ECLI:NL:RBMNE:2024:2918

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
C/16/571717 / FO RK 24-277
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige na relatiebreuk ouders met mediation

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020. De ouders, de vader en de moeder, hebben een relatie gehad en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg van hun kind. Na de beëindiging van hun relatie hebben zij echter nog geen definitieve afspraken gemaakt over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling. De vader heeft verzocht om te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij hem zal hebben, terwijl de moeder verweer voert en een eigen verzoek indient om de hoofdverblijfplaats bij haar te vestigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2024 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling aan te houden tot 12 juli 2024, in afwachting van de uitkomst van mediation. De rechtbank heeft de ouders aangemoedigd om met behulp van een mediator tot een gezamenlijke oplossing te komen, gezien de uitdagingen die hun huidige woonlocaties met zich meebrengen voor de zorgverdeling over [minderjarige].

De rechtbank heeft de advocaten verzocht om tijdig vóór 12 juli 2024 te rapporteren over de voortgang van de mediation en of de ouders tot een overeenkomst zijn gekomen. Indien nodig zal er op die datum een nieuwe zitting plaatsvinden in het gerechtsgebouw in Utrecht. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter en griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/571717 / FO RK 24-277
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Beschikking van 10 mei 2024
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.J. Nijssen.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met productie 1 van de vader, binnengekomen op 1 maart 2024;
  • het bericht met bijlage van de vader van 20 maart 2024;
  • het verweerschrift met productie 1 van de moeder van 26 maart 2024, met daarin een aantal zelfstandige verzoeken;
  • het bericht met productie 2 van de vader van 8 april 2024;
  • het bericht met producties 2 en 3 van de moeder van 15 april 2024.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
26 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige [minderjarige] , de zoon van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat hij van de verzoeken vindt. De kinderrechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de kinderrechter dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij zijn de ouders van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem nemen.
2.4.
De ouders hebben na het verbreken van hun relatie nog geen definitieve afspraken over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling gemaakt.
2.5.
De vader verzoekt de rechtbank nu om te bepalen dat:
  • [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
  • [minderjarige] vanaf eind augustus zal beginnen op de basisschool [school] in [plaats 1] .
2.6.
De moeder voert verweer en wil dat de verzoeken van de vader worden afgewezen. Daarnaast verzoekt de moeder de rechtbank – als zelfstandige verzoeken – om te bepalen dat:
  • [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
  • een zorgregeling wordt vastgesteld, die inhoudt dat:
o [minderjarige] eens per veertien dagen bij de vader is van vrijdag 18.00 uur tot en met maandag 18.00 uur, waarbij het halen en brengen tussen de ouders op gelijke wijze zal worden verdeeld. In onderling overleg kunnen de ouders van deze regeling afwijken;
o de ouders de reguliere schoolvakantieweken en feestdagen in onderling overleg verdelen,
dan wel een beslissing te geven op zodanige wijze als de rechtbank in goede justitie juist acht;
- [minderjarige] in [plaats 2] naar school zal gaan vanaf het moment dat hij daartoe verplicht is.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal nu nog geen beslissing over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling nemen, maar de beslissing aanhouden (uitstellen) tot 12 juli 2024. De ouders hebben tijdens de zitting namelijk gezegd dat zij met hulp van mediation nog een keer met elkaar willen praten. Het grote probleem is dat de ouders door hun huidige woonplaatsen ( [plaats 1] en [plaats 2] ) de zorg over [minderjarige] niet meer zo evenredig als nu kunnen verdelen wanneer [minderjarige] (na de zomervakantie) naar de basisschool gaat. Voor [minderjarige] zou het het fijnste zijn als zijn ouders samen tot een oplossing kunnen komen. Daarvoor moet mogelijk een compromis gesloten worden. Zouden bijvoorbeeld beide ouders naar een dorp net buiten [plaats 1] kunnen verhuizen? Het is belangrijk dat de ouders gaan kijken naar wat wel kan in plaats van naar wat niet kan. Een mediator kan de ouders daarbij helpen. De rechtbank heeft direct na de zitting de contactgegevens van de ouders doorgestuurd aan het mediationbureau van de rechtbank, zodat de ouders gekoppeld kunnen worden aan een mediator. Daarbij heeft de rechtbank doorgegeven dat de zaak met spoed opgepakt moet worden.
3.2.
De rechtbank wil tijdig vóór 12 juli 2024 van de advocaten een bericht krijgen of de ouders er wel of niet samen zijn uitgekomen en hoe zij willen dat het verder gaat in deze procedure. Als een nieuwe zitting nodig is, zal deze plaatsvinden op 12 juli 2024 om 10.00 uur in het gerechtsgebouw in Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
houdt de (verdere) beslissing over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling aan tot
12 juli 2024, in afwachting van de uitkomst van de mediation, met het verzoek aan de advocaten om
tijdig vóór die datumte laten weten of ouders er wel of niet samen zijn uitgekomen en hoe zij willen dat het verder gaat in deze procedure. Als een nieuwe zitting nodig is, zal deze plaatsvinden op
12 juli 2024 om 10.00 uurin het gerechtsgebouw in Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.M. Maliepaard, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.M. van de Griendt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.