Uitspraak
1.De procedure
- het wrakingsverzoek, dat op 30 april 2024 door de wrakingskamer is ontvangen,
- de schriftelijke reactie van mr. N. Chedra (verder: de rechter) van 6 mei 2024,
- het bericht van verzoeker van 7 mei 2024.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 13 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in de wrakingskamer, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. N. Chedra, de behandelend rechter in twee echtscheidingszaken. Het wrakingsverzoek werd op 30 april 2024 ingediend, maar was niet ondertekend door een advocaat, wat in deze procedure verplicht is. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 mei 2024, waarbij verzoeker via videoverbinding aanwezig was, werd hem de gelegenheid geboden om alsnog een advocaat te zoeken en een ondertekend verzoek in te dienen. Verzoeker gaf echter aan dat hij om financiële redenen geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat het wrakingsverzoek niet voldeed aan de vereisten van het Wrakingsprotocol van de rechtbank. De wrakingskamer benadrukte dat in procedures met verplichte procesvertegenwoordiging, een schriftelijk verzoek door een advocaat moet worden ondertekend. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om deze beslissing aan de betrokken partijen te sturen. De procedures van verzoeker in de echtscheidingszaken zullen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.