakantieweek in de vorm van een pgb.
8. In 2021 hebben de ouders van eiseres verzocht de maatwerkvoorziening te verlengen en uit te breiden naar 40 uur per week. Naar aanleiding van dit verzoek heeft het college een onderzoek ingesteld. Omdat dit onderzoek meer tijd vergde, heeft het college coulancehalve het verzoek van de ouders tot verlenging en uitbreiding van de voorzieningen gedurende het onderzoek tot 31 december 2022 ingewilligd en een maatwerkvoorziening van 40 uur per week toegekend.
9. Na het onderzoek afgerond te hebben, heeft het college het primaire besluit genomen. Het college heeft een lager aantal uur toegekend dan ouders hebben verzocht omdat het college tot de conclusie is gekomen dat niet alle aangevraagde hulp boven gebruikelijke hulp betrof. Het college heeft alleen uren toegekend voor zover de aanvraag hulp betrof die boven gebruikelijk was.
Het college heeft het primaire besluit gebaseerd op de volgende onderzoeksactiviteiten zijnde het huisbezoek op 13 september 2022, een vervolg op het huisbezoek op 4 oktober 2022, het door de ouders aangeleverde zorgoverzicht, het door de aangeleverde pgb-plan met evaluatie, een brief van [logopedist] (logopedist) en drs. [keel-neus-oogarts] (keel-Neus-Oogarts) van 20 januari 2022, een verslag van [revalidatie] Revalidatie van 3 juni 2022 en de e-mailwisseling van 28 en 30 november 2022 tussen ouders en [B].
10. Het gaat in deze procedure om de vraag of het college zorgvuldig onderzoek heeft verricht en zijn besluit deugdelijk heeft gemotiveerd.
11. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
In hoeverre is sprake van bovengebruikelijke hulp?
12. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Volgens eiseres zijn diverse soorten van hulp die door de moeder van eiseres worden geboden bovengebruikelijk, terwijl het college dit heeft aangeduid als gebruikelijke hulp. Zonder haar fysieke beperking, zou eiseres op haar leeftijd vrijwel geen hulp van haar ouders nodig hebben. Doordat ze juist overal bij geholpen moet worden, zou dit onder boven gebruikelijke hulp moeten vallen. Bovendien is het onbegrijpelijk dat het aantal minuten aan hulp wordt verlaagd, terwijl de situatie van eiseres is verslechterd. Verder heeft eiseres aangevoerd dat het college heeft geadviseerd hulp onder de Wet langdurige zorg (Wlz) aan te vragen. Dit is tegenstrijdig omdat deze hulp alleen toegekend wordt als er 24 uur per dag zorg nodig is, terwijl het college een maatwerkvoorziening heeft toegekend voor veel minder uur. Ter onderbouwing van haar stelling, heeft eiseres een overzicht van de noodzakelijke zorg ingediend voor in totaal 40 uur per week.
Wettelijk kader
13. De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 2.3, eerste lid, van de Jw bepaalt dat indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp treft. Het college waarborgt een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
14. De Jw schept een jeugdhulpplicht voor gemeenten, maar dat geldt alleen als het kind en zijn of haar ouders er zelf niet uitkomen. De jeugdhulp is bedoeld om de eigen kracht van het kind te versterken en om het gezin en andere mensen die dichtbij het kind staan te leren om het kind (nog) beter te helpen en te verzorgen, zodat het kind gezond en veilig op kan groeien en zo goed mogelijk mee kan doen in de maatschappij.
15. Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 2.3 van de Jw volgt dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. De Centrale Raad van Beroep heeft daarvoor een stappenplan [1] opgesteld inhoudende dat als een kind jeugdhulp nodig heeft, de gemeente de volgende stappen moet onderzoeken:
(1) wat de hulpvraag is;
(2) of er opgroei- of opvoedingsproblemen of psychische problemen of stoornissen zijn en zo ja, welke problemen en stoornissen het kind heeft;
(3) welke hulp gezien de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind nodig is;
(4) of die hulp bijvoorbeeld door de ouders kan worden geboden.
16. Eerst als de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht en duidelijk is dat het probleemoplossend vermogen van de ouders en het sociale netwerk onvoldoende is om de noodzakelijke hulp te verlenen, dient de gemeente een voorziening van jeugdhulp te verlenen.
17. De rechtbank overweegt het volgende. De aanvraag om jeugdhulp ziet op de door de hulp die door de moeder aan eiseres wordt verleend. Tussen partijen is niet in geschil dat het college de hulpvraag van eiseres en haar ouders, de opgroei- en opvoedingsproblemen van eiseres voldoende concreet en inzichtelijk in kaart heeft gebracht. Het college heeft bij het bepalen van de vraag welke hulp in welke omvang nodig is voor eiseres de door de moeder geïnventariseerde tijd tot uitgangspunt genomen.
Het geschil spitst zich daarom toe op de vraag of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Om te beoordelen of hiervan sprake is, wordt het onderscheid gebruikt tussen gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp. Alleen als er sprake is van bovengebruikelijke hulp kan een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb worden toegekend.
18. Om vast te stellen welke hulp bij een ondersteuningsvraag van het kind boven gebruikelijk is, beoordeelt het college op grond van artikel 6.1.1 van de Beleidsregel Wmo en Jeugdhulp gemeente Nieuwegein 2020 (de Beleidsregel) welke hulp substantieel uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Substantieel omdat ook bij jeugdigen zonder beperkingen van dezelfde leeftijd de inzet van de dagelijkse zorg van kind tot kind verschilt. Bijlage 5 van de Beleidsregel bevat een overzicht dat het college als leidraad hanteert voor gebruikelijke zorg. Deze bijlage is gebaseerd op meerdere bronnen, waaronder richtlijnen Gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2020 en de Factsheet ‘Zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag- gebruikelijke hulp’. Bijlage 6 van de Beleidsregels is gebruikt als leidraad om de boven gebruikelijke tijdsinvestering in minuten te bepalen. Deze bijlage is gebaseerd op de bijlage Gemiddelde tijd en frequentie van PV activiteiten uit de CIZ indicatiewijzer 2014.
19. Het college heeft in het primaire besluit zowel de in het zorgoverzicht vermelde zorgactiviteiten van de ouders als de door eiseres en haar moeder verstrekte (medische) informatie betreffende de zorg voor eiseres, vergeleken met bijlage 5 en 6 van de Beleidsregel Nieuwegein. Omdat in de beleidsregels Nieuwegein niet alle persoonlijke verzorging handelingen zijn vermeld, is voor een aantal handelingen gebruik gemaakt van de bijlage Gemiddelde tijd en frequentie van PV activiteiten uit het CIZ indicatiewijzer 2014. Het college heeft aan de hand van de Beleidsregel en het CIZ indicatiewijzer 2014 onder verwijzing naar de in het zorgoverzicht genoemde zorg gemotiveerd waarom sprake is van gebruikelijke dan wel bovengebruikelijke zorg.
20. Eiseres heeft in beroep niet onderbouwd waarom de verleende zorgactiviteiten ten onrechte door het college zijn aangemerkt als gebruikelijke zorg. Ook heeft zij in dat verband geen medische stukken overgelegd. In bezwaar is het college uitgebreid ingegaan op de stelling van eiseres dat bepaalde handelingen als bovengebruikelijk aangeduid moeten worden. Het college heeft daarbij de eetmomenten, het opvangen van zelfstandige taken die bijdragen aan het huishouden en ondersteuning bij weekendactiviteiten, de handelingen die de moeder in de ochtend uitvoert van het wekken tot het aankleden van eiseres, het klaarleggen van spullen en het regelen van taxivervoer betrokken.
21. Eiseres voert hier in beroep geen nieuwe (onderbouwde) argumenten tegen aan. Dat het aantal toegekende minuten lager is dan het aantal dat eiseres hiervoor kreeg (40 uur), terwijl (in de beleving van eiseres) de gezondheid van eiseres is verslechterd, is te verklaren omdat het college 40 uur coulancehalve had toegekend in afwachting van het onderzoek. Na afronding van het onderzoek, heeft het college op basis van het onderzoek mogen bepalen dat eiseres in aanmerking komt voor minder uren dan coulancehalve zijn toegekend. De rechtbank oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt gesteld dat er 26 uur en 25 minuten (schoolweek) en 24 uur en 20 minuten (vakantieweek) aan bovengebruikelijke hulp nodig is.

Conclusie en gevolgen

22. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477.