ECLI:NL:RBMNE:2024:296

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
16/094982-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over poging zware mishandeling en bedreiging met een mes in het gezicht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2024, is de verdachte veroordeeld voor poging zware mishandeling en bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 februari 2018 in Hilversum, waar de verdachte met een mes in het gezicht van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gesneden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat de verdachte de confrontatie had opgezocht. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 4.500, maar de rechtbank hield rekening met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en de woonplaats van de verdachte in Turkije. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 3.000, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet aan de verdachte te wijten was en dat dit strafmatigend moest worden meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/094982-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] , [provincie] (Turkije),
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 december 2023. Het onderzoek is enkelvoudig gesloten op 24 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Boon en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 13 februari 2018 in Hilversum met een scherp voorwerp letsel heeft toegebracht aan het gezicht van [slachtoffer 1] . Dit is primair ten laste gelegd als poging zware mishandeling en subsidiair als eenvoudige mishandeling.
Feit 2
in de periode van 1 december 2017 tot en met 23 februari 2018 in Hilversum [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met de woorden: 'Hey [slachtoffer 1] , zeg tegen die
[slachtoffer 2] van je dat er vandaag 480 volt staat op elke deur die hij aanraakt in mijn pand. Maar bij een xl menu krijgt hij wat extra natuurlijk. Als u met de hele familie komt laat het op tijd weten dan hebben we ook een verrassingpakket voor u'.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat overschrijding van de redelijke termijn, conform de jurisprudentie van de Hoge Raad, niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie, tenzij er sprake is van grove veronachtzaming van de verdedigingsrechten van verdachte. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat daar geen sprake van is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uitsluitend een overschrijding van de redelijke termijn in de regel niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. [1] Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Nu het verweer van de verdediging wordt verworpen, is de dagvaarding geldig, is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging en is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en bedreiging van deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). De bewijsmiddelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid opgenomen in bijlage II van dit vonnis. [2] De bewijsmiddelen worden telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.3.1
Poging zware mishandeling
De verdediging heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gestoken met een mes. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Bij het slachtoffer ( [slachtoffer 1] ) is in het gezicht letsel geconstateerd, in de vorm van een snijwond ter hoogte van de slaap. Naar het oordeel van de rechtbank past deze verwonding naar zijn aard bij een verwonding die is toegebracht door een scherp snijdend voorwerp. Op de plaats delict is door de politie een stanleymes aangetroffen met DNA-sporen die, naar het oordeel van de rechtbank, passen bij het door verdachte toebrengen van de verwondingen aan het slachtoffer. Op het lemmet is namelijk slechts bloed aangetroffen van het slachtoffer. Op het heft is geen bloed aangetroffen, maar wel DNA van (onder andere) verdachte. Niet eerder dan ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er gedurende het conflict gebruik is gemaakt van een mes. De aangevers geven daarentegen wel direct na het conflict bij de politie aan dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een mes. Daarnaast verklaren getuigen onder meer dat verdachte iets in zijn hand hield en dit achter zijn rug verborgen hield en dat verdachte voorafgaand aan het conflict in de buurt van zijn broeksriem een grijs voorwerp van 15 centimeter heeft gepakt. Gelet op deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte is geweest die met het mes in het gezicht van [slachtoffer 1] heeft gesneden.
Vervolgens ligt aan de rechtbank de vraag voor of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Verdachte heeft met een mes een verwonding dicht bij de slaap van [slachtoffer 1] toegebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat met het snijden met een mes in het gezicht, zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht (zoals het beschadigen van zenuwen). Verdachte heeft door zijn handelen in de dynamische context van een conflict waarin de betrokkenen elkaar te lijf gingen de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard. Dit maakt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging zware mishandeling.
4.3.2
Bedreiging
De verdediging heeft vrijspraak verzocht van de ten laste gelegde bedreiging en heeft daartoe aangevoerd dat het bericht niet bedreigend is bedoeld. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Voor een veroordeling van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling, is vereist dat de bedreiging de bedreigde daadwerkelijk heeft bereikt en van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geuit dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De beoordeling of sprake is van redelijke vrees is geobjectiveerd en wordt niet slechts bepaald door eventueel bij het slachtoffer veroorzaakte angstgevoelens.
Naar het oordeel van de rechtbank is de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontvangen bedreiging om 480 volt op de deur(en) van het door hen gehuurde pand te zetten, in de gegeven omstandigheden van het hoog opgelopen conflict tussen hen en de verdachte, naar objectieve maatstaven van dien aard dat bij de slachtoffers de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. De desbetreffende uiting is namelijk voldoende concreet en bevat een gedetailleerde beschrijving van een feitelijke handeling (het elektrocuteren van een persoon) die in algemene zin geschikt is om de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel tot gevolg te hebben. De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte slachtoffers heeft bedreigd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 13 februari 2018 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] met een scherp voorwerp in het gezicht heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 13 februari 2018 in Nederland, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: 'Hey [slachtoffer 1] , zeg tegen die [slachtoffer 2] van je dat er vandaag 480 volt staat op elke deur die hij aanraakt in mijn pand. Maar bij een xl menu krijgt hij wat extra natuurlijk. Als u met de hele familie komt laat het op tijd weten dan hebben we ook een verrassingpakket voor u'.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

6.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van feit 1 een beroep kan doen op noodweer, omdat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een noodweersituatie, nu het verdachte is geweest die de aanval heeft geïnitieerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor het slagen van een beroep op noodweer is vereist dat sprake is geweest van een noodweersituatie, dat wil zeggen een ‘ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed’ of een dreiging daarvan. Voor noodweer gelden ook de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit: de verdediging moet in redelijke verhouding tot de aanval staan en er moeten geen andere (vlucht)mogelijkheden hebben bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat het op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte door het slachtoffer, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Uit het procesdossier komt een beeld naar voren waaruit blijkt dat het verdachte is geweest die zich provocerend heeft opgesteld en de confrontatie met het slachtoffer heeft opgezocht.
Nu het beroep op noodweer wordt verworpen, is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
poging zware mishandeling;
Feit 2:
bedreiging met zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De rechtbank verwerpt eveneens het beroep op noodweerexces – ten aanzien van feit 1 – omdat er, zoals de rechtbank onder 6.3 heeft vastgesteld, geen sprake was van een noodweersituatie. Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 4.500, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in staat is een taakstraf uit te voeren en dat de door de officier van justitie geëiste geldboete te hoog is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank overweegt als volgt.
8.3.1
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven. Naar aanleiding van een zakelijk geschil met de slachtoffers, heeft verdachte op de openbare weg met een mes geprobeerd zwaar lichamelijk letsel in het gezicht van [slachtoffer 1] toe te brengen, waarbij [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk een snijwond ter hoogte van de slaap heeft opgelopen. Voorafgaand aan deze mishandeling heeft verdachte – door een Whatsappbericht te sturen naar de telefoon van die [slachtoffer 1] – zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel gericht aan [slachtoffer 1] en diens vader [slachtoffer 2] . Door zo te handelen, is het in redelijkheid voorstelbaar dat verdachte het veiligheidsgevoel van de slachtoffers ernstig heeft aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte in strafverzwarende zin aan.
8.3.2
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie van 21 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsfeiten, en in zoverre is er dus sprake van recidive, hetgeen strafverzwarend meeweegt. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf ook rekening mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte tegenwoordig woonachtig is in Turkije en geen adres meer heeft in Nederland.
8.3.3
Redelijke termijn
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM ruimschoots is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Verdachte is op 14 februari 2018 in verzekering gesteld en de rechtbank doet uitspraak op 24 januari 2024. Deze overschrijding is niet te wijten aan de verdachte. De rechtbank zal hier in sterke mate in strafmatigende zin rekening mee houden.
8.3.4
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd als uitgangspunt genomen. Gelet op de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en gelet op het feit dat verdachte woonachtig is in het buitenland, ziet de rechtbank aanleiding te kiezen voor een geldboete als strafmodaliteit. Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een geldboete ter hoogte van € 3.000, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 45, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 3.000, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 40 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de geldboete in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van € 50 per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer , voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. S.I. Eijfferts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te Hilversum, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 1] met een scherp en/of puntig voorwerp in/tegen het
gezicht, althans het lichaam heeft gestoken/geprikt/gesneden, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te Hilversum, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1]
heeft mishandeld door met een scherp en/of puntig voorwerp
in/tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te
steken/prikken/snijden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 13 februari 2018,
althans, op enig moment, te Hilversum, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] (schriftelijk) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: 'Hey [slachtoffer 1] , zeg tegen die
[slachtoffer 2] van je dat er vandaag 480 volt staat op elke deur die hij aanraakt in
mijn pand. Maar bij een xl menu krijgt hij wat extra natuurlijk. Als u met de hele
familie komt laat het op tijd weten dan hebben we ook een verrassingpakket voor u',
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 21 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 13 februari 2018 mishandeld door de heer [verdachte] . In Hilversum aangekomen zag ik dat de heer [verdachte] een soort mes bij zich had. Ik ben aangevallen door de heer [verdachte] . Ik heb snijwonden opgelopen aan de rechterzijde van mijn gezicht ter hoogte van mijn slaap. [3]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 14 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag de verhuurder (de rechtbank begrijpt: verdachte). Hierna zag ik dat hij met zijn hand richting zijn broekriem ging. Hij pakte daar iets uit. Ik weet niet wat het was. Het was in ieder
geval grijs en ongeveer 15 centimeter. [4]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 14 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man (de rechtbank begrijpt: verdachte) iets in zijn hand vast had. Hij hield zijn hand heel vreemd achter zijn rug alsof hij iets verborg. [5]
Een proces-verbaal van relaas van 4 juli 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ter hoogte van de [adres 2] te [plaats] werd een stanleymes aangetroffen met daaraan bloedsporen. [6]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 16 november 2018, opgemaakt door dr. S. van Soest:
Het mes is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn vier bloedsporen aangetroffen op het lemmet. Drie bloedsporen zijn als AAU6201NL #02 tot en met #04 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Op het heft is geen bloed aangetroffen. Het hele heft is bemonsterd. Deze bemonstering is als AAU6201NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. De snijrand van het lemmet van het mes is bemonsterd. Deze bemonstering is als AAU6201NL#05 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. In deze bemonstering is bloed aangetroffen. [7]
AAU6201NL#01
Beschrijving: DNA-mengprofiel van minimaal vier personen;
DNA kan afkomstig zijn van (onder meer): [verdachte] ; [8]
AAU6201NL#02 tot en met #05
Beschrijving: DNA-profiel van een man;
DNA kan afkomstig zijn van: [slachtoffer 1] . [9]
Feit 2
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] van 16 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag (de rechtbank begrijpt: 13 februari 2018) heeft [verdachte] mij laten weten dat hij 480 volt op de deuren had gezet. [verdachte] stuurde mij berichtjes met dreigementen. [10]
Afbeelding van het bericht verstuurd vanaf [telefoonnummer] :
Hey [slachtoffer 1] , zeg tegen die [slachtoffer 2] van je dat er vandaag 480 volt staat op elke deur die hij aanraakt in mijn pand. Maar bij een xl menu krijgt hij wat extra natuurlijk. Als u met de hele familie komt laat het op tijd weten dan hebben we ook een verrassingpakket voor u [11]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] van 14 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Die Turk (de rechtbank begrijpt: verdachte) had gedreigd om 480 volt op het pand te zetten. [12]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting (d.d. 20 december 2023), zakelijk weergegeven:
Telefoonnummer [telefoonnummer] is mijn telefoonnummer en bericht is van mij afkomstig.

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte, in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 19 april 2019 (pagina 1 tot en met 129) genummerd PL0900-2019114132 Z, opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland.
3.p. 101.
4.p. 87.
5.p. 90.
6.p. 10.
7.p. 2.
8.p. 3.
9.p. 4.
10.p. 53.
11.p. 56.
12.p. 75.