Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
H.O.D.N. [handelsnaam 1]
[eiser],
[gedaagde],
1.De procedure.
2.De vorderingen
3.De bewijsopdrachten in het mondeling vonnis
Over de factuur F0149 van € 1.815
€ 178(plus de verhoging bij niet tijdige betaling)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 22 mei 2024 een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis met bewijsopdrachten. De eiser, H.O.D.N. [handelsnaam 1], heeft in conventie gevorderd dat de gedaagde, B.V. H.O.D.N. [handelsnaam 2], wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 36.374,65 aan hoofdsom, € 10.860,75 aan wettelijke rente en € 1.138,75 aan buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft de vorderingen in conventie afgewezen en in reconventie een bedrag van € 8.393,04 gevorderd, dat zij als aanbetaling voor boten heeft gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft bewezen dat de boten zijn geleverd aan de gedaagde, waardoor de vorderingen van de eiser grotendeels zijn afgewezen. De rechtbank heeft de gedaagde in reconventie in het gelijk gesteld en de vorderingen van de eiser afgewezen, met uitzondering van een bedrag van € 2.113,59 dat aan de eiser is toegewezen, onder de voorwaarde dat de eiser de juiste btw-facturen verstrekt. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. De totale proceskosten van de gedaagde zijn vastgesteld op € 6.050.