ECLI:NL:RBMNE:2024:2951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/2456, UTR 23/6078, UTR, 23/6079, UTR 23/6080, UTR 23/6081 en UTR 23/6082
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing omgevingsvergunning voor tijdelijke jongerenontmoetingsplek in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2024 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist is verleend voor het plaatsen van een tijdelijke jongerenontmoetingsplek, de zogenaamde 'kjoep', aan de [straat 2] te [woonplaats]. De eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning, omdat zij vrezen voor overlast en aantasting van hun woongenot. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de vergunning in afwijking van de beheersverordening heeft verleend, maar dat het college voldoende maatregelen heeft genomen om toezicht en handhaving te waarborgen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de eisers voldoende zijn meegewogen en dat de vergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eisers verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukt dat de omgevingsvergunning is verleend in overeenstemming met de geldende wetgeving, waarbij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing was op het moment van de aanvraag. De rechtbank concludeert dat de zorgen van eisers over mogelijke overlast niet voldoende zijn onderbouwd en dat de maatregelen die het college heeft genomen adequaat zijn om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/2456, UTR 23/6078, UTR, 23/6079, UTR 23/6080, UTR 23/6081 en UTR 23/6082

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [eiser 6] , [eiser 7] , [eiser 8] , [eiser 9] ,te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: J. van den Brand),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder

(gemachtigde: mr. L.A. Bolmers).

Inleiding

In Soesterberg was al enige tijd sprake van overlast door hangjongeren, mede door een gebrek aan overdekte hangplekken. Door ontmoetingsplekken voor jongeren te realiseren waar jongeren mogen verblijven, ontstaat de mogelijkheid om de overlast door jongeren te sturen en het handhaven eenvoudiger te maken. De gemeenten Soest en Zeist hebben daarom een aantal locaties aangewezen om een overkapte verblijfsplek (de zogenoemde kjoeps) te realiseren [1] . De gemeente Soest heeft vervolgens op 4 februari 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het tijdelijk plaatsen van twee kjoeps, waarvan één op de locatie ter hoogte van [straat 1] en één op de locatie ter hoogte van de [straat 2] te [woonplaats] . Het beroep van eisers ziet uitsluitend op de plaatsing van de kjoep ter hoogte van de [straat 2] te [woonplaats] .
Een kjoep is een mobiele hangplek voor jongeren met een dak en twee of meer wanden. De woningen van eisers liggen op ongeveer 130-150 meter afstand van de kjoep. Eisers vrezen overlast van het gebruik van de kjoep. Omdat het bos tussen de woningen van eisers en de kjoep een gemengd loof- en naaldbos betreft en gedurende het jaar enig zicht op de kjoep bestaat, in samenhang met de mogelijkheid dat zich (geluids)overlast kan voordoen, is niet uitgesloten dat eisers hier gevolgen van enige betekenis van kunnen ondervinden. Eisers zijn daarom ontvankelijk in hun beroep.
Het geldende bestemmingsplan staat een kjoep op de locatie aan de [straat 2] te [woonplaats] niet toe. Met het besluit van 13 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft het college daarom een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van de beheersverordening plaatsen en gebruiken van de kjoep voor een periode van tien jaar. Aan de omgevingsvergunning ligt een ruimtelijke onderbouwing ten grondslag, waarin wordt ingegaan op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de kjoep.
Met het besluit van 21 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben daartegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2024. [eiser 1] en [eiser 7] zijn ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. L.A. Bolmers en [A] . Namens de gemeente Soest is [B] ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het overgangsrecht
1. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Standpunten van partijen
2. Het plaatsen van kjoeps is ter plaatse in strijd met de beheersverordening, omdat het plaatsen van een kjoep niet past binnen de gebruiks- en bouwregels van de bestemming ‘verkeer’. Op deze gronden mogen alleen bouwwerken worden gebouwd en gebruikt ten dienste van verkeersdoeleinden. Het college heeft de omgevingsvergunning in afwijking van de beheersverordening verleend. [2]
3. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat door het plaatsen van de kjoeps het woon- en leefklimaat niet op onevenredige wijze wordt aangetast, waardoor dit past in een goede ruimtelijke ordening. Eisers zijn het hier niet mee eens. Ter zitting hebben partijen toegelicht dat de kjoep in de zomer van 2023 is geplaatst en er tot nu toe geen overlastmeldingen zijn gedaan.
Toetsingskader
4. Het college heeft beleidsruimte bij de beslissing om wel of geen toepassing te geven aan de bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Bij die beslissing moet het college ook de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of de verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht.
Waar kijkt de rechtbank naar?
5. Het gaat in deze zaak om een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Zo’n besluit wordt verleend na een aanvraag, die in dit geval door de gemeente Soest is gedaan. Het college is vervolgens gebonden aan die aanvraag, maar heeft wel de discretionaire bevoegdheid om de gevraagde vergunning wel of niet te verlenen. Bij de beoordeling van de vraag of het college de omgevingsvergunning voor de kjoep mocht verlenen, beoordeelt de rechtbank of de belangen door het college voldoende zijn afgewogen.
6. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de overlast die de kjoep veroorzaakt, betrokken kan worden in de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid, omdat de kjoep als jongerenontmoetingsplaats naar zijn aard gepaard zal gaan met overlast in meer of mindere mate. [3] Enige vorm van overlast hoort nu eenmaal bij een dergelijke ontmoetingsplaats en moet daarom door de bestuursrechter beoordeeld kunnen worden bij de toetsing van een omgevingsvergunning. Het gaat hier dan ook niet om de vrees voor overlast, maar om de overlast die bij een kjoep hoort. Het ruimtelijk toestaan van een kjoep verschilt in zoverre van toestemmingen voor andere ruimtelijke activiteiten waarbij overlast niet zonder meer een gegeven is. Voor die gevallen geldt de vaste lijn in de rechtspraak, die erop neerkomt dat overlast een kwestie van handhaving is. Die lijn volgt de rechtbank dus niet voor de kjoep.
Heeft het college de belangen voldoende afgewogen?
7. Eisers voeren aan dat door het plaatsen van de kjoep in hun directe woonomgeving, overlast zal worden ervaren en er afbreuk wordt gedaan aan het woongenot van eisers. Eisers voeren aan dat een onderbouwing van het standpunt van het college dat door het stukje bos sprake is van een geluiddempende werking, ontbreekt. Daarnaast wordt dit door de seizoensverandering (kale bomen in de winter) teniet gedaan als er al sprake is van een geluiddempende werking. Eisers voeren verder aan dat bij de kjoeplocatie in Soest in nog geen jaar tijd al drie keer brand is gesticht en er geen reden is om aan te nemen dat dit niet bij de kjoep aan de [straat 2] kan plaatsvinden. Eisers vinden dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen. Eisers voeren ook aan dat het college tekort schiet in de handhaving. De samenwerkingsovereenkomst heeft alleen betrekking op het feit dat er afgesproken wordt dat de buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) van de gemeente Soest ter handhaving van de APV mogen optreden op terreinen die binnen de gemeente Zeist liggen. De samenwerkingsovereenkomst is afgesloten voor de duur van één jaar en kan tussentijds eenzijdig worden opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden of per direct als beide partijen dat willen.
8. Het college geeft in het verweerschrift aan dat het toevoegen van een handhavingsplan aan de omgevingsvergunning de jongeren op voorhand criminaliseert en dat is volgens het college in strijd met het uitgangspunt dat iedereen zich welkom zou moeten kunnen voelen in de gemeente. Bij het verweerschrift is een benaderingsstrategie toegevoegd. In de benaderingsstrategie is opgeschreven hoe overlast van jongeren die gebruik gaan maken van de kjoep voorkomen gaat worden en hoe er opgetreden wordt wanneer er onverhoopt toch overlast wordt ervaren. Daarnaast is er een speciale Whatsapp-groep waarin BOA’S, politie en jongerenwerkers meldingen van overlast direct met de wijkagent delen, zodat direct actie kan worden ondernomen als zich overlast voordoet.
9. Volgens het college bevindt zich tussen de woningen en de kjoep aan de [straat 2] een gemengd bos met loof- en dennenbomen, waardoor slechts beperkt uitzicht op de kjoep bestaat. Volgens het college hebben de afstand van 130-150 meter en de aanwezige bomen ook een dempende werking ten aanzien van het geluid. Gelet hierop is het college van mening dat het woongenot van eisers niet onevenredig wordt aangetast door het creëren van de kjoep op deze locatie. Bovendien zijn met de samenwerkingsovereenkomst waarborgen ingebouwd om de leefbaarheid in de buurt veilig te stellen. Op grond van de gemaakte afspraken zullen de jongeren actief en regelmatig worden bezocht door jongerenwerkers, BOA’s van Soest en Zeist en wijkagenten van de wijk [wijk] . Dat deze maatregelen werken blijkt volgens het college uit het feit dat er tot dusver geen meldingen zijn ontvangen omtrent overlast veroorzaakt door jongeren die gebruikmaken van de kjoep in Zeist en Soest.
10. De rechtbank begrijpt de zorg van eisers; het is immers goed mogelijk dat het gebruik van de kjoep op sommige momenten tot overlast kan leiden. De rechtbank vindt, anders dan eisers stellen, dat het college inzichtelijk en navolgbaar heeft toegelicht dat er voldoende maatregelen zijn genomen op het gebied van toezicht en handhaving om een goed woon- en leefklimaat te borgen. Daarbij heeft het college de mogelijke nadelige gevolgen van de kjoep voor eisers voldoende betrokken in de belangenafweging. Op de zitting heeft het college toegelicht dat er in de Whatsappgroep tussen de wijkagent van de gemeente Soest, de wijkagent van de gemeente Zeist, jongerenwerkers, wijkmanagers en BOA’s continu informatie met elkaar wordt uitgewisseld over de (locatie van) de kjoep. Op het moment dat er een overlastmelding komt, zullen de wijkagenten, jongerenwerkers, BOA’s en/of de wijkmanager direct actie ondernemen. Het college heeft op de zitting ook uitgelegd dat toezicht en handhaving naast de doordeweekse dagen ook ’s avonds en in het weekend plaatsvindt. Daarnaast doen de BOA’s uit Soest dagelijks een ronde bij de kjoep. De locatie van de kjoep zit ook in het vaste rooster van de BOA’s uit Zeist. Verder gaan de jongerenwerkers regelmatig met jongeren in gesprek om te weten wat er speelt. Tot slot heeft de wijkmanager, die op de zitting aanwezig was, aangegeven dat hij zich inzet om eventuele overlast bij de kjoep te voorkomen en dat eisers direct contact met hem mogen opnemen als zij overlast ervaren. Dat het woon- en leefklimaat van eisers met het bestreden besluit op onevenredige wijze wordt aangetast en de belangen onvoldoende zijn meegewogen, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken. De hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank van 17 oktober 2022 maakt dit niet anders. In die zaak ging het om een andere situatie, waarbij de afstand tussen de kjoep en de betreffende woning ca 42 meter bedroeg. En waren er, anders dan in deze zaak, onvoldoende maatregelen genomen om overlast te voorkomen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Op de zitting heeft het college opgemerkt dat de regeling in de APV en zo nodig de regels uit het strafrecht voldoende mogelijkheden bieden om op te treden bij overlast. Het is volgens het college daarom niet nodig om aanvullende voorwaarden bij de omgevingsvergunning op te stellen. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Daarnaast merkt de rechtbank nog het volgende op. Op de zitting is gebleken dat de kjoep medio 2023 is geplaatst en tot nu toe heeft de kjoep nog niet tot overlast geleid.
Is er sprake van een ongelijke behandeling?
12. Eisers voeren aan dat de inwoners van Soest en Soesterberg via een participatietraject zijn betrokken bij het zoeken naar geschikte locaties voor het plaatsen van de kjoep. Dit participatietraject was echter gericht op de mogelijke toekomstige omwoners. Het voelt voor eisers oneerlijk dat zij hierbuiten zijn gehouden. Eisers voelen zich ook ongelijk behandeld ten opzichte van de eigen inwoners door de gemeente Soest en zij voelen zich in de steek gelaten door gemeente Zeist.
13. De rechtbank overweegt dat het juist is dat eisers voorafgaand aan het bestreden besluit geen inspraak hebben gehad. Echter bij een reguliere procedure als deze bestaat geen verplichting tot inspraak. Daarnaast zijn eisers met de mogelijkheid om bezwaar te maken in de gelegenheid gesteld om hun bezwaren kenbaar te maken en deze zijn ook meegenomen bij de beoordeling van de bezwaren. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie
14. Gelet op het voorgaande heeft het college de omgevingsvergunning voor het in afwijking van de beheersverordening plaatsen en gebruiken van de kjoep aan de [straat 2] te [woonplaats] voor een periode van tien jaar mogen verlenen.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing van januari 2021.
2.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo in combinatie met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en artikel 4, elfde lid, van Bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
3.Zie de uitspraak van 17 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4146.