In deze zaak heeft de stichting [verzoekster] een verzoek ingediend bij de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, met betrekking tot een huuropzegging door [verweerder]. De huurovereenkomst voor een 230a-bedrijfsruimte was opgezegd door [verweerder] per 31 oktober 2023, maar na indiening van het verzoekschrift heeft [verweerder] de huuropzegging ingetrokken. Dit gebeurde per brief, waarin hij aangaf dat de opzegging als niet geschreven en niet verzonden moest worden beschouwd. De kantonrechter heeft vervolgens de mondelinge behandeling afgelast, omdat [verzoekster] geen belang meer had bij het verzoek na de intrekking van de huuropzegging.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat, omdat de opzegging is ingetrokken, [verzoekster] geen belang meer heeft bij haar verzoek en heeft het verzoek afgewezen. Tevens heeft de kantonrechter [verweerder] veroordeeld in de proceskosten, aangezien de huuropzegging was ingetrokken nadat het verzoekschrift was ingediend. De proceskosten zijn begroot op € 248,00, bestaande uit griffierecht en salaris van de gemachtigde.
De beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.