ECLI:NL:RBMNE:2024:2945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
16-342910-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een cliënt door zorgmedewerker met geen straf of maatregel opgelegd

Op 10 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgmedewerker, die beschuldigd werd van mishandeling van een cliënt. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2024. De verdachte, geboren in 1999, was werkzaam in een zorginstelling en werd ervan beschuldigd op of omstreeks 25 mei 2020 samen met een medeverdachte, [medeverdachte], de cliënt [slachtoffer] te hebben mishandeld door hem uit zijn stoel te trekken en hem over de grond te slepen. De officier van justitie, mr. A.E. Lohuis, vorderde een taakstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte onder druk stond van haar leidinggevende.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging gedeeltelijk bewezen kon worden, maar sprak de verdachte vrij van het uit de stoel trekken van de cliënt, omdat deze zichzelf had laten vallen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte medepleger was van de mishandeling door het slepen van de cliënt over de harde tegels, maar dat er geen straf of maatregel opgelegd zou worden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, de positie van de verdachte ten opzichte van haar leidinggevende, en het feit dat zij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank vond het niet passend om een straf op te leggen, gezien de context van het incident en het berouw van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-342910-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2024. Op 10 mei 2024 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, advocaat te Maastricht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op of omstreeks 25 mei 2020 te [plaats] , samen met een ander, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem uit zijn stoel te trekken waardoor hij is gevallen en hem daarna aan zijn benen over de grond te slepen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] zichzelf heeft laten vallen. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het laten vallen van [slachtoffer] . Verdachte heeft verder niet nauw en bewust samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] bij het over de grond slepen van [slachtoffer] , maar is daaraan hoogstens medeplichtig geweest. [medeverdachte] was namelijk de teamleider, werkbegeleider en examinator van verdachte waar verdachte dus in een bijzondere afhankelijkheidsrelatie tot stond. Verdachte heeft van [medeverdachte] een verkeerde werkopdracht gekregen waaraan verdachte zich vanwege die omstandigheden niet kon onttrekken. Verdachte moet daarom ook worden vrijgesproken van het over de grond slepen van [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 december 2021 – zakelijk weergegeven
FOTO RUG LETSEL
M: [verdachte] wij laten je nu een foto zien van een persoon uit de zorginstelling en vragen je daarover te verklaren.
[
opmerking rechtbank: op deze plaats wordt in het proces-verbaal de aan verdachte getoonde foto weergegeven]
V: Wie zijn rug is dit?
A: [slachtoffer] .
V: Hoe weet jij dat dit de rug is van [slachtoffer] ?
A: Ik herken de cliënt en ik ben bij het incident geweest. En ik sta zelf ook op de foto.
V: Hoe verklaar jij het letsel op de rug van [slachtoffer] ?
Ik had een dienst met [medeverdachte] . [slachtoffer] zat in de tuin op een bankje en hij wilde niet met mij mee om te douchen. Ik zei tegen [medeverdachte] hij wilt niet met mij mee. Probeer jij het even. Toen zei ze tegen mij pak jij zijn ene been dan pak ik de andere en trekken wij hem naar binnen.
V: Over welke ondergrond hebben wij het waarover [slachtoffer] gesleept is.
A: Ja wat op straat ligt grijze stoeptegels een beetje.
V: Over welke afstand is [slachtoffer] gesleept?
A: Ik denk wel 5 of 6 meter. Het is wel een stukje naar de deur.
V: Hoe reageerde [slachtoffer] toen hij versleept werd?
A: Toen wij hem naar binnen sleepte zei hij au, dat hoorde ik ook.
V: Was dit in jou ogen een noodzakelijke verplaatsing?
A: Nee.
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2021:
Op woensdag 7 juli 2021 bekeek ik foto's en videobestanden die waren aangeleverd door aangeefster.
Ik zie een print screen van een Whats-App gesprek. Ik zie dat de afzender " [medeverdachte] "
is. Ik zie dat de appjes gedateerd zijn van 26 mei 2020. Ik zie een gesprek tussen
" [medeverdachte] " en een nog onbekende partij, vermoedelijk een medewerker.
Uit de bijlagen bij de aangifte haal ik dat het over dit incident moet gaan:
"Op 25 mei 2021 over de stenen grond slepen van een cliënt met letsel als gevolg
(foto’s beschikbaar)".
[medeverdachte] : Foto van een ontblote rug met grote blauw/paarse plekken over gehele rug.
[
opmerking rechtbank: als bijlage aan dit proces-verbaal is de beschreven foto gehecht] [2]
De eigen waarnemingen van de rechtbank van de foto’s op pagina 163 en pagina 257:
De als bijlage aan het proces-verbaal gehechte foto komt overeen met de aan verdachte tijdens haar verhoor getoonde foto.
Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 17 augustus 2021 – zakelijk weergegeven
V: Foto 7. Hier zie ik de rug van een persoon.
A: Ja, [slachtoffer] . Ik heb hem gesleept, ja.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 25 mei 2020 samen met haar collega en leidinggevende [medeverdachte] cliënt [slachtoffer] heeft mishandeld door hem vast te pakken en over (stoep)tegels te verslepen. Verdachte wordt partieel vrijgesproken van het uit de stoel trekken van [slachtoffer] waardoor [slachtoffer] op de grond viel, omdat uit het dossier volgt dat [slachtoffer] zichzelf liet vallen toen hij uit de stoel werd gehaald.
Het verweer van de raadsman, kort gezegd inhoudende dat niet kan worden bewezen dat verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking heeft gepleegd met medeverdachte [medeverdachte] , wordt weerlegd door de verklaring van verdachte als weergegeven in de bewijsmiddelen. Daaruit blijkt immers dat verdachte en medeverdachte gezamenlijk het strafbare feit hebben uitgevoerd. Dat verdachte het feit heeft gepleegd doordat zij zich daartoe gedwongen voelde door haar leidinggevende acht de rechtbank aannemelijk, maar deze omstandigheid doet niet af aan deze gezamenlijke uitvoering en dus aan het medeplegen. De door verdachte geschetste dwang is bovendien niet van dusdanige aard of ernst dat dit de wederrechtelijkheid van haar handelen wegneemt. Het feit als ten laste gelegd kan in zoverre worden bewezen verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 25 mei 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij de benen vast te pakken en aan de benen op zijn rug over (harde) (stoep)tegels naar binnen te slepen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.GEEN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 30 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte geen straf of maatregel op te leggen, met name gelet op de context waarbinnen verdachte het feit heeft begaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van een passende afdoening heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als zorgverlener in een zorginstelling waar zeer kwetsbare en psychisch beperkte patiënten aan haar zorg waren toevertrouwd, een van deze patiënten, [slachtoffer] , mishandeld door hem samen met haar leidinggevende over harde (stoep)tegels te slepen, waardoor [slachtoffer] fors rugletsel heeft opgelopen. Dit betreft een ernstig feit, te meer doordat [slachtoffer] bijzondere zorg en aandacht behoefde en verdachte was aangesteld om hem op een juiste en waardige manier te verzorgen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 5 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 27 maart 2023. Daarin staat – kort samengevat – beschreven dat de reclassering het recidiverisico als laag inschat en dat een reclasseringstoezicht middels bijzondere voorwaarden niet nodig wordt geacht.
Bij de beoordeling van de ernst van het feit en, in het verlengde daarvan, het bepalen van een
Passende afdoening, is het volgende van belang. Verdachte bevond zich ten tijde van het feit
in een ondergeschikte positie ten opzichte van haar mededader, die haar leidinggevende was.
Verdachte heeft, alvorens zij [slachtoffer] ging verslepen, direct haar twijfels geuit tegen haar
Leidinggevende over het verslepen en de mogelijke fysieke gevolgen daarvan voor
[slachtoffer] . Haar leidinggevende heeft die zorgen weggewuifd en heeft erop aangedrongen
Dat verdachte haar hielp met het verslepen. Dat verdachte dit vervolgens heeft gedaan is, met
het oog op het begrijpelijke ontzag dat zij had voor haar leidinggevende en het vertrouwen
dat zij, als jonge, nieuwe medewerker, in haar stelde, goed voorstelbaar. Na het feit heeft
verdachte melding gemaakt van het incident en heeft zij zich direct en oprecht bekommerd
om [slachtoffer] . Sindsdien heeft zij zich, ook in het kader van dit strafproces, zeer
schuldbewust en berouwvol opgesteld. Een en ander rechtvaardigt haar handelen niet, maar
betekent wel dat de rechtbank een straf, rekening houdend met de omstandigheden
waaronder het feit is begaan, alsook met de lange tijd die inmiddels is verstreken sinds de
pleegdatum, niet (meer) passend vindt. De rechtbank zal daarom bepalen dat geen straf of
maatregel aan verdachte zal worden opgelegd.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 mei 2024.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 25 mei 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] uit een stoel te trekken ten gevolge waarvan hij op de grond viel en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) bij de benen vast te pakken en/of aan de benen op zijn rug over (harde) (stoep)tegels naar binnen te slepen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal d.d. 23 december 2021 en 11 augustus 2022, respectievelijk genummerd PL0900-2021163242A en PL0900-2021163242B, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 369. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 257.