8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs. Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het samen met zijn broer voorhanden hebben van een revolver en bijbehorende munitie.
De genoemde harddrugs waren overduidelijk bedoeld voor de handel. Het is algemeen bekend dat harddrugs, eenmaal onder het bereik van gebruikers, een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Achter de wereld van de drugshandel gaat bovendien een hele wereld schuil, die draait op een eigen economie en waarin geweld niet wordt geschuwd. Het handelen van verdachte, waarbij hij (al dan niet tijdelijk) een grote handelshoeveelheid aanwezig heeft gehad, is hierbij een onmisbare schakel. Naast het gevaar voor gebruikers van en de handelaren in drugs lopen ook degene die grote hoeveelheden drugs aanwezig hebben gevaar.
Dat de handel in drugs vaak gepaard gaat met andere criminaliteit is ook in dit geval gebleken doordat verdachte samen met zijn broer een vuurwapen en munitie voorhanden hadden. Niet valt uit te sluiten dat deze goederen in de woning aanwezig waren ter bescherming van de aanwezige harddrugs. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving.
Verdachte en zijn broer lijken bij de ernst en het gevaarzettende karakter van de feiten onvoldoende te hebben stilgestaan. In hun naïviteit hebben zij een vriend, die zij van vroeger kenden en die zei in nood te zijn, onderdak gegeven in hun woning. Deze vriend heeft misbruik gemaakt van de gastvrijheid en na te noemen kwetsbaarheid van verdachte en zijn broer en de woning van verdachte gebruikt als opslag voor drugs. Dat verdachte voor de opslag van drugs een vergoeding van deze vriend heeft gehad dan wel dat verdachtes betrokkenheid verder ging dan het enkel aanwezig hebben van harddrugs is niet gebleken.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 1 januari 2024 volgt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen ter zake van soortgelijke feiten.
Over verdachte heeft de reclassering meerdere rapporten uitgebracht. Uit deze rapporten en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte en zijn broer in hun jeugd emotioneel en fysiek zijn verwaarloosd. Verdachte kampt hierdoor met traumaproblematiek en is voornemens om in een vrijwillig kader te starten met een behandeling. Dit is nog niet van de grond gekomen en verdachte heeft gezegd hiermee te willen wachten tot na de zitting. Met begeleiding van de hulpverlening hebben verdachte en zijn broer de beschikking gekregen over een woning. Dit betreft de woning waar de harddrugs en de revolver zijn aangetroffen. Verdachte is werkloos en ontvangt een uitkering.
Bij de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, en met straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Gelet hierop kan in dit geval niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft echter in strafmatigende zin rekening gehouden met de kwetsbaarheid van verdachte, zoals hiervoor is weergegeven, en dat van deze kwetsbaarheid door anderen misbruik is gemaakt. In strafmatigende zin heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen en dat dat ook na de pleegdatum – bijna drie jaar geleden - niet meer is gebeurd.
Ook heeft de rechtbank bij de strafmaat in ogenschouw genomen dat de hoofddader ( [medeverdachte 2] ) in het onderliggende onderzoek is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en diens handlanger ( [medeverdachte 3] ) tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, alsmede tot een taakstraf van 120 uren. De rol van verdachte is van een aanzienlijk geringere orde geweest. Daarbij past ook een aanzienlijk lagere straf.
De rechtbank houdt er voorts rekening met dat de redelijke termijn waarbinnen de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond (2 jaar) met ruim 11 maanden is overschreden. Hierbij heeft de rechtbank de datum van doorzoeking op 17 februari 2021 als aanvangsdatum genomen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straffen tot gevolg moet hebben. De rechtbank had zonder deze overschrijding de door de officier van justitie gevorderde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf en een forse taakstraf passend gevonden. Rekening houdend met voornoemde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank echter niet overgaan tot oplegging van die genoemde taakstraf.
De op te leggen staf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd. Dat komt doordat de rechtbank met betrekking tot het aanwezig hebben van harddrugs meerdere kilogrammen niet bewezen acht dan gevorderd door de officier van justitie. Daarnaast heeft de rechtbank ook meer rekening gehouden met voornoemde strafmatigende omstandigheden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen waarvan 68 dagen voorwaardelijk passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel kan ten uitvoer worden gelegd indien verdachte zich gedurende de proeftijd van 2 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.