ECLI:NL:RBMNE:2024:2993

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
16/187855-23 en 16/040991-24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling van verdachte voor straatroof en vernieling, vrijspraak voor andere straatroven.

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009, die werd beschuldigd van meerdere straatroven en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het plegen van een straatroof op 17 juni 2023, waarbij de aangever onder bedreiging van geweld zijn iPhone, schoenen en fietssleutels moest afgeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat de bedreiging met een mes en taser plaatsvond. De verdachte is vrijgesproken van drie andere straatroven, omdat de rechtbank niet overtuigd was van zijn betrokkenheid bij deze feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en psychische problematiek, en heeft besloten om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) op te leggen, naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de aangever en de Vereniging van Eigenaars.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/187855-23 en 16/040991-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2009] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) in [woonplaats] ,
thans verblijvende in het [verblijfplaats] ,
hierna: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2023, 8 maart 2024 en 30 april 2024. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I. Graumans en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, alsmede de ouders van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: aangever) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Aan [verdachte (voornaam)] is - na aanpassing op de zitting - onder andere ten laste gelegd dat hij:
16/187855-23feit 1:op 17 juni 2023 in [plaats] samen met (een) ander(en) door (bedreiging met) geweld een iPhone en/of schoenen (Air Jordan) en/of fietssleutels van [slachtoffer 1] heeft afgeperst;
feit 2:op 25 juni 2023 in [plaats] samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd door (bedreiging met) geweld een telefoon van [slachtoffer 2] af te persen;
feit 3:op 25 juni 2023 in [plaats] samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd door (bedreiging met) geweld een horloge en/of telefoon van [slachtoffer 3] af te persen;
feit 4:op 25 juni 2023 in [plaats] samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd door (bedreiging met) geweld een telefoon van [slachtoffer 4] te stelen;
16/040991-24op 6 augustus 2023 in [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een deur die geheel aan [D] en/of VVE [naam VVE] toebehoorde(n) heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 16/187855-23 feit 1 en 16/040991-24 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. [verdachte (voornaam)] moet volgens de officier van justitie worden vrijgesproken van het onder parketnummer 16/187855-23 feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit [verdachte (voornaam)] vrij te spreken van alle onder parketnummer 16/187855-23 ten laste gelegde feiten, aangezien wettig bewijs ontbreekt waaruit blijkt dat [verdachte (voornaam)] ten tijde van deze feiten op plaats delict aanwezig was. Ook via een schakelbewijsconstructie kan niet tot bewijs worden gekomen. Zo kan er niet gesproken worden van eenzelfde specifieke modus operandi bij de ten laste gelegde (pogingen) straatroven.
Voor wat betreft het onder parketnummer 16/187855-23 feit 1 ten laste gelegde heeft de raadsman verder het volgende aangevoerd. De schoenen van aangever zijn in de kast van [verdachte (voornaam)] aangetroffen. [verdachte (voornaam)] heeft hier een aannemelijke verklaring voor gegeven. Daarbij komt dat de schoenen pas later (meer dan twee maanden na de straatroof) bij hem zijn aangetroffen, en niet al kort erna. Tot slot zegt het OVC-gesprek van 30 augustus 2023 tussen [verdachte (voornaam)] en medeverdachte [medeverdachte 1 (voornaam)] , waarin zij over de desbetreffende schoenen praten, niets over de eventuele rol van [verdachte (voornaam)] bij het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/040991-24 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu [verdachte (voornaam)] dit feit heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak: parketnummer 16/187855-23 feit 2, feit 3 en feit 4De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat [verdachte (voornaam)] moet worden vrijgesproken van de onder parketnummer 16/187855-23 feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [verdachte (voornaam)] ten tijde van die feiten niet thuis was en dat zijn telefoonnummer ruim anderhalf voor het eerste incident (16/187855-23 feit 2) de mast van plaats delict aanstraalde, waar ook de telefoonnummers van medeverdachten [medeverdachte 1 (voornaam)] en [medeverdachte 2 (voornaam)] rond dezelfde tijd aanstraalde. Dit maakt echter niet dat de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat [verdachte (voornaam)] de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Het dossier geeft er namelijk blijk van dat er in dezelfde periode en in hetzelfde gebied (als de straatroven van 25 juni 2023) meerdere straatroven hebben plaatsgevonden, waar (ook) een aantal andere personen dan [verdachte (voornaam)] als verdachte in beeld zijn gekomen.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van 16/187855-23 feit 1:
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende – zakelijk weergeven – verklaard:
Plaats delict: [plaats] .
Op 17 juni 2023 fietste ik het [locatie] in. Ik zag dat een [woonplaats] mijn kant op kwam en er drie personen op zaten. [2] Ik zag dat ze er jong uitzagen, ik vermoed rond de 14 jaar. Ik zag dat verdachte 1 mij vastpakte en een mes liet zien. Verdachte 1 zei dat ik mijn zakken leeg moest maken. Ik heb toen mijn telefoon gegeven. Vervolgens ging verdachte 2 mij fouilleren. Ik hoorde dat verdachte 1 zei dat ik m’n iCloud uit moest loggen. Ik hoorde dat verdachte 1 bleef herhalen: “Unlock, unlock”. Ik keek verdachte 1 aan. Ik hoorde dat verdachte 1 zei dat ik weg moest kijken, en dat er anders wat gebeurde. Ik zag dat verdachte 1 mij met zijn vuist op mijn kaak sloeg. Ik zag dat verdachte 1 het mes wat hij in zijn hand had op mijn keel zette. Ik hoorde dat verdachte 1 zei:”Unlock, unlock!”. Ik zag dat verdachte 3 een taser liet zien, hij liet deze ook ‘knetteren’. Ik hoorde dat verdachte 3 zei: “Schoenen, schoenen”. Ik hoorde dat verdachte 1 vroeg wat voor schoenen ik aan had. Ik zei Nike Air Jordan One’s Mocha. Ik hoorde dat verdachte 1 zei dat ik mijn schoenen uit moest doen en aan hem moest geven. Ik hoorde dat verdachte 1 naar mij riep: “sleutels, sleutels.” Hierop heb ik mijn sleutelbos afgegeven. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Contact aangever [slachtoffer 1]
Om verder onderzoek te kunnen doen naar de weggenomen telefoon werd er contact met aangever opgenomen die vervolgens het IMEI-nummer van de weggenomen telefoon doorgaf, dit was [imei-nummer] . [4]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Aangever is beroofd van zijn mobiele telefoon (Phone X). De historische verkeersgegevens zijn aangevraagd op het IMEI nummer behorend bij de iPhone X. Uit de resultaten van de historische verkeersgegevens bleek dat van 26 juni 2023 tot 7 juli 2023 een simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer] gebruik heeft gemaakt van de Phone X. Uit de CIOT bevraging op het telefoonnummer # [telefoonnummer] bleek dat het telefoonnummer op naam staat van:
[A] , [adres] [plaats] . [5]
[A] heeft tijdens zijn politieverhoor – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Waar heb je die telefoon aangeschaft?
A: Via marktplaats. Van een jongen van ongeveer van 14 jaar. Wat me opviel is dat hij een enkelband om had. Die jongen heet volgens mij [.] of [.] (fonetisch).
V: Wat was het adres?
Opmerking verbalisant: verdachte toont de straat via Google Maps. [6] V: Dan komen we uit bij de [adres] . [7]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:Uit onderzoek in de Gemeentelijke Basis Administratie bleek dat op het [adres] in [plaats] de volgende personen ingeschreven stonden:
Achternaam: [verdachte (achternaam)] ;
Voornamen: [verdachte (voornamen)] ;
Geboortedatum: [2009] . [8]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:Doorzoeking [straat]
Op 30 augustus 2023 werd [verdachte] aangehouden in zijn slaapkamer. Tijdens de doorzoeking werd in de slaapkamer een paar schoenen aangetroffen, te weten een paar Air Jorden 1 High ‘Dark Mocha’ in schoenmaat 44,5. Vervolgens bekeek ik de schoenenkast en ik zag hierin tientallen paren schoenen staan. Ik zag dat geen enkele van deze schoenen groter was dan schoenmaat 42. [9]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:Herkenning Air Jordan schoenen
Op 31 augustus 2023 sprak ik aangever [slachtoffer 1] . Ik toonde de schoenen aan [slachtoffer 1] . Ik hoorde hem roepen ‘dat zijn ze!’ Ik vroeg hem hoe hij de schoenen herkende. [slachtoffer 1] gaf aan dat hij de kleur, vorm en het type schoen gelijk herkende. Ook gaf hij aan de manier waarop de veters in de schoen geregen waren. Ik hoorde dat hij de crease protectors qua vorm herkende. [10]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In dit onderzoek zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] als verdachten aangemerkt. Het onderzoeksteam heeft op 30 augustus 2023 beide verdachten in dezelfde arrestantenbus laten vervoeren. De geluidsbestanden van de cabine van de arrestantenbus werden beluisterd.
[verdachte (voornaam)] : [verdachte] .
[medeverdachte 1 (voornaam)] : [medeverdachte 1] . [11]
[medeverdachte 1 (voornaam)] : Ja ze gaan kamer doorzoeken nu;
[verdachte (voornaam)] : Die [.] (fon) zitten nog in mijn kast;
[medeverdachte 1 (voornaam)] : He;
[verdachte (voornaam)] : Die [.] . Nike nike (fon);
[medeverdachte 1 (voornaam)] : Welke Nike (fon);
[verdachte (voornaam)] : Je weet toch;
[medeverdachte 1 (voornaam)] : Nee;
[verdachte (voornaam)] : Turk, turk, jij, ik. [.] (fon) [.] uit;
[medeverdachte 1 (voornaam)] : Ooohhhh. [12]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
GPS-gegevens enkelband [verdachte]
lk zag dat de enkelband de volgende gegevens had geregistreerd:
- 16-06-2023: vertrek om 16:41;
- 17-06-2023: aankomst om 03:03.
ik zag dat [verdachte] niet thuis was ten tijde van de beroving op 17 juni 2023 om 02:30 uur. [13]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Analyse historische telecomgegevens [telefoonnummer]
Het telefoonnummer werd geregistreerd in combinatie met twee IMEI-nummers:
[imei-nummer] van 11 mei tot en met de laatste registratie op 17 juni 2023 te 01.58 uur
[imei-nummer] van 17 juni 03.17 uur tot en met 26 juni 2023 17.05 uur
[imei-nummer] betreft het toestel dat wederrechtelijk is weggenomen op 17 juni 2023, omstreeks 02.30 uur. [14]
Identiteit gebruiker [telefoonnummer]Op basis van de tegencontacten is het vermoeden dat verdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Incident 17 juni 2023Hieronder staan de registraties weergegeven rond het incident van het telefoonnummer [telefoonnummer] : [15]
- Te zien is dat om 01.58 uur, een half uur voor het incident, een registratie is met het oorspronkelijk gebruikte IMEI-nummer [imei-nummer] . Dan heeft het toestel een verplaatsing doorgemaakt van de thuismast naar de omgeving van de plaats delict, namelijk de zuidoostkant van het [locatie] ;
- Het oorspronkelijke IMEI-nummer waarvan het telefoonnummer gebruik maakt, [imei-nummer] , wordt om 03.00 uur als eerst ná het incident geregistreerd vanaf de [straat] . Deze thuismast aan de [straat] wordt aan het begin van de nacht gebruikt, maar ook in de uren na het incident. In de tussentijd wordt echter van IMEI-nummer geswitcht. Het gestolen toestel met IMEI-nummer [imei-nummer] wordt gebruikt vanaf 03.17 uur op de thuismast. [16]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] , welke vermoedelijk in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 2 (achternaam)] , zijn gevorderd.
Overval 17 juni
- ik zie dat het telefoonnummer op 17 juni 2023 om 00:19 contact maakt met een cell-ID. [17] Dit betreft een uitgaand telefoongesprek naar telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] ;
- Kort daarna, om 00:25 uur, zie ik dat het nummer contact maakt met een cell-ID. Dit betreft een uitgaand telefoongesprek naar nummer [telefoonnummer] ;
- Vervolgens, om 00:38 uur, maakt het nummer [telefoonnummer] contact met een cell-ID. Dit betreft een uitgaand telefoongesprek naar nummer [telefoonnummer] ;
- Om 01:55 uur maakt [telefoonnummer] contact met een cell-ID gelegen aan de [adres] te [plaats] .
Overlap [medeverdachte 2 (achternaam)] en [medeverdachte 1]In de historische verkeersgegevens van [medeverdachte 2 (achternaam)] ( [telefoonnummer] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer] ) zie ik dat beide nummers op 17 juni 2023 om 01:55 uur ( [medeverdachte 2 (achternaam)] ) en 01:58 uur ( [medeverdachte 1] ) contact maken met een cell-ID gelegen aan de [adres] te [plaats] . De zendrichting voor beide cell-ID’s is noordelijk. [18]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Onderzoek identiteit verdachte:
Achternaam: [medeverdachte 2 (achternaam)] ;
Voornamen: [medeverdachte 2 (voornamen)] ;
Nationaliteiten: Nederlandse en Turkse. [19]
Ten aanzien van 16/040991-24:Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het onder parketnummer 16/040991-24
ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] ter terechtzitting van 30 april 2023;
  • de aangifte van [D] namens de vereniging van eigenaren [naam VVE]
Bewijsoverweging
Ten aanzien van 16/187855-23 feit 1:
De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens de straatroof op 17 juni 2023 heeft aangever onder andere zijn telefoon moeten afgeven. Dit heeft plaatsgevonden rond 02:30 uur. Uit de enkelbandgegevens blijkt dat verdachte op dat moment niet thuis was. Uit de historische verkeersgegevens blijkt verder dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] kort voor het incident vanaf de thuismast beweegt in de richting van het plaats delict waar op 17 juni 2023 om 01.58 uur een mast wordt aangestraald. [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte 1 (voornaam)] wonen dicht bij elkaar en komen in de nacht van 17 juni 2023 rond hetzelfde tijdstip thuis. De telefoon van [medeverdachte 1 (voornaam)] straalt rond 03:00 uur zijn thuismast aan en de enkelband van [verdachte (voornaam)] registreert dat hij rond 03:03 uur thuiskomt. Om 3:17 uur blijkt dat de simkaart van [medeverdachte 1 (voornaam)] in de telefoon van aangever is gestopt.
Op 30 augustus 2023 wordt de woning van [verdachte (voornaam)] doorzocht. Dit naar aanleiding van een verklaring van [A (voornaam)] , die zegt een telefoon gekocht te hebben van ene [.] of [.] met een enkelband en wonende aan de [adres] , welke telefoon de iPhone van aangever blijkt te zijn. Deze persoonsomschrijving komt overeen met verdachte en het genoemde adres is het adres van verdachte. In de slaapkamer van [verdachte (voornaam)] wordt vervolgens een ander deel van de buit van de straatroof van 17 juni 2023 aangetroffen, te weten de Nike schoenen van aangever. Diezelfde dag wordt [verdachte (voornaam)] aangehouden en voert in de arrestantenbus een (opgenomen) gesprek met de eveneens aangehouden [medeverdachte 1 (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] heeft het over Nike [.] (schoenen) die hij nog in zijn kast heeft. [medeverdachte 1 (voornaam)] lijkt niet te weten wat [verdachte (voornaam)] bedoeld, waarop [verdachte (voornaam)] antwoord: ‘Turk, turk, jij, ik. [.] (fon) [.] uit’. Volgens de rechtbank blijkt hier (in het bijzonder) uit dat [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte 1 (voornaam)] , naast ‘Turk’, betrokken zijn geweest bij de ten laste gelegde straatroof, nu aangever door drie personen is overvallen en gedwongen is zijn Nike schoenen uit te doen. Daarbij komt dat [medeverdachte 1 (voornaam)] zich op 17 juni 2023 rond 01:55 in hetzelfde gebied bevond als medeverdachte [medeverdachte 2 (voornaam)] [medeverdachte 2 (achternaam)] , met wie hij die nacht ook veelvuldig contact had, én blijkend uit het dossier heeft [medeverdachte 2 (voornaam)] naast de Nederlandse ook de Turkse nationaliteit.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] zich op 17 juni 2023 in [plaats] samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de afpersing van [slachtoffer 1] en de rechtbank gaat dan ook voorbij aan de door [verdachte (voornaam)] afgelegde verklaring dat hij geen betrokkenheid heeft en slechts ‘heler’ is van de gestolen Nike schoenen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
16/187855-23 feit 1:op 17 juni 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een iPhone en schoenen (Air Jordan) en fietssleutels, die geheel aan die [slachtoffer 1] toebehoorden, door:
- die [slachtoffer 1] vast te pakken, en
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “maak je zakken leeg” en “unlock, unlock” en “wegkijken, anders gebeurt er wat” en “geef je schoenen” en “sleutels, sleutels”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en
- die [slachtoffer 1] te fouilleren, en
- die [slachtoffer 1] tegen het gezicht te stompen, en
- aan die [slachtoffer 1] een mes te tonen en een mes tegen de keel van die [slachtoffer 1] te houden, en
- aan die [slachtoffer 1] een taser te tonen en een taser te laten knetteren;
16/040991-24:
op 6 augustus 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een deur die geheel aan VVE [naam VVE] toebehoorde heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/187855-23 feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/040991-24: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan [verdachte (voornaam)] de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) op te leggen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd [verdachte (voornaam)] te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Bij bewezenverklaring van het onder parketnummer 16/187855-23 feit 1 en 16/040991-24 ten laste gelegde heeft de raadsman verzocht [verdachte (voornaam)] , gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die van aanzienlijk kortere duur is dan de tijd die [verdachte (voornaam)] al in voorarrest heeft doorgebracht. Volgens de raadsman is er daarnaast geen ruimte meer een voorwaardelijk strafdeel aan [verdachte (voornaam)] op te leggen, hetgeen ook niet nodig is, nu er een civielrechtelijk kader voor hem klaarligt.
De raadsman heeft bepleit dat niet aan de vereisten voor de oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan. De algemene veiligheid van personen of goederen eist de oplegging van een dergelijke maatregel niet. Voor één straatroof wordt in de regel geen PIJ-maatregel opgelegd en dit is dan ook disproportioneel. In dat kader is het volgens de raadsman relevant om te benoemen dat de deskundigen bij hun advies in het Triple Pro Justitia rapportage van 26 januari 2024 niet zijn uitgegaan van één straatroof, maar van vijf voltooide straatroven en drie pogingen daartoe, zodat deze rapportage niet bruikbaar is. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de PIJ-maatregel niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] , aangezien hij zijn (belangrijke) tienerjaren feitelijk zal kwijtraken. [verdachte (voornaam)] is erg jong en komt bij oplegging van de maatregel in een omgeving terecht met veelal oudere jongeren met een PIJ-maatregel voor ernstigere vergrijpen, waardoor er eerder sprake is van een onveilig en schadelijk opvoedklimaat.
Tot slot heeft de raadsman subsidiair het voorwaardelijke verzoek gedaan de behandeling van de strafzaak aan te houden, indien de rechtbank van oordeel is dat er (nu) geen geschikte alternatieven beschikbaar zijn voor [verdachte (voornaam)] . Onderzocht moet worden of de mogelijkheid bestaat een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan [verdachte (voornaam)] op te leggen, nu de onvoorwaardelijke variant een ultimum remedium is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
[verdachte (voornaam)] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige straatroof. Diep in de nacht in het [locatie] in [plaats] is aangever door drie personen, waaronder [verdachte (voornaam)] , overvallen. Aangever is vastgepakt en gedwongen zijn telefoon af te geven. Hij moest zijn telefoon ontgrendelen en uitloggen op zijn iCloud. Toen dit niet lukte heeft aangever een vuistslag op zijn kaak gekregen en is er een mes tegen zijn keel gezet. Daarnaast werd ook gedreigd met een werkende taser. Niet alleen heeft aangever zijn telefoon en sleutelbos moeten afgeven, ook zijn nieuwe Nike schoenen moest hij uitdoen, waarna deze door de verdachten zijn meegenomen. [verdachte (voornaam)] en zijn medeverdachten hebben zich daarmee de eigendommen van een ander toegeëigend en de lichamelijke integriteit van aangever bedreigd en aangetast. [verdachte (voornaam)] heeft hierbij alleen gedacht aan zijn eigen voordeel en niet stilgestaan bij de gevolgen die een dergelijke gewelddadige straatroof bij het slachtoffer teweeg zou kunnen brengen, en voor zover hij daar wel bij stil heeft gestaan heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. [verdachte (voornaam)] heeft dit feit bovendien gepleegd, terwijl hij kort daarvoor had vastgezeten en was veroordeeld voor een andere straatroof. Hij stond bovendien onder strikt toezicht van de jeugdreclassering en had een enkelband om. Zelfs deze maatregelen hebben [verdachte (voornaam)] niet ervan weerhouden een ernstig strafbaar feit te plegen. Dat rekent de rechtbank [verdachte (voornaam)] ernstig aan.
De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. De moeder van aangever heeft ter terechtzitting verklaard dat het incident een grote impact op hun gezin heeft gehad en dat men maanden lang slecht heeft geslapen. Volgens moeder is het ook te betreuren dat aangever al zijn fijne herinneringen van zijn examenjaar, in de vorm van foto’s en video’s, door het handelen van onder andere [verdachte (voornaam)] is kwijtgeraakt en niet meer heeft kunnen terughalen. Straatroven leveren tot slot sterke gevoelens van onrust en onveiligheid op in de samenleving.
[verdachte (voornaam)] heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan vernieling. Hij heeft meermaals een harde trap tegen de deur van een appartementencomplex gegeven om binnen te komen. [verdachte (voornaam)] heeft op zitting verklaard dat hij dit gedaan heeft omdat hij zijn AirPods binnen had laten liggen. [verdachte (voornaam)] heeft met zijn handelen schade veroorzaakt, alleen aan zijn eigen belang gedacht en geen respect getoond voor andermans eigendom.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van 6 februari 2024 op naam van [verdachte (voornaam)] , waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Zoals hiervoor beschreven is [verdachte (voornaam)] wel eerder veroordeeld voor een straatroof, maar die uitspraak is nog niet onherroepelijk omdat [verdachte (voornaam)] hoger beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de Triple Pro Justitia rapportage van 26 januari 2024, opgesteld door [B] , (kinder- en jeugd)psychiater, [C] , GZ-psycholoog en [E] , forensisch milieuonderzoeker. Uit het rapport blijkt dat bij [verdachte (voornaam)] sprake is van een stoornis in de hechting, ten gevolge van een belaste voorgeschiedenis, waarin sprake was van onveiligheid, instabiliteit en discontinuïteit in de verzorging en opvoeding. Dit wordt door de deskundigen geclassificeerd als een andere specifieke psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis. Daarnaast is er bij [verdachte (voornaam)] sprake van ADHD van het gecombineerde type en van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Ook functioneert [verdachte (voornaam)] op zwakbegaafd niveau. De problematiek was volgens de deskundigen ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig en beïnvloedden het gedrag van [verdachte (voornaam)] . Zo is hij, vanwege zijn problematiek, impulsief en overziet hij de gevolgen van zijn daden niet. Hij denkt sterk vanuit zijn eigen belang en verplaatst zich weinig in de gevoelens en gedachten van een ander. Indien bewezen wordt geacht dat [verdachte (voornaam)] betrokken is geweest bij (een aantal van) de straatroven, is het aannemelijk dat zijn impulsiviteit, spanningsbehoefte en zijn gebrekkige gewetensontwikkeling hierbij een rol hebben gespeeld. De deskundigen adviseren daarom de ten laste gelegde feiten, bij bewezenverklaring, in verminderde mate aan [verdachte (voornaam)] toe te rekenen.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen op de daartoe in hun rapportage
genoemde gronden over. De rechtbank concludeert dat het bewezenverklaarde verminderd
aan [verdachte (voornaam)] kan worden toegerekend en heeft daarmee bij de oplegging van de straf en maatregel rekening gehouden.
De deskundigen hebben verder in de Pro Justitia rapportage benoemd dat het recidiverisico van [verdachte (voornaam)] als hoog moet worden beschouwd, gelet op zijn belaste voorgeschiedenis, de aanwezige problematiek en het feit dat hij veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Voor wat betreft de op te leggen straf en/of maatregel hebben de deskundigen het volgende beschreven en geadviseerd. [verdachte (voornaam)] heeft hulpverlening nodig voor zijn gewetensontwikkeling en hij moet leren zijn impulsen te reguleren en na te denken over de gevolgen van zijn gedrag. De opvoedomstandigheden van beide ouders schieten hierin, door de problematiek van [verdachte (voornaam)] , tekort. Ook eerder ingezette intensieve begeleiding en hulpverlening lijkt niet te werken, nu [verdachte (voornaam)] bij politie en justitie in beeld blijft komen. Daarnaast heeft [verdachte (voornaam)] zich op 1 januari 2024 onttrokken aan het toezicht van de jeugdreclassering door weg te lopen en ruim een week weg te blijven, terwijl de jeugdreclassering al vergaande stappen had gezet om [verdachte (voornaam)] , in combinatie met een strikt strafrechtelijk kader en behandeling, te plaatsen op een geschikte leefgroep (in het kader van een civielrechtelijke uithuisplaatsing). Dit illustreert volgens de deskundigen het korte termijn denken van [verdachte (voornaam)] en zijn onvermogen om zich aan voorwaarden te houden. De deskundigen zien dan ook geen andere mogelijkheid om aan [verdachte (voornaam)] een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, zodat behandeling en begeleiding kan worden gegarandeerd. Tijdens de PIJ-maatregel kan [verdachte (voornaam)] de benodigde structuur en therapie (psychomotore therapie, emotieregulatie, gewetensontwikkeling, leren van delict) worden gegeven en de maatregel is dan ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] .
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 april 2024, opgesteld door mevrouw [K] , raadsonderzoeker. De Raad voor de Kinderbescherming sluit zich aan bij het gegeven advies in de Triple Pro Justitia rapportage om aan [verdachte (voornaam)] een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Volgens de Raad is er bij [verdachte (voornaam)] sprake van complexe problematiek en heeft hij de benodigde structuur, voorspelbaarheid en duidelijkheid nodig om zich zo gunstig mogelijk verder te kunnen ontwikkelen.
De inschatting van de Raad voor de Kinderbescherming is dat [verdachte (voornaam)] dusdanig kampt met vaardigheidstekorten en impulsiviteit, dat een voorwaardelijke straf en/of voorwaardelijke PIJ-maatregel onvoldoende recidivebeperkende werking heeft. De Raad heeft dit als volgt onderbouwd.
[verdachte (voornaam)] is, vanwege zijn problematiek, kwetsbaar en ingeschat wordt dat, indien hij niet de juiste behandeling krijgt, hij opnieuw slachtoffers zal maken en met de politie in aanraking zal komen. [verdachte (voornaam)] heeft al voor een langere tijd, sinds maart 2023, behandeling en therapie gehad van [instelling 1] . Het is echter nog niet tot het inhoudelijk behandelen gekomen, omdat [verdachte (voornaam)] onvoldoende gemotiveerd is en niet wil praten over zijn delictgedrag. Benoemd wordt dat de meest intensieve vorm van jeugdreclasseringstoezicht (ITB Harde Kern in combinatie met Electrische Monitoring), tijdens de schorsing van [verdachte (voornaam)] in de strafzaak met parketnummer 16/025749-23, hem er niet van heeft kunnen weerhouden opnieuw een heftig feit te plegen. [verdachte (voornaam)] heeft zich daarnaast op 1 januari 2024 onttrokken aan de begeleiding van de jeugdreclassering, door weg te lopen vanuit de dagbesteding van [instelling 2] . Ook zoekt [verdachte (voornaam)] binnen de JJI de grenzen op en is hij regelmatig betrokken bij incidenten.
De Raad voor de Kinderbescherming vindt het, gelet op het bovenstaande, noodzakelijk dat er eerst gewerkt wordt aan het vergroten van zijn vaardigheden door middel van behandeling, alvorens over te gaan op het geven van vrijheden, aangezien [verdachte (voornaam)] heeft laten zien dat hij deze vrijheden (nog) niet aankan. Dat hij de vrijheden niet aankan is volgens De Raad, gezien zijn problematiek, ook goed navolgbaar.
De Raad vindt, naast de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend gelet op de ernst van huidige verdenking. Geadviseerd wordt aan [verdachte (voornaam)] een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen welke gelijk is aan de duur van het voorarrest, zodat [verdachte (voornaam)] zo snel mogelijk kan starten met de behandeling.
Beoordeling van de rechtbank
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd (hierna Sr). Ten eerste moet een verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of het feit moet behoren tot één van de misdrijven genoemd in artikel 77s lid 1 onder a Sr. Ten derde moet de PIJ-maatregel noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte zijn.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op het misdrijf (onder parketnummer 16/187855-23 feit 1) waaraan [verdachte (voornaam)] zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de (gedragskundige) rapportages over [verdachte (voornaam)] , aan deze wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan.
Door de deskundigen is vastgesteld dat bij [verdachte (voornaam)] sprake is van een andere specifieke psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis en ADHD van het gecombineerde type.
Daarnaast is het feit waaraan [verdachte (voornaam)] zich schuldig heeft gemaakt een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De PIJ-maatregel is ook noodzakelijk voor de veiligheid van andere personen of goederen. Door de deskundigen is beschreven dat dat het risico op recidive hoog is. [verdachte (voornaam)] is, vanwege zijn complexe problematiek, kwetsbaar en de verwachting is dat als hij niet de juiste behandeling krijgt, hij opnieuw slachtoffers zal maken en met de politie in aanraking zal komen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [verdachte (voornaam)] het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd terwijl hij in een schorsing liep in de strafzaak met parketnummer 16/025749-23. In het kader van deze schorsing zijn strenge voorwaarden aan [verdachte (voornaam)] opgelegd. Ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit bevond [verdachte (voornaam)] zich al in de eindfase van de meest intensieve vorm van jeugdreclasseringstoezicht (te weten ITB Harde Kern in combinatie met EM). Zoals de Raad voor de Kinderbescherming ook heeft benoemd, heeft dit strakke kader [verdachte (voornaam)] er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een ernstig gewelddadig strafbaar feit te plegen.
Nu in de Triple Pro Justitia rapportage de deskundigen, een (kinder- en jeugd)psychiater, een psycholoog en een forensisch milieuonderzoeker, tezamen hun bevindingen over [verdachte (voornaam)] hebben vastgelegd en een advies hebben uitgebracht, is ook voldaan aan de voorwaarde zoals genoemd in artikel 77s, tweede lid Sr.
De rechtbank realiseert zich dat oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een ultimum remedium is, maar vindt dit gelet op de persoon en problematiek van [verdachte (voornaam)] , het hoge recidiverisico, de ernst en aard van het strafbare feit en het advies van de deskundigen toch passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om af te wijken van de uitgebrachte adviezen.
De rechtbank overweegt dat [verdachte (voornaam)] meerdere kansen heeft gehad. Sinds maart 2023 is hij in behandeling en therapie bij [instelling 1] . [verdachte (voornaam)] verschijnt wel op afspraken, maar is niet gemotiveerd en wil niet in gesprek over delictgedrag, waardoor er nog geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. De jeugdreclassering hoopte dat de benodigde behandeling en begeleiding van [verdachte (voornaam)] wel met een combinatie van een civielrechtelijke uithuisplaatsing en een strafrechtelijk kader voor begeleiding en behandeling, van de grond zou komen. Dit is echter nooit gerealiseerd omdat [verdachte (voornaam)] op 1 januari 2024 (zonder toestemming) is weggelopen bij zijn dagbesteding en zich zo (meer dan een week) heeft onttrokken aan het toezicht. Uit de adviezen blijkt bovendien dat [verdachte (voornaam)] zich vanwege zijn complexe problematiek niet aan voorwaarden kan houden. Zo zeggen de deskundigen dat [verdachte (voornaam)] handelt uit eigen belang en niet nadenkt over de gevolgen van zijn handelen. Dit maakt, naar het oordeel van de rechtbank, des te meer dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel passend en noodzakelijk is. Zodoende kan de behandeling van [verdachte (voornaam)] worden opgestart en worden gecontinueerd, om gedrags- en ontwikkelingsproblemen terug te dringen en het recidiverisico in te perken. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is dan ook (uiteindelijk) in het belang van een zo gunstig mogelijk ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] , zijn toekomst en van de maatschappij.
De rechtbank ziet geen noodzaak om het door de verdediging verzochte onderzoek te laten verrichten naar de haalbaarheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Die mogelijkheid is betrokken bij het opstellen van de adviezen en wordt als onvoldoende effectief gezien, omdat gebleken is dat [verdachte (voornaam)] zich niet aan voorwaarden kan houden. De rechtbank acht zich dus voldoende voorgelicht op basis van de uitgebrachte adviezen en de vragen die ter terechtzitting zijn gesteld aan de Raad voor de Kinderbescherming. Het voorwaardelijke verzoek van de verdediging wordt daarom afgewezen.
De maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaar eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 77t Sr. De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel opgelegd is ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Dit betekent dat de maatregel verlengd kan worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid Sr.
Jeugddetentie
De rechtbank vindt naast de PIJ-maatregel, met name gelet op de aard en ernst van de straatroof, een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorwarrest, passend en geboden.

9.BESLAG

Onder [verdachte (voornaam)] zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • telefoon hoesje (781888)
  • een iPhone (781889)
  • een laptop (781890)
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan [verdachte (voornaam)] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de inbeslaggenomen voorwerpen aan [verdachte (voornaam)] te retourneren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan [verdachte (voornaam)] van de hierboven vermelde inbeslaggenomen voorwerpen.

10.BENADEELDE PARTIJ

De heer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1395,10. Dit bedrag bestaat uit € 895,10 materiële schade en € 500 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte (voornaam)] onder 16/187855-23 feit 1 ten laste gelegde feit.
De Vereniging van Eigenaars [.....] , [naam VVE] [nummeraanduiding 1] tot en met [nummeraanduiding 2] (de VvE) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
2.930,52. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan [verdachte (voornaam)] onder 16/040991-24 ten laste gelegde feit. Ook heeft de benadeelde partij om vergoeding van proceskosten verzocht. Dit betreft een bedrag van € 2.870,49.
[G] , [H] en [J] hebben zich ook als benadeelde partij in het geding gevoegd. Nu de feiten waarvan voornoemde personen aangifte hebben gedaan (uiteindelijk) niet aan [verdachte (voornaam)] ten laste zijn gelegd, zullen deze vorderingen benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van de heer [slachtoffer 1] hoofdelijk moet worden toegewezen. Zij vordert het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en (hoofdelijk) de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte (voornaam)] op te leggen.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de VvE gedeeltelijk toe te wijzen. De materiële schadeposten, te weten de kosten voor de reparatie van het slot van de voordeur en de herstelkosten voor de automatische deur, komen gelet op het rechtstreekse verband met het ten laste gelegde feit en de gegeven onderbouwing van de benadeelde, voor vergoeding in aanmerking. Voor wat betreft de overige materiële schadeposten én de gevorderde proceskosten vindt de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
10.2
Het standpunt van de verdediging
T.a.v. de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de volgende materiële schadeposten niet-ontvankelijk verklaard moeten worden: de aanschafkosten van een vervangende telefoon plus hoesje en de gemaakte kosten voor het vervangen van het fietsslot. Deze schadeposten zijn volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor het vervangen van de sloten van de woning van benadeelde heeft de raadsman aangevoerd dat het rechtstreekse verband ontbreekt en deze schadepost moet worden afgewezen. De raadsman heeft verder verzocht het toe te wijzen immateriële schadebedrag sterk matigen.
T.a.v. de vordering benadeelde partij van de VvE
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering niet voor toewijzing vatbaar is. Hij heeft verzocht de schadepost betreffende de inschatting van de herstelkosten van de automatische deur, af te wijzen, nu het rechtstreekse verband ontbreekt. Ten aanzien van de overige materiële schadeposten en de gevorderde proceskosten heeft de raadsman bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van [verdachte (voornaam)] .
De rechtbank is van oordeel dat er een voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezen verklaarde feit en de gevorderde schade. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade voor zover deze ziet op de gemaakte kosten voor het vervangen van het fietsslot (€ 82,40) en sloten van de woning (€ 75,-), gelet op het dossier en de gegeven toelichting van de ouders van de benadeelde ter terechtzitting, voldoende onderbouwd.
De gevorderde materiële schadevergoeding voor de vervangende telefoon (plus hoesje) zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 200,-. Nu de telefoon volgens benadeelde drie of vier jaar oud was, houdt de rechtbank rekening gehouden met een forse afschrijving. Bij het bepalen van het bedrag heeft de rechtbank acht geslagen op het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] (pagina 56 en 57 van het procesdossier), die onderzocht heeft dat de prijs van het soort telefoon van benadeelde op internet tussen de € 100,- en € 296,- euro ligt.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen.
De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij, zoals gemotiveerd is gesteld en niet is betwist, als gevolg van het bewezenverklaarde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending in dit geval met zich meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zó voor de hand liggen, dat de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Gelet op de aard en ernst van het feit én de door de (ouders van de) benadeelde partij gestelde nadelige gevolgen, acht de rechtbank het gevorderde immateriële schadebedrag geheel toewijsbaar.
Het toe te wijzen bedrag en de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering aldus voor een totaalbedrag van € 857,40 hoofdelijk toewijzen, bestaande uit € 357,40 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
[verdachte (voornaam)] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
aan [verdachte (voornaam)] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 857,40, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast omdat [verdachte (voornaam)] nog minderjarig is.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
T.a.v. de vordering benadeelde partij van VvE [naam VVE]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van [verdachte (voornaam)] . De rechtbank acht de gevorderde materiële schade, voor zover deze ziet op de kosten voor de reparatie van het slot van de voordeur (€ 740,08), een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en is van oordeel dat deze schadepost voldoende onderbouwd is. Van deze geleden schade is een gedeelte van € 395,98 door de verzekering reeds vergoed.
De overige gevorderde materiële schadeposten te weten, de herstelkosten voor de automatische deur (€ 126,42), de geschatte kosten voor ‘onderhuidsherstel’ aan de automatische deur (€ 2.000,-) en de vergoeding voor de uren die de gemachtigde met betrekking tot de herstelwerkzaamheden niet heeft kunnen werken (€ 460,-), zijn onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde voor wat betreft deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren.
Het toe te wijzen bedrag en de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering aldus voor een totaalbedrag van € 344,10 (€ 740,08 -
€ 395,98) aan materiële schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
aan [verdachte (voornaam)] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 344,10, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast omdat [verdachte (voornaam)] nog minderjarig is.
Proceskosten
De rechtbank stelt vast dat de gevorderde vergoeding van de proceskosten voornamelijk ziet op de uren die de gemachtigde niet heeft kunnen werken door het bekijken van de beelden in de huidige strafzaak (€ 345,-), het doen van aangifte (€ 230,- + € 115,-), het indienen van een schademelding bij de verzekering (€ 460,-) en het opstellen van de vordering benadeelde partij (€ 690,-). Nu de opgevoerde uren van de gemachtigde niet zijn onderbouwd, zal de rechtbank de benadeelde voor wat betreft deze posten niet-ontvankelijk verklaren. De gevorderde proceskosten voor het bijwonen van de stafzaak (€ 920,-) en de gemaakte geschatte reiskosten hiervoor (€ 100,-), zullen worden afgewezen, nu de gemachtigde van de benadeelde niet ter terechtzitting is verschenen.
De kosten voor het opvragen van het KvK-uittreksel (€ 9,-) en de printkosten (€1,49) zijn kosten die als proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal deze posten dan ook toewijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/187855-23 feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte (voornaam)] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/187855-23 feit 1 en 16/040991-24 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte (voornaam)] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte (voornaam)] strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot
een jeugddetentie van zes (6) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte (voornaam)] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt op
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat deze maatregel niet gemaximeerd is;
Beslag
- gelast de teruggave aan [verdachte (voornaam)] van de volgende voorwerpen:
  • telefoon hoesje (781888)
  • een iPhone (781889)
  • een laptop (781890)
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 857,40, bestaande uit
€ 357,40 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt [verdachte (voornaam)] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de
vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt [verdachte (voornaam)] hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 857,40 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte (voornaam)] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte (voornaam)] ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
Benadeelde partij Vve [naam VVE]
  • wijst de vordering van de Vve [naam VVE] toe tot een bedrag van € 344,10
  • verklaart de VvE [naam VVE] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot betaling aan de VvE [naam VVE] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • legt [verdachte (voornaam)] hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van de VvE [naam VVE] aan de Staat € 344,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte (voornaam)] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte (voornaam)] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op 10,49;
  • wijst de vordering van de VvE [naam VVE] af voor wat betreft de overige gevorderde proceskosten;
Benadeelde partij [G]
- verklaart [G] niet-ontvankelijk in de vordering;
Benadeelde partij [H]
- verklaart [H] niet-ontvankelijk in de vordering;
Benadeelde partij [J]
- verklaart [J] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma (kinderrechter), voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en S.D. Groen, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte (voornaam)] wordt ten laste gelegd dat:
16/187855-23
1
hij op of omstreeks 17 juni 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een iPhone en/of schoenen (Air Jordan) en/of fietssleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), door:
- die [slachtoffer 1] vast te pakken, en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "maak je zakken leeg" en/of "unlock, unlock" en/of "wegkijken, anders gebeurt er wat" en/of "geef je schoenen" en/of "sleutels, sleutels", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] te fouilleren, en/of
- die [slachtoffer 1] tegen het gezicht, althans het lichaam, te stompen en/of slaan, en/of
- aan die [slachtoffer 1] een mes te tonen en/of een mes tegen de keel van die [slachtoffer 1] te houden, en/of
- aan die [slachtoffer 1] een taser te tonen en/of een taser te laten knetteren;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 25 juni 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n),
- die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "maak je zakken leeg" en/of "geef alles wat je hebt" en/of "waar is de telefoon? Geef mij die" en/of "steek hem, steek hem", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft afgetast en/of die [slachtoffer 2] heeft gefouilleerd, en/of
- achter die [slachtoffer 2] aan heeft gerend, en/of
- die [slachtoffer 2] bij zijn arm heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 25 juni 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een horloge en/of telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n),
- die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd “maak je zakken leeg" en/of "geef alles wat je hebt" en/of "zakken leeg en doe je horloge af" en/of "schiet hem", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 3] meermaals heeft vastgepakt, en/of
- die [slachtoffer 3] tegen het gezicht, althans het lichaam, heeft geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt, en/of
- aan die [slachtoffer 3] een mes heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 25 juni 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de fiets van die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt, en/of
- die [slachtoffer 4] heeft ingesloten, en/of
- die [slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd “laat de tijd op je telefoon zien”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- de schouders en/of armen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt, en/of met kracht aan de schouders en/of armen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 4] heeft getrokken, en/of
- heeft getracht de telefoon van die [slachtoffer 4] uit diens broekzak te pakken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
16/040991-24
hij op of omstreeks 6 augustus 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [D] en/of VVE [naam VVE] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 november 2023, genummerd PL0900-2023191573, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 484. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van 8 februari 2024, genummerd PL0900-2023239969, wordt hieraan (A) toegevoegd.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 27.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 28.
4.Een proces-verbaal van relaas, pagina 8.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [A] , pagina 179.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [A] , pagina 182.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 36.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 352.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 209.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 214.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 199.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 166.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 168.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 169 en 170.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 193.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 194.
19.Een proces-verbaal van onderzoek identiteit, pagina 397.
20.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 5 (A).