4.3Het oordeel van de rechtbank
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 november 2021
Het zal vast wel eens gebeurd zijn dat ik iemand heb vastgebonden.
Een proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven
Werkte [verdachte] op de dag van het vastbinden van [slachtoffer] , zo ja, op welke dienst was dit dan en was dat tegelijkertijd met [medeverdachte] ?
Op dinsdag 25 juli 2023 had ik contact met de aangeefster [aangeefster] . Ik vroeg haar om bovenstaande gegevens. Op 26 juli 2023 ontving ik een e-mail van [aangeefster] . Hierin stond het volgende: “Hierbij het rooster van [adres] op 4 december. Dit is een geaccordeerd rooster, wat wil zeggen dat [medeverdachte] (in haar functie van teamleider), dit rooster aan het einde van de maand heeft nagekeken - eventuele wijzigingen heeft doorgevoerd - waarna zij het heeft geaccordeerd. [medeverdachte] en [verdachte] werkten deze ochtend [
de rechtbank begrijpt: de ochtend van 4 december 2020] samen op de woning.
Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] van 17 augustus 2021
Dit [
de rechtbank begrijpt: het vastbinden van [slachtoffer] aan een reling met zijn riem] was tijdens de ochtenddienst. Ik had een vroege dienst met [verdachte] en hij had dit gedaan.Ik heb deze foto [
de rechtbank begrijpt: het filmpje] gemaakt om te laten zien van; kijk wat [verdachte] weer doet. Want eigenlijk doet [verdachte] dit om mij te irriteren, zodat ik dan niet verder kan werken beneden. Dat is [verdachte] 's zijn sarcastische humor of nou ja bedenk het maar.
Een proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven
Het toestel werd op 17 augustus 2021 bij de doorzoeking van de woning van verdachte [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]] aangetroffen. Ik zag in de telefoon de volgende gegevens aan deze telefoon gekoppeld staan:
Apple ID [Apple ID 1] @gmail.com.
Gesprek tussen [medeverdachte] [telefoonnummer] en [Apple ID 2] [telefoonnummer] .
Begindatum 21-05-2021 te 19:40 uur, einddatum 21-05-2021 te 19:42 uur.
[Apple ID 2] : ik herken je hier namelijk niet in.
[medeverdachte] : Nee natuurlijk niet. Dat filmpje met [slachtoffer] aan de leuning? [verdachte] .
Begindatum: 04-12-2020 te 08:04 Einddatum: 04-12-2020 te 08:58 uur.
Dit betreft een video van [slachtoffer] . Deze video duurt 7 seconden.
Ik zie dat een man aan een railing vastzit. Ik zie dat hij vast gemaakt is door middel van een riem, ik zie dat hij aan de riem aan het trekken is. Het lijkt erop dat hij zichzelf probeert te bevrijden maar dat dit niet lukt.
[A] : Hahahahhahahahahhahaa
Stomme actie ook van hem om zijn hand naar je uit te steken
[medeverdachte] : Hahahahaha
Begindatum: 09-12-2020 te 07:56 Einddatum: 09-12-2020 te 07:59 uur.
[A] : foto van [slachtoffer]
[medeverdachte] : Zit tie vast, of heb je [verdachte] niet?
Wat doet die man zo vroeg beneden
Weg weg weg
[A] : Ja met een riem
[medeverdachte] : Mooi zo.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 20 september 2021:
M: Video 2: bewoner is vastgezet aan railing van de muur.
V: Wie is deze patiënt?
A: Dit is [slachtoffer] . Ik ben hier niet bij geweest maar wel heel erg van geschrokken toen ik het zag.
V: Wie heeft dit gefilmd?
A: Ik denk [medeverdachte] maar dat weet ik niet zeker. Volgens mij is er nog iemand hierbij betrokken.
V: Wie dan?
A: [verdachte] volgens mij.
V: Waarom denk je dat?
A: Omdat hij dit soort dingen vaker flikt.
V: Was je hier weleens bij?
A: ik heb een paar weekenddiensten met [verdachte] gewerkt en toen heeft hij [slachtoffer] weleens vastgebonden aan de stoel. [slachtoffer] liep vaak weg.
Bewijsoverwegingen
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij en verdachte ochtenddienst hadden op 4 december 2020 en dat verdachte toen [slachtoffer] heeft vastgebonden. Haar belastende verklaring wordt ondersteund door haar chatbericht van 21 mei 2021 waarin zij verdachte aanwijst als de schuldige. Dat bericht heeft zij direct verstuurd nadat zij door haar werkgever met dit incident (en andere incidenten) is geconfronteerd zonder dat zij op dat moment strafrechtelijk werd vervolgd. Uit onderzoek naar het rooster op 4 december 2020 blijkt het te kloppen dat [medeverdachte] en verdachte die dag ochtenddienst hadden Verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat het rooster niet juist is en dat hij bijvoorbeeld met iemand had geruild. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de enigen waren die op dat moment de zorg droegen over [slachtoffer] en zes andere patiënten in de zorginstelling waar verdachte in die tijd werkte.
Dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft vastgebonden wordt niet alleen ondersteund door het reeds in 21 mei 2021 door [medeverdachte] verstuurde bericht, maar vindt ook ondersteuning in de verklaring van verdachte zelf dat hij vast wel eens iemand uit de zorginstelling heeft vastgebonden. Verdere ondersteuning vindt de rechtbank in het chatbericht dat medeverdachte [medeverdachte] op 9 december 2020 heeft gestuurd aan een andere collega, waarin zij als reactie op een vastgebonden [slachtoffer] aan die collega vraagt of [slachtoffer] vastzit, of dat hij ‘ [verdachte] niet heeft’. De rechtbank interpreteert dit bericht zo dat het (kennelijk) gebruikelijk is dat [slachtoffer] wordt vastgebonden door verdachte. Ook de verklaringen van andere collega’s van verdachte bieden steun aan de verklaring van [medeverdachte] dat verdachte [slachtoffer] heeft vastgebonden aan de reling. Zo verklaarde getuige [getuige] op vragen over de vastgebonden [slachtoffer] uit zichzelf dat verdachte ‘dit soort dingen vaker flikt’, dat zij een paar weekenddiensten met verdachte heeft gewerkt en dat verdachte [slachtoffer] toen weleens heeft vastgebonden aan een stoel.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 december 2020 [slachtoffer] heeft vastgebonden aan een reling en dat hij [slachtoffer] , samen met medeverdachte [medeverdachte] , in die situatie heeft gehouden.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het hiervoor genoemde handelen wederrechtelijk was. Patiënten binnen een instelling als de instelling waar [slachtoffer] verblijft ( [instelling] ) vallen onder de Wet zorg en dwang. De Wet zorg en dwang regelt de rechten bij onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname van mensen met een verstandelijke beperking. Het uitgangspunt is ‘nee, tenzij’: geen gedwongen zorg, behalve als het niet anders kan. In dat geval moeten zorgaanbieders kiezen voor de minst ingrijpende vorm van gedwongen zorg, deze zorgvuldig uitvoeren en beëindigen zodra dit mogelijk is. Er is sprake van onvrijwillige zorg als een cliënt of zijn vertegenwoordiger niet instemt met zorg of wanneer de cliënt zich verzet. Er zijn negen categorieën van onvrijwillige zorg, waaronder beperking van bewegingsvrijheid. Onvrijwillige zorg is in beginsel alleen mogelijk als het zorgplan daarin voorziet. Echter, er zijn situaties denkbaar waarin onvrijwillige zorg moet worden toegepast buiten het zorgplan om. Dit is mogelijk als er nog geen zorgplan is en er een noodsituatie ontstaat of in situaties die redelijkerwijs niet voorzien konden worden bij de vaststelling van het zorgplan. Als de zorgverantwoordelijke zelf geen arts is dan moet hij of zij het besluit vooraf bespreken met een arts die bij de zorg betrokken is. Dit geldt onder meer als de onvrijwillige zorg bestaat uit een beperking van de bewegingsvrijheid.
In het zorgplan van [slachtoffer] staat niets over het vastbinden van [slachtoffer] aan objecten als geoorloofde of geëigende veiligheidsmaatregel. Het is verder niet gebleken dat op 4 december 2020 sprake is geweest van een situatie die redelijkerwijs niet voorzien kon worden bij de vaststelling van het zorgplan. Het vastbinden en vastgebonden laten van [slachtoffer] op 4 december 2020 was, gelet op het voorgaande, dan ook een wederrechtelijke vorm van vrijheidsberoving.