ECLI:NL:RBMNE:2024:2988

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
562962
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie door verkeerde bespuiting van buxusbollen

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. schadevergoeding van [gedaagden c.s] wegens wanprestatie, specifiek door schade aan buxusbollen als gevolg van onjuiste spuitwerkzaamheden. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 15 mei 2024 uitspraak gedaan. De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagden c.s] heeft in mei 2016 onkruidbestrijding uitgevoerd op de percelen waar [eiseres] buxusbollen teelde. Dit leidde tot schade aan 17.184 buxusbollen en een lagere verkoopprijs voor 122.816 buxusbollen. [eiseres] vorderde een schadevergoeding van in totaal € 260.334,08, inclusief deskundigenkosten. De rechtbank oordeelde dat [gedaagden c.s] aansprakelijk is voor de schade door de lagere kwaliteit van de buxusbollen en kende een schadevergoeding van € 200.190,08 toe, evenals € 23.479,21 aan deskundigenkosten. Het verweer van [gedaagden c.s] dat [eiseres] niet-ontvankelijk zou zijn in haar vordering tegen ASR werd afgewezen, omdat de schade niet was veroorzaakt door een motorrijtuig. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] voldoende maatregelen had genomen om de schade te beperken, waardoor het eigen schuld verweer van [gedaagden c.s] niet slaagde. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering voor uitval van de buxusbollen, die werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/562962 / HA ZA 23-604
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. G. Beekman,
tegen

1.ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,

te Utrecht,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg.
2.
[gedaagde sub 2] VOF,
te [plaats 2]
3.
[gedaagde sub 3]
te [plaats 2] ,
4.
[gedaagde sub 4]
te [plaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat in conventie: mr. R.H.J. Wildenburg,
advocaat in reconventie: mr. I. Bezoen.
Eiseres in conventie wordt hierna [eiseres] genoemd. Gedaagde 1 in conventie wordt ASR genoemd. Gedaagden 2, 3 en 4 in conventie worden gezamenlijk (in mannelijk enkelvoud) [gedaagden c.s] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 september 2023, met producties A, B en 1 tot en met 28;
  • de conclusie van antwoord van ASR, met producties 1 tot en met 5;
  • de oproep voor de mondelinge behandeling, verzonden op 21 december 2023;
  • de akte van [eiseres] van 8 januari 2023, met producties 29 en 30, waaruit blijkt dat zij [gedaagden c.s] als derde in het geding heeft opgeroepen;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie van [gedaagden c.s] , met producties 1 tot en met 16;
  • de akte overlegging producties, akte wijziging van eis en conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres] van 21 februari 2024, met producties 31 tot en met 36;
  • de mondelinge behandeling van 5 maart 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van ASR en [gedaagden c.s] in conventie;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagden c.s] in reconventie.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagden c.s] heeft de buxus van [eiseres] bespoten tegen onkruid. Dat is verkeerd gegaan, waardoor volgens [eiseres] 17.184 buxusbollen zijn uitgevallen en 122.816 buxusbollen verkocht in een lagere kwaliteitsklasse en tegen een lagere prijs dan gebruikelijk. [eiseres] vordert een schadevergoeding van € 260.334,08 en vergoeding van deskundigenkosten. [eiseres] krijgt grotendeels gelijk. [gedaagden c.s] moet € 200.190,08 vergoeden voor de verkoop in een lagere kwaliteitsklasse. Ook moet hij € 23.479,21 exclusief btw voor deskundigenkosten en de proceskosten betalen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiseres] houdt zich bezig met de teelt en het akkerbouwmatig opkweken van bomen en struiken. [gedaagden c.s] is eigenaar van verschillende percelen grond. In 2012 hebben partijen een teeltpachtovereenkomst gesloten. [eiseres] teelde buxusbollen op de door [gedaagden c.s] beschikbaar gestelde grond en [gedaagden c.s] voerde gewasbescherming uit. Voor deze werkzaamheden betaalde [eiseres] aan [gedaagden c.s] een teeltvergoeding.
2.3.
Begin mei 2016 heeft [gedaagden c.s] op een tractor met een nieuwe rijenspuit tussen de buxusbollen van [eiseres] gespoten tegen onkruid. Kort daarna bleek dat de buxusbollen waren beschadigd, omdat [gedaagden c.s] zonder beschermkap, met een te hoog voltage en te hoog boven de grond had gespoten. Op 5 oktober 2016 heeft [eiseres] [gedaagden c.s] aansprakelijk gesteld voor de schade.
2.4.
Na verschillende onderzoeken kon de hoogte van de schade nog niet worden vastgesteld. De buxusbollen moesten een extra teeltjaar ondergaan of in een lagere kwaliteitsklasse worden verkocht. Aansprakelijkheidsverzekeraar ASR heeft namens [gedaagden c.s] aansprakelijkheid erkend. Zij heeft de kosten voor een extra teeltjaar van € 75.366,29 aan [eiseres] vergoed.
2.5.
Na het extra teeltjaar is gebleken dat 17.184 buxusbollen zijn uitgevallen en 122.816 buxusbollen verkoopbaar waren in een lagere kwaliteitsklasse dan gebruikelijk. [eiseres] heeft ASR aangesproken voor de verdere schade. ASR is niet tot vergoeding overgegaan.
De vorderingen en verweren
2.6.
[eiseres] vordert in conventie voor recht te verklaren dat [gedaagden c.s] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade die het gevolg is van het door [gedaagden c.s] op onjuiste wijze uitvoeren van spuitwerkzaamheden in mei 2016, en de hoogte van de schade, voor zover nog niet door ASR betaald, vast te stellen op € 200.190,08 vanwege de lagere opbrengst en € 60.144,- vanwege uitval. Daarnaast vordert [eiseres] ASR en [gedaagden c.s] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van:
€ 200.190,08 voor het omzetverlies door de verkoop van de buxusbollen in een lagere kwaliteitsklasse;
€ 60.144,- voor het omzetverlies door de uitval van de buxusbollen;
€ 23.479,21 exclusief btw aan deskundigenkosten;
€ 3.076,67 aan buitengerechtelijke incassokosten.
[eiseres] vordert de wettelijke rente over de schadevergoeding onder 1 en 2 vanaf 5 oktober 2016, en veroordeling van ASR en [gedaagden c.s] in de proceskosten.
2.7.
ASR stelt dat [eiseres] niet-ontvankelijk is. Verder betwist zij de stellingen van [eiseres] en voert verschillende verweren. Volgens ASR is overeengekomen dat de schade wordt vastgesteld op de kosten van een extra teeltjaar, namelijk € 75.366,29. Dit bedrag heeft zij al vergoed. Daarnaast heeft [eiseres] de teeltadviezen om de gevolgen van de spuitschade te beperken niet (goed) opgevolgd, zodat ASR meent dat zij de verdere schade ook om die reden niet hoeft te vergoeden (artikel 6:101 BW).
2.8.
[gedaagden c.s] sluit zich aan bij de stellingen van ASR. Daarnaast stelt zij een tegenvordering (vordering in reconventie) in tot betaling van € 31.353,45 (vermeerderd met rente en kosten), omdat [eiseres] de facturen voor de uitgevoerde gewasbescherming niet volledig heeft betaald. Over deze vordering in reconventie hebben partijen ter zitting overeenstemming bereikt. De rechtbank hoeft daarom niet meer te beslissen over deze vordering.
[eiseres] is niet-ontvankelijk in haar vordering jegens ASR
2.9.
[eiseres] kan ASR niet direct aanspreken voor de schade. Op grond van artikel 6 lid 1 Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (hierna: WAM) heeft een benadeelde bij schade veroorzaakt door een motorrijtuig in het verkeer een eigen vorderingsrecht op de WAM-verzekeraar. Alleen in deze zaak gaat het niet om schade veroorzaakt door een tractor die deelneemt aan het verkeer. Het gaat hier om schade veroorzaakt door verkeerde bespuiting van buxus op een akker, waarbij een tractor is gebruikt.
Ook van een directe actie in de zin van artikel 7:954 BW is geen sprake. Daarvoor is vereist dat sprake is van schade door dood of letsel. Dat is in deze kwestie niet aan de orde, omdat het alleen gaat om materiële schade. De rechtbank zal [eiseres] daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tegen ASR.
2.10.
[eiseres] heeft [gedaagden c.s] (gedaagde 2, 3 en 4) rechtsgeldig in het geding opgeroepen. Tegenover deze gedaagden is [eiseres] wel ontvankelijk, zodat de rechtbank de vorderingen van [eiseres] tegenover [gedaagden c.s] zal beoordelen.
De schade is niet volledig vergoed
2.11.
[gedaagden c.s] stelt dat de schade al is vergoed. Volgens hem is overeenstemming bereikt over de hoogte van de schadevergoeding, namelijk een extra teeltjaar. Dat bedrag (€ 75.366,29) heeft ASR vergoed, zodat [eiseres] volgens [gedaagden c.s] geen (extra) schadevergoeding meer kan vorderen. Dat standpunt deelt de rechtbank niet.
2.12.
Deskundige [deskundige 1] , ingeschakeld door ASR, liet op 7 november 2017 aan de door [eiseres] ingeschakelde expert [deskundige 2] weten (productie 32 van [eiseres] ):

Wij verwijzen naar het telefoongesprek van vorige week waarbij wij meldden dat de verzekeraars bereid zijn om dat deel van de schade waarover overeenstemming bestaat reeds nu te vergoeden.
Wij vernemen graag of uw cliënt met het aanbod instemt. (…)’
Hieruit volgt dat geen overeenstemming was bereikt over de totale schade, maar enkel over een deel daarvan. Op 23 november 2017 heeft ASR dit bedrag aan [eiseres] vergoed. Ook in de brief waarin ASR dat aan [eiseres] meedeelt, staat niets over een volledige schadevergoeding of betaling tegen finale kwijting. ASR schrijft alleen dat zij
‘in verband met de schade die is gemeld’een bedrag heeft overgemaakt. Nergens blijkt uit op grond waarvan [eiseres] moest begrijpen dat ASR de schade volledig en tegen finale kwijting had vergoed. Het verweer van [gedaagden c.s] dat de schade volledig is vergoed slaagt dus niet.
De schadevergoeding van € 60.144,- voor uitval van buxusbollen wordt afgewezen
2.13.
[eiseres] vordert een schadevergoeding van € 60.144,- vanwege uitval van de buxusbollen. Zij stelt dat er door de onjuiste manier van spuiten 17.184 buxusbollen zijn uitgevallen die zij normaal zou hebben verkocht voor € 3,50 per stuk. Deze vordering zal worden afgewezen.
2.14.
Met [gedaagden c.s] is de rechtbank van oordeel dat niet te achterhalen is of de uitval van buxusbollen is veroorzaakt door de verkeerde bespuiting. [deskundige 2] noemt in zijn aanvullend rapport zeven schadeoorzaken die de uitval van de buxusbollen verklaren. Naast de schade door de bespuiting gaat het onder meer om waterschade als gevolg van de ongelijke ligging van het maaiveld (
‘verreweg het grootste deel van de uitval’), wortelziekten en aanrijdingschade door afwijkende plantafstanden. Volgens [deskundige 2] is niet meer te achterhalen welk deel van de schade valt toe te rekenen aan welke schadeoorzaak. [eiseres] heeft ook niet verder onderbouwd dat de uitval van de buxusbollen direct het gevolg is geweest van de spuitschade. Het causaal verband tussen de spuitschade en de uitgevallen buxusbollen komt dus niet vast te staan.
[eiseres] moet € 200.190,08 vergoeden voor de lagere kwaliteit van de buxusbollen
2.15.
Daarnaast vordert [eiseres] een schadevergoeding van € 200.190,08 vanwege lagere kwaliteit van 122.816 buxusbollen. Zij heeft die buxusbollen in januari 2017 verkocht voor € 1,87 per stuk. Als de buxusbollen verkoopbaar waren in de A1-kwaliteitsklasse, zou dit voor een prijs van € 3,50 per stuk zijn geweest. Daardoor is het omzetverlies volgens [eiseres] € 200.190,08 (122.816 x (€ 3,50- € 1,87)).
2.16.
De rechtbank zal de schadevergoeding van € 200.190,08 toewijzen. [gedaagden c.s] voert aan dat de buxusbollen al vóór het bespuiten niet van A1-kwaliteit waren, mede vanwege niet-optimale teeltomstandigheden. Dat standpunt deelt de rechtbank niet. Deskundige [deskundige 2] heeft in zijn brief van 13 december 2023 (productie 34 van [eiseres] ) met foto’s van onder meer 13 mei 2016 toegelicht dat de buxusbollen voor de bespuiting A1-kwaliteit hadden. Uit zijn foto’s 1 tot en met 13 blijkt dat de planten in mei 2016 vanaf de grond goed vertakt waren met allemaal nieuwe uitlopers. Daarmee was volgens hem sprake van A-kwaliteit. (De deskundigen van) [gedaagden c.s] hebben deze foto’s en de daaruit getrokken conclusie dat in elk geval een deel van de buxusbollen voorafgaand aan de bespuiting van A1-kwaliteit waren, niet betwist. Dat de teeltomstandigheden niet optimaal waren, de teelt niet homogeen was en er verschillende schadeoorzaken aan te wijzen zijn, wil niet zeggen dat de 122.816 buxusbollen (van een perceel met in totaal 400.000 buxusbollen) waarvoor [eiseres] schadevergoeding vordert voor de verkeerde bespuiting niet van A1-kwaliteit waren. In de schadebegroting is rekening gehouden met die omstandigheden. [deskundige 2] schrijft in zijn aanvullend rapport namelijk onder meer:

Slechts de in 2017 planten van B-kwaliteit zijn in de schadeclaim betrokken. Deze hadden, naar mijn overtuiging in 2016, op of vlak voor schadedatum, nog de A1-kwaliteit (...)
De claim van [eiseres] gaat voorbij aan de Buxus planten welke de afleverbare kwaliteit niet hebben gehaald. Dus er wordt geen schade geclaimd over de 41% uitval welke aanwezig is geweest op het perceel.(…)’.
Dat heeft [gedaagden c.s] niet weersproken. Bovendien schrijft [deskundige 2] in zijn brief van 13 december 2023 dat uit luchtfoto’s blijkt dat bepaald niet gezegd kan worden dat slordig is ingeplant en dat een ongelijke rijafstand niet per definitie tot schade leidt. Als hier al schade uitkomt, dan valt dit volgens [deskundige 2] onder het normale uitvalpercentage van 10% waar standaard mee wordt gerekend. [gedaagden c.s] heeft dit niet weersproken.
Dat de suboptimale teeltomstandigheden partijen bekend waren en niet altijd alle planten zich tot A1-kwaliteit ontwikkelden, volgt ook uit de gebruikelijke werkwijze van partijen waarbij [eiseres] de buxusbollen die van onvoldoende kwaliteit waren crediteerde aan haar klanten. Die gecrediteerde kosten werden vervolgens in mindering gebracht op de teeltvergoeding die [eiseres] aan [gedaagden c.s] betaalde.
2.17.
Het voorgaande brengt met zich mee dat [gedaagden c.s] de schade van € 200.190,08 in principe moet vergoeden. Dat is alleen anders als sprake is van een omstandigheid die aan [eiseres] moet worden toegerekend, zoals [gedaagden c.s] betoogt (artikel 6:101 BW). Dat is niet het geval.
Het eigen schuld verweer van [gedaagden c.s] slaagt niet
2.18.
Volgens [gedaagden c.s] heeft [eiseres] niet gedaan wat nodig was om de gevolgen van de spuitschade te beperken. [eiseres] moest op advies van deskundigen de buxusbollen extra diep insnoeien en zorgen voor voldoende vocht en stikstof. Verder moest [eiseres] de buxusbollen bedekt houden met spuitzwavel. Bovendien hebben de buxusbollen niet de benodigde herstelperiode van een jaar gehad, aldus [gedaagden c.s] . Dit verweer slaagt niet.
2.19.
[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat uit het overzicht van het middelengebruik (productie 23 bij dagvaarding) blijkt dat de buxusbollen waren voorzien van meststoffen en dat spuitzwavel is aangebracht. Volgens haar blijkt daarmee uit het overzicht dat het advies is opgevolgd. [gedaagden c.s] heeft dit niet weersproken. Daarmee staat vast dat [eiseres] heeft gezorgd voor voldoende vocht en stikstof en de buxusbollen bedekt heeft gehouden met spuitzwavel.
2.20.
Daarnaast gaat de rechtbank voorbij aan het standpunt van [gedaagden c.s] dat de buxusbollen niet extra diep zijn ingesnoeid. [deskundige 2] heeft in zijn brief van 13 december 2023 verklaard dat de buxusbollen in juni 2016 zijn gesnoeid tot een grootte van 25 centimeter, het formaat van een jaar eerder. Dat is in lijn met het teeltadvies. Daar komt bij dat [deskundige 2] op 14 oktober 2016 de hergroei van de buxusbollen heeft geïnspecteerd. Daarvan zijn foto’s gemaakt. Op de gemaakte foto’s, in het bijzonder foto’s 17 tot en met 19, is te zien dat de buxusbollen zijn gesnoeid. Zo is op foto 19 volgens [deskundige 2] te zien dat de planten aan de bovenkant weer
‘goed in het jonge schot zitten’. Dat schot is korter dan op de foto’s in mei: daaruit blijkt volgens [deskundige 2] klip en klaar dat de buxusbollen in juni 2016 gesnoeid zijn geweest. Ook uit de grootte van de buxusbollen blijkt volgens [deskundige 2] dat er conform het advies is teruggesnoeid. Als dat namelijk niet het geval was geweest, dan zouden de buxusbollen op de foto’s van oktober 2016 groter zijn dan de buxusbollen op de foto’s van 13 mei 2016.
2.21.
Tot slot oordeelt de rechtbank dat de buxusbollen de benodigde herstelperiode hebben gehad. Volgens de deskundigen van zowel [eiseres] als [gedaagden c.s] moesten de buxusbollen een extra teeltjaar ondergaan. [deskundige 2] heeft in zijn brief van 13 december 2023 toegelicht dat het groeiseizoen loopt van april tot en met september. In de overige maanden groeien de buxusbollen niet of nauwelijks omdat het dan te koud is, aldus [deskundige 2] . Daar komt bij dat [deskundige 2] heeft aangegeven dat een takje tussen juni en oktober 10 à 15 centimeter groeit. [gedaagden c.s] heeft dit niet weersproken.
Zoals in 2.20 besproken zijn de buxusbollen in juni 2016 teruggesnoeid tot een grootte van 25 centimeter. Dit betekent dat de verwachting was dat de buxusbollen eind september 2016 een grootte van 35 tot 40 centimeter zouden hebben bereikt. Dit is een groter formaat dan nodig: in de koopovereenkomst met haar klant heeft [eiseres] een grootte van 25 tot 35 centimeter opgenomen, zo blijkt uit de brief van [deskundige 2] . Het feit dat de buxusbollen al in januari 2017 werden verkocht en in april 2017 werden geleverd heeft dus niet bijgedragen aan de (hoogte van de) schade. In de maanden oktober tot april kan namelijk geen groei van de buxusbollen worden verwacht. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de herstelperiode feitelijk 12 maanden heeft moeten duren. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de buxusbollen een voldoende lange herstelperiode hebben gehad.
2.22.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiseres] heeft gedaan wat nodig was om de gevolgen van de spuitschade te beperken. Het eigen schuld verweer slaagt dus niet.
Conclusie
2.23.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank [gedaagden c.s] zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 200.190,08. [eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2016, de datum waarop zij [gedaagden c.s] aansprakelijk heeft gesteld. [gedaagden c.s] heeft dat niet betwist, zodat de wettelijke rente vanaf die datum zal worden toegewezen.
2.24.
Op de door [eiseres] ingestelde vordering tot schadevergoeding is volledig beslist. [eiseres] heeft daarom geen belang meer bij toewijzing van de vordering om voor recht te verklaren dat [gedaagden c.s] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade en de schade vast te stellen op de hoogte van de gevorderde bedragen (artikel 3:303 BW). De rechtbank zal de verklaring voor recht daarom afwijzen.
[gedaagden c.s] moet de deskundigenkosten betalen
2.25.
Ook maakt [eiseres] aanspraak op de deskundigenkosten van € 23.479,21 exclusief btw. Het gaat hierbij om kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid (artikel 6:92 lid 2 sub b BW), die niet ‘van kleur verschieten’ en dus niet worden geconverteerd in de proceskostenveroordeling. Had [eiseres] immers voorafgaand aan de procedure geen deskundige ingeschakeld maar was dat in de procedure gebeurd, dan waren deze kosten ook voor vergoeding in aanmerking gekomen. Gezien de discussie over het causaal verband en de hoogte van de schade is het bovendien niet onredelijk dat [eiseres] een deskundige heeft ingeschakeld. Anders dan [gedaagden c.s] aanvoert is er ook geen sprake van dat [eiseres] blijft volharden in een onjuist standpunt, omdat de gevorderde schadevergoeding grotendeels wordt toegewezen. [gedaagden c.s] heeft niet gemotiveerd betwist dat de hoogte van de door deskundige [deskundige 2] in rekening gebrachte kosten redelijk is (en [eiseres] is niet verzekerd voor deze kosten), zodat de rechtbank de gevorderde deskundigenkosten zal toewijzen.
De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen
2.26.
Tot slot vordert [eiseres] vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.076,67. [eiseres] stelt dat zij ASR op 16 februari 2023 heeft gesommeerd de schadebedragen te vergoeden, maar heeft daarvan geen productie overgelegd. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] die brief ook aan [gedaagden c.s] heeft gericht, terwijl eerder in dit vonnis al is gebleken dat [eiseres] haar schade niet rechtstreeks op ASR kon verhalen. De buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
[gedaagden c.s] moet de proceskosten betalen
2.27.
[gedaagden c.s] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] betalen. De proceskosten van [eiseres] worden op basis van het toegewezen bedrag begroot op:
- dagvaarding
109,44
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2 punten × tarief € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
11.425,44

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering jegens ASR,
3.2.
veroordeelt [gedaagden c.s] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 200.190,08, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 5 oktober 2016 tot de dag van betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagden c.s] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 23.479,21 exclusief btw aan deskundigenkosten,
3.4.
veroordeelt [gedaagden c.s] in de proceskosten van [eiseres] van € 11.452,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden c.s] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagden c.s] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
5315