In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, hebben eisers, [eisers c.s.], een verzoek ingediend tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een ontruimingsvonnis. De achtergrond van het geschil betreft een huurachterstand van [gedaagde], die sinds februari 2022 een woning huurt van [eisers c.s.]. Op 28 februari 2024 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en [eisers c.s.] veroordeeld tot ontruiming van de woning. Na een verzoek tot schuldsanering door [eisers c.s.] heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2024 de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis geschorst voor de duur van twee maanden, mits aan de lopende verplichtingen uit de huurovereenkomst werd voldaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2024 is gebleken dat er nieuwe ontwikkelingen zijn, waaronder een aanbod van de gemeente Utrecht om de huurachterstand te betalen, wat aanleiding gaf tot een eiswijziging door [eisers c.s.]. De kantonrechter heeft overwogen dat de belangenafweging in het executiegeschil niet opnieuw kan worden gemaakt, omdat de bodemrechter al een uitvoerbaar bij voorraad verklaring heeft gegeven. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vorderingen van [eisers c.s.] worden afgewezen, omdat er geen belang meer is bij de schorsing van de uitvoerbaarverklaring, gezien de toezegging van [gedaagde] om de huurachterstand te betalen en de gebruiksvergoeding tijdig te voldoen. [eisers c.s.] is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.