ECLI:NL:RBMNE:2024:3009

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
16/140721-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van de moeder door de verdachte

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 juni 2023 zijn moeder met een mes heeft verwond. De rechtbank heeft de verdachte, die op dat moment 15 jaar oud was, veroordeeld tot een jeugddetentie van 15 dagen en een werkstraf van 120 uren, waarvan de helft voorwaardelijk. De rechtbank past het jeugdstrafrecht toe, ondanks dat de verdachte meerderjarig is, vanwege zijn lichte verstandelijke beperking en psychische problemen. De officier van justitie had vrijspraak van het primair tenlastegelegde, poging tot doodslag, gevorderd, maar de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had tijdens een ruzie met zijn moeder een mes gepakt en haar in de arm, hals en ribben gestoken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de letselrapportage van de GGD in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en de impact van het geweld op de slachtoffers, waaronder de angst die het heeft veroorzaakt bij zijn moeder en zijn jongere broers en zussen. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte begeleiding en behandeling nodig heeft en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/140721-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Mirshahi en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.L.D. Thomas, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat mevrouw R. van Bemmel van Jeugdreclassering William Schrikker naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte op 8 juni 2023 in [woonplaats] zijn moeder [slachtoffer] met een mes in haar hals, ribben en/of linkerarm heeft gestoken, dan wel dat mes tegen haar hals of lichaam aan heeft gehouden,
dit is
primairten laste gelegd als een poging tot doodslag,
subsidiairals een poging tot zware mishandeling en
meer subsidiairals mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van aangeefster dan wel zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit de inhoud van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden afgeleid dat verdachte opzet had op de dood van aangeefster, ook niet in voorwaardelijke zin.
Bewijsmiddelen subsidiair tenlastegelegde [1]
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte [2] van 9 juni 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had gisteren ruzie met mijn moeder. Ik wilde haar wegduwen, maar had het mes in mijn hand. Tijdens het wegduwen weerde ze zich af en kwam het mes per ongeluk in haar arm terecht.
Het
proces-verbaal van aangifte [3] , houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat hij een mes uit zijn broekzak haalde en zwaaide in de richting van mijn nek. Toen haalde hij uit naar mijn ribben, ik probeerde dit te verweren met mijn bovenarm. Ik voelde wat branden in mijn nek. Ik zag vervolgens dat ik in mijn bovenarm was gestoken.
Een
proces-verbaal van bevindingen [4] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 juni 2023 kreeg ik een melding dat er een steekincident had plaatsgevonden in een woning te [woonplaats] . In de slaapkamer van de woning, zag ik een vrouw op de grond zitten. Ik zag dat de vrouw een licht schaafwondje op haar keel had. Aan de achterkant van haar linker bovenarm zat een wond waar bloed uit kwam.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige [5] , houdende de verklaring van de zus van verdachte, [getuige 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hij pakte een mes uit zijn broek. Vervolgens heeft hij mijn moeder gestoken. Het steken ging in een swing. Hij raakte mijn moeder in de arm.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige [6] , houdende de verklaring van de broer van verdachte, [getuige 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hij pakte een mes uit zijn broek. Toen hield hij het mes naar voren richting de ribben van mijn moeder. Toen deed mijn moeder haar arm ervoor. Hij stak het mes naar voren, in de richting van mijn moeder. Hij heeft haar in haar arm gestoken.
In de
letselrapportage van GGD Flevoland [7] van 18 juli 2023 heeft forensisch arts N. Wind onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, gerapporteerd:
[slachtoffer] geeft aan in de arm gestoken te zijn. Er was sprake van een slagaderlijke bloeding in de linkerarm. Het letsel past goed bij de gemelde toedracht.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het teweegbrengen van zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard en komt tot deze conclusie door de lezing van verdachte te volgen, namelijk dat hij per ongeluk bij het wegduwen van zijn moeder haar heeft gestoken.
De rechtbank volgt de lezing van verdachte niet, omdat het dossier daar geen steunbewijs voor bevat. De moeder, broer en zus van verdachte verklaren allen over zwaai- en/of steekbewegingen van verdachte met een mes in zijn hand. Bovendien blijkt uit de slagaderlijke bloeding in de linkerarm van aangeefster, dat verdachte het mes met kracht heeft gebruikt, te meer nu het een bot keukenmes betreft. Dit handelen is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
op 8 juni 2023 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes in de linker bovenarm, hals en ribben heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
subsidiair:
poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Uit de Pro Justitia-rapportage van R.M. Smits, Registerpsycholoog NIP, volgt niet dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Volstaan kan worden met oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een deels voorwaardelijke werkstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn eigen moeder. Verdachte heeft met een mes zwaai- en steekbewegingen richting zijn moeder gemaakt, waarna een snee is ontstaan in haar nek en een diepe snee in haar arm waardoor een slagaderlijke bloeding is ontstaan. De duur van de genezing van dit letsel is geschat op 21 weken. Het is enkel dankzij het snelle handelen van de moeder, die zich met haar arm kon verweren, dat ernstiger letsel is voorkomen.
Verdachte heeft door zo te handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder en gevoelens van angst bij haar veroorzaakt. Het moet voor haar vreselijk zijn geweest om in haar eigen woning, waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, op gewelddadige wijze te worden aangevallen door haar eigen zoon.
Het destijds 15-jarige zusje en 13-jarige broertje van verdachte hebben het voorval gezien. Zij hebben gezien hoe hun eigen moeder veel bloed heeft verloren, na een geweldsuitbarsting door hun eigen grotere broer. Dat moet ontzettend angstig voor hen zijn geweest. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 26 maart 2024;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 17 april 2024, uitgebracht door M. Dijkstra, reclasseringswerker;
- een Pro Justitia psychologisch rapport van 5 oktober 2023, uitgebracht door R.M. Smits, registerpsycholoog NIP.
Uit voornoemd uittreksel justitiële documentatie volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Uit het Pro Justitia rapport volgt dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een licht verstandelijke beperking en een psychische stoornis in de zin van een posttraumatische stressstoornis, nu in vroege remissie, en van bijkomende problematiek in de zin van een levensfaseprobleem, een voorgeschiedenis van zelfbeschadigend gedrag en een negatieve invloed van ouderlijke relatieproblemen op een kind.
In hoeverre deze problematiek precies van invloed is geweest op het plegen van het tenlastegelegde is onduidelijk gebleven. Verdachte kon zich tijdens het gesprek met de psycholoog het tenlastegelegde niet meer herinneren.
De psycholoog concludeert wel dat de bewezenverklaarde escalatie in de moeder-kind-relatie, met weinig tot geen aanleiding, leidend tot een woede-uitbarsting met lichamelijk geweld, mogelijk gezien moeten worden in het licht van de vastgestelde posttraumatische stressstoornis door de continu ervaren dreiging van buitenaf. Verder zouden, in algemene zin, de zeer gebrekkige emotionele gewaarwording, de beperkte oplossingsvaardigheden, het gebrek aan probleembesef en -inzicht en het ontbreken van moeder als veilige steunfiguur een rol gespeeld kunnen hebben. De psycholoog concludeert voorts dat verdachtes geringe emotionele gewaarwording, het gebrek aan probleeminzicht en het gebrek aan oplossingsvaardigheden mogelijk hebben gemaakt dat hij niet tijdig uit de situatie heeft kunnen stappen. Het risico op recidive op korte en (middel)lange termijn wordt door de psycholoog ingeschat op respectievelijk laag en laag-matig geschat.
De psycholoog adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen, nu verdachte globaal op licht verstandelijk beperkt niveau functioneert en intensieve begeleiding nodig heeft om zijn eigen gedrag te organiseren. Een gezinsgerichte hulpverlening en een pedagogische aanpak is noodzakelijk.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat de reclassering zich conformeert aan de conclusies en adviezen van de psycholoog. De reclassering schat het risico op recidive in als laag tot gemiddeld. Verdachte is niet eerder veroordeeld en komt op de reclassering niet agressief over. Bij een veelheid aan stress of overvraging, is er volgens de reclassering een kans aanwezig dat hij het overzicht verliest en er agressie kan volgen. Sinds de pleegdatum is echter niets meer voorgevallen en werkt verdachte goed mee aan het traject bij de jeugdreclassering.
Verder acht de reclassering het raadzaam om bij een (deels) voorwaardelijke straf, zoals door de reclassering en de psycholoog is geadviseerd, bijzondere voorwaarden op te leggen, om een gedragsverandering te bewerkstelligen en het recidiverisico te verlagen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden van dagbesteding en ambulante begeleiding.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij zijn baan is verloren en het uit is met zijn vriendin, maar dat hij deze tegenslagen op een goede manier heeft verwerkt en weer op zoek is naar een nieuwe baan. De moeder van verdachte is ook positief over de ontwikkeling die hij doormaakt.
Op te leggen straf
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en reclassering over en maakt deze tot de hare. Dit houdt in dat de rechtbank het jeugdstrafrecht toepast. Daarbij is gelet op de persoon van verdachte en op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan, zoals hierboven is uiteengezet. De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het feit.
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht echter – net als de psycholoog en de reclassering – een vrijheidsbenemende straf langer dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft uitgezeten, niet wenselijk. Het is immers de wens van alle betrokkenen dat verdachte direct verder kan met zijn traject met de reclassering.
In tegenstelling tot de officier van justitie acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie niet op zijn plaats. De rechtbank acht een zodanige stok achter de deur, gelet op de problematiek van verdachte, niet wenselijk en noodzakelijk. Daarbij is verder van belang dat de reclassering heeft opgemerkt dat een gevangenisstraf de kans op detentieschade bij verdachte verhoogt. De rechtbank zal wel een deels voorwaardelijke taakstraf opleggen. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Anderzijds om de noodzakelijk begeleiding en behandeling mogelijk te maken door aan dit voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd te verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf op zijn plaats is. Een onvoorwaardelijke taakstraf doet meer recht aan de ernst van het feit en kan bovendien bijdragen aan het creëren van een doel en stabiliteit bij verdachte.
Bij het opleggen van de hierna te noemen straf, acht de rechtbank doorslaggevend dat het doel van straffen in dit geval pedagogisch van aard moet zijn en niet vergelding. De moeder van verdachte heeft dit beaamd door in haar aangifte expliciet te vermelden dat zij het heel belangrijk vindt dat haar zoon hulp krijgt en dat zij aangifte heeft gedaan uit liefde. Om diezelfde reden, en omdat verdachte meer dan gemiddeld heeft geleden door de 15 dagen voorlopige hechtenis in een reguliere penitentiaire inrichting, zal de rechtbank een lagere taakstraf opleggen dan gevorderd.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van vijftien dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met toepassing van de bijzondere voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, passend en geboden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
15 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van
60 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30 dagen jeugddetentie;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich bij de jeugdreclassering van William Schrikker zal melden, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich onder behandeling zal stellen van 's Heeren Loo of een soortgelijke zorgverlener die is gericht op individuele behandeling en systemische behandeling, te bepalen door de jeugdreclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich actief zal inzetten voor het (verkrijgen en) behouden van een gestructureerde dagbesteding, in de vorm van betaald werk. Verdachte houdt zich aan afspraken met een werkgever. Indien de jeugdreclassering het nodig acht laat betrokkene zich hierin begeleiden door maatschappelijk werk of een jobcoach;
  • zich ambulant laat begeleiden door Samen Sterk. De begeleiding duurt zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- waarbij de gecertificeerde instelling William Schrikker opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. N. van Esch en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. I.S.A. Nahumury en J.L. Sterkenburg, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2024.
Mr. Van Esch is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen, althans éénmaal met een mes in de (linker)bovenarm en/of de nek/hals en/of de ribben en/of het bovenlichaam, althans het lichaam heeft gestoken en/of dat mes tegen de nek/hals, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen, althans éénmaal met een mes in de (linker)bovenarm en/of nek/hals en/of de ribben en/of het bovenlichaam, althans het lichaam heeft gestoken en/of dat mes tegen de nek/hals, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen, althans éénmaal met een mes in de (linker)bovenarm en/of de nek/hals en/of de ribben en/of het bovenlichaam, althans het lichaam te steken en/of dat mes tegen de nek/hals, althans het lichaam van die [slachtoffer] te houden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 en 19 juni 2023, genummerd 2023170258, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 101. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 28 en 29.
3.Pagina 36.
4.Pagina 50.
5.Pagina 76.
6.Pagina’s 79 en 80.
7.Pagina’s 98 tot en met 100.