ECLI:NL:RBMNE:2024:2924

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
10848718
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huuropzegging door verhuurder van 230a-bedrijfspand; huuropzegging tijdens procedure ingetrokken; verzoek wordt afgewezen omdat belang is weggevallen

In deze zaak heeft de stichting [verzoekster] een verzoek ingediend bij de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, met betrekking tot een huuropzegging door [verweerder]. De huurovereenkomst voor een 230a-bedrijfsruimte was opgezegd door [verweerder] per 31 oktober 2023, maar na indiening van het verzoekschrift heeft [verweerder] de huuropzegging ingetrokken. Dit gebeurde per brief, waarin hij aangaf dat de opzegging als niet geschreven en niet verzonden moest worden beschouwd. De kantonrechter heeft vervolgens de mondelinge behandeling afgelast, omdat [verzoekster] geen belang meer had bij het verzoek na de intrekking van de huuropzegging.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat, omdat de opzegging is ingetrokken, [verzoekster] geen belang meer heeft bij haar verzoek en heeft het verzoek afgewezen. Tevens heeft de kantonrechter [verweerder] veroordeeld in de proceskosten, aangezien de huuropzegging was ingetrokken nadat het verzoekschrift was ingediend. De proceskosten zijn begroot op € 248,00, bestaande uit griffierecht en salaris van de gemachtigde.

De beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10848718 AE VERZ 23-74
Beschikking van 8 mei 2024
inzake
de stichting
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A.R. de Jonge,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 19 december 2023, met producties;
  • de aanvullende producties van [verzoekster] van 15 en 17 april 2024;
  • het e-mailbericht van [verweerder] van 19 april 2024;
  • het e-mailbericht van [verzoekster] van 19 april 2024.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De beoordeling

De relevante feiten
2.1.
Met ingang van 7 maart 2020 huurt [verzoekster] van [verweerder] een 230a-bedrijfsruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Bij aangetekende brief die op 1 augustus 2023 door [verzoekster] is ontvangen heeft [verweerder] de huur opgezegd tegen 31 oktober 2023. [verweerder] heeft vervolgens bij brief, die op 31 oktober 2023 door [verzoekster] is ontvangen, de ontruiming aangezegd tegen die datum. In het verzoekschrift vraagt [verzoekster] primair om haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek omdat de opzegging door [verweerder] niet rechtsgeldig zou zijn gedaan en subsidiair om de ontruimingstermijn te verlengen voor een periode één jaar na de datum waartegen de huurovereenkomst is opgezegd.
2.2.
[verweerder] heeft in april 2024, nadat [verzoekster] het verzoekschrift had ingediend, per brief aan [verzoekster] laten weten dat hij de opzegging van de huurovereenkomst intrekt en de opzegging als niet geschreven en niet verzonden moet worden beschouwd. Op 19 april 2024 heeft [verweerder] aan de kantonrechter bevestigd dat hij de opzegging heeft ingetrokken en medegedeeld dat hij niet zal verschijnen op de mondelinge behandeling. [verzoekster] heeft de kantonrechter daarop verzocht de zaak buiten zitting af te doen en gevraagd om een beschikking. De geplande mondelinge behandeling is daarom niet door gegaan.
Belang verzoek is tijdens de procedure weggevallen
2.3.
Omdat de opzegging van de huurovereenkomst is ingetrokken, heeft [verzoekster] geen belang (meer) bij het verzoek, zodat dit zal worden afgewezen. Nu de huurovereenkomst daarmee in stand is gebleven, komt de kantonrechter niet toe aan het vaststellen van een ontruimingstijdstip, zoals bedoeld in artikel 7:230a lid 7 BW.
[verweerder] wordt veroordeeld in de proceskosten
2.4.
[verweerder] heeft de huuropzegging ingetrokken nadat het verzoekschrift bij de kantonrechter was ingediend. De kantonrechter ziet daarin aanleiding [verweerder] in de proceskosten te veroordelen.
2.5.
De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op:
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 80,00 (1 punt x tarief € 80,00)
- nakosten
€ 40,00
Totaal € 248,00

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 248,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.