Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 maart 2024 met producties 1 t/m 9;
- producties 1 t/m 8 van de vrouw;
- de pleitnotitie van de vrouw;
- de mondelinge behandeling van 3 mei 2024.
2.De feiten
- [gedaagde] , geboren op [geboortedatum 1] 1997;
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2005.
Welke ideeën hebben ouders over de betaling van de kosten voor de kinderen?
Beide de helft
We regelen alimentatie voor de kinderen
Anders: Vader betaalt elke 26e van de maand € 250 euro en € 135 bijdrage studiekosten voor [gedaagde] . Deze bijdrage is vastgesteld door het DUO.”.
3.Het geschil
- het derdenbeslag onder zijn werkgever opheft;
- de vrouw veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de door de werkgever ingehouden bedragen af te dragen aan de man;
- de vrouw veroordeelt de executie van alimentatie en studiekosten binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom;
- de vrouw veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
De man is ontvankelijk in zijn vorderingen
.Wat daaronder wordt verstaan is onduidelijk en niet bepaalbaar. Als gevolg van deze onduidelijkheden is aan de hand van de passages niet eenduidig vast te stellen of en zo ja welke verplichting de vader jegens [gedaagde] is aangegaan en wat de omvang daarvan is. Hiervoor is een nadere uitleg van de afspraken in het convenant en ouderschapsplan noodzakelijk. Dit gaat echter het bestek van een executieprocedure te buiten. Deze procedure is immers niet bedoeld om een soort verklaring voor recht te verkrijgen hoe bepaalde partijafspraken moeten worden uitgelegd.