ECLI:NL:RBMNE:2024:2901

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
11041280 AV EXPL 24-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens ernstige overlast vooruitlopend op ontbinding in bodemprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiseres, een woningcorporatie, vorderde ontruiming van de woning van gedaagde sub 2, die sinds 4 april 2008 een sociale huurwoning huurt. Gedaagde sub 2 vertoonde vanaf september 2023 verward en agressief gedrag, wat leidde tot meerdere crisisopnames en uiteindelijk een zorgmachtiging. De eiseres stelde dat gedaagde sub 2 tekortschiet in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door overlast te veroorzaken en niet in de woning te verblijven. Gedaagde sub 1, de bewindvoerder van gedaagde sub 2, voerde verweer en betwistte de vorderingen van eiseres. De kantonrechter oordeelde dat de overlast die gedaagde sub 2 had veroorzaakt een ernstige tekortkoming was en dat de angst van de omwonenden voor terugkeer van gedaagde sub 2 in de woning gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van vier weken na betekening van het vonnis voor de ontruiming. Tevens werd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en werd gedaagde sub 1 veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11041280 \ AV EXPL 24-14 MS/1270
Vonnis in kort geding van 14 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. van den Oord,
tegen
[gedaagde sub 1],
HANDELEND IN DE HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN
[gedaagde sub 2] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigden: mr. E. Weijer en mr. F. Kelder.
De eisende partij wordt hierna [eiseres] genoemd. De gedaagde partij wordt [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft een dagvaarding met producties ingediend en heeft op 26 april 2024 nadere producties in het geding gebracht. [gedaagde sub 1] heeft op 26 april 2024 ook producties ingediend.
1.2.
Op 30 april 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar namens [eiseres] zijn verschenen de heer [A] , sociaal wijkbeheerder bij [eiseres] , de heer [B] , consulent sociaal beheer bij [eiseres] , en mr. M. van den Oord, gemachtigde van [eiseres] . Namens [gedaagde sub 1] zijn verschenen mevrouw [C] , de mentor van [gedaagde sub 2] , en mr. E. Weijer en mr. F. Kelder, gemachtigden van [gedaagde sub 1] . Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, waarbij mr. Kelder gebruik heeft gemaakt van spreekaantekeningen. Partijen hebben op elkaar kunnen reageren en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] huurt sinds 4 april 2008 van (de rechtsvoorganger van) [eiseres] een sociale huurwoning aan het adres [adres] in [plaats] . Hij staat sinds 5 april 2023 onder bewind bij [gedaagde sub 1] . In augustus 2023 is mevrouw [C] als zijn mentor benoemd. [gedaagde sub 2] is vanaf omstreeks september 2023 verward en agressief gedrag gaan vertonen. Dit heeft geleid tot een crisisopname op 22 december 2023. [gedaagde sub 2] is in januari 2024 weer teruggekeerd naar zijn woning.
2.2.
Op 8 februari 2024 heeft weer een crisisopname plaatsgevonden, waarna op 26 maart 2024 door de rechter een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden is afgegeven. Op grond daarvan is [gedaagde sub 2] gedwongen opgenomen in de psychiatrische kliniek [naam instelling] , waar hij medicatie en een behandeling krijgt. Hij verblijft sinds 8 februari 2024 daarom niet meer in zijn woning.
2.3.
[eiseres] heeft [gedaagde sub 2] - via [gedaagde sub 1] - bij brief van 20 maart 2024 in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. [gedaagde sub 1] heeft dit echter niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde sub 2] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [plaats] te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al hetgeen en al de personen die zijdens [gedaagde sub 2] in voormeld pand verblijven en dit pand ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen, met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de kosten van het geding.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 2] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de huurovereenkomst om zich als goed huurder te gedragen en geen overlast te veroorzaken. Hij heeft tijdens huisbezoeken aan de woning en bezoeken aan het kantoor van [eiseres] onbehoorlijk gedrag vertoond door het maken van schietbewegingen en bewegingen waarbij de keel wordt doorgesneden, en door te schreeuwen en seksistische opmerkingen te maken. [gedaagde sub 2] heeft verder onrechtmatige overlast voor omwonenden veroorzaakt door - onder meer - te schreeuwen op straat en vanuit de woning en te bonzen op ramen en deuren van andere bewoners. Deze geluidsoverlast vond ook ’s nachts plaats. Hij heeft vrouwen seksistisch en soms gewelddadig benaderd. In de woonomgeving zijn diverse zaken vernield en omwonenden schrijven dit aan [gedaagde sub 2] toe. [gedaagde sub 2] schiet ook tekort in zijn contractuele verplichtingen door zijn hoofdverblijf niet in de woning te houden en een huurachterstand van ruim vier maanden te hebben. [eiseres] stelt dat dit voldoende grond oplevert voor ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure en daarop vooruitlopend ontruiming van de woning. Zij stelt dat tijdens overleggen met politie, de gemeente en hulpverlening meermaals is geconcludeerd dat het onwenselijk is dat [gedaagde sub 2] terugkeert naar de woning, omdat hij niet in staat is zelfstandig te wonen. Uit een adviesbrief van psychiater [D] van [naam instelling] van 4 april 2024 blijkt dat wordt gewerkt aan verdere behandeling en begeleiding bij [instelling] , ook na afloop van de termijn van zes maanden waarvoor de zorgmachtiging is afgegeven, en dat de huisvesting daarbij door [instelling] zou worden overgenomen.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde sub 1] stelt zich op het standpunt dat de door [eiseres] genoemde tekortkomingen geen ontbinding van de huurovereenkomst en een daarop vooruitlopende ontruiming van de woning rechtvaardigen. Zij betwist niet dat [gedaagde sub 2] in de periode van september 2023 tot begin februari 2024 overlast heeft veroorzaakt, maar stelt dat er geen sprake meer is van overlast sinds [gedaagde sub 2] in [naam instelling] is opgenomen. [gedaagde sub 1] stelt dat de medicatie en de behandeling volgens een verklaring van psychiater [D] van 25 april 2024 inmiddels tot afname van zijn klachten hebben geleid. Omdat de behandeling zich nog in het beginstadium bevindt is volgens [gedaagde sub 1] een verdere afname van de klachten te verwachten. [gedaagde sub 1] verwacht dat [gedaagde sub 2] geen overlast meer zal veroorzaken wanneer hij uit de psychiatrische kliniek wordt ontslagen en weer op zichzelf mag gaan wonen, omdat hij tussen 2008 en 2022 immers ook geen overlast veroorzaakte. [gedaagde sub 1] stelt verder dat [gedaagde sub 2] ondanks zijn tijdelijke opname nog steeds het hoofdverblijf in zijn woning houdt en dat de huurachterstand wordt ingelopen en geen ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. [gedaagde sub 1] stelt dat [gedaagde sub 2] er een zeer groot belang bij heeft dat hij de mogelijkheid behoudt om na afronding van zijn behandeling weer terug te keren naar zijn woning. Zonder stabiele woonomgeving is de kans namelijk groot dat dit wederom tot psychische decompensatie zal leiden en het staat niet vast dat hij in aanmerking komt voor een beschermde woonomgeving.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisendheid
4.1.
[eiseres] stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat de omwonenden van [gedaagde sub 2] bang zijn dat [gedaagde sub 2] kan terugkeren naar zijn woning en weer overlast zal veroorzaken. Als een oordeel in een bodemzaak moet worden afgewacht, zullen zij nog langer met deze angst worden geconfronteerd. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] de spoedeisendheid van deze zaak hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Toetsingskader
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Beoordeling
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de omwonenden van [gedaagde sub 2] in de periode van september 2023 tot begin februari 2024 ernstige overlast van [gedaagde sub 2] hebben ondervonden die onder meer bestond uit dreigend gedrag en ernstige geluidsoverlast die ook ’s nachts plaatsvond. Deze overlast kan worden aangemerkt als een ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichting van [gedaagde sub 2] uit de huurovereenkomst om zich als een goed huurder te gedragen en geen overlast te veroorzaken. Deze tekortkoming kan voor het verleden niet meer ongedaan worden gemaakt.
4.4.
Op dit moment kan nog niet worden voorspeld of [gedaagde sub 2] na afloop van de behandeling bij [naam instelling] in staat zal zijn de woning weer te bewonen zonder daarbij overlast te veroorzaken. [gedaagde sub 1] stelt terecht dat het op dit moment nog te vroeg is om vast te stellen of de behandeling bij [naam instelling] aanslaat en dat, als dit het geval is, [gedaagde sub 2] een groot belang heeft om naar zijn woning te kunnen terugkeren. Uit de brief van psychiater [D] van 4 april 2024 kan weliswaar worden afgeleid dat [gedaagde sub 2] na afloop van de zorgmachtiging mogelijk in aanmerking komt voor een vorm van begeleid wonen, maar er bestaat nog geen zekerheid of dit daadwerkelijk zal gebeuren.
4.5.
[eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de overlast die in de periode van september 2023 tot en met begin februari 2024 heeft plaatsgevonden een grote impact heeft gehad op de omwonenden, dat de verhouding tussen [gedaagde sub 2] en de omwonenden hierdoor ernstig en duurzaam is verstoord en dat bij hen grote stress en angst leeft dat [gedaagde sub 2] na afloop van zijn behandeling weer terugkeert naar zijn woning en weer overlast gaat veroorzaken. [gedaagde sub 1] heeft op haar beurt onvoldoende aannemelijk gemaakt dat die angst ongegrond is. De psychiater [D] schrijft in haar brief van 25 april 2024 weliswaar dat de behandeling en de medicatie heeft geleid tot afname van de klachten, maar heeft ook aangegeven dat zij geen uitspraken kan doen over het effect van de behandeling in de toekomst en of [gedaagde sub 2] weer in staat zal zijn zelfstandig te wonen wanneer de behandeling aanslaat. De mentor van [gedaagde sub 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het op dit moment niet goed met hem gaat.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het belang en de verplichting van [eiseres] om aan de omwonenden, die ook huurders van haar zijn, ongestoord woongenot te verschaffen door zo snel mogelijk de angst weg te nemen voor terugkeer van [gedaagde sub 2] in zijn woning, in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde sub 2] om na afloop van zijn behandeling nog over zijn woning te kunnen blijven beschikken. Gelet hierop acht de kantonrechter het aannemelijk dat een bodemrechter een verzoek tot ontbinding zal toewijzen. Gelet op de angst die bij de omwonenden heerst, kan van [eiseres] niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. De gevorderde ontruiming wordt daarom toegewezen.
Ontruimingstermijn
4.7.
[gedaagde sub 1] heeft voor het geval de ontruimingsvordering wordt toegewezen verzocht de termijn voor ontruiming vast te stellen op vier weken vanaf het moment van ontslag uit de psychiatrische kliniek(en) dan wel minimaal twee maanden na betekening van het vonnis, dan wel in ieder geval een ruimere termijn dan twee weken. Zij heeft in dit verband gesteld dat het voor [gedaagde sub 2] gezien zijn gedwongen opname vrijwel onmogelijk is om de woning binnen twee weken leeg te ruimen en opslagruimte te regelen voor zijn inboedel.
4.8.
De kantonrechter acht gelet op de belangen van de omwonenden een ontruimingstermijn van vier weken na het ontslag dan wel twee maanden na betekening van het vonnis te lang. Om tegemoet te komen aan het belang van [gedaagde sub 2] om wat langer de tijd te krijgen om de ontruiming van zijn woning te (laten) regelen, zal de ontruimingstermijn worden gesteld op vier weken na betekening van dit vonnis.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
[eiseres] heeft verzocht het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiseres] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren als [gedaagde sub 1] niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoet. [gedaagde sub 1] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde sub 2] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van [eiseres] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder rechtsoverweging 4.1 en 4.6. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van [eiseres] zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde sub 2] . Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Kosten
4.10.
[gedaagde sub 2] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.214,97

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde sub 2] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [plaats] te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al hetgeen en al de personen die zijdens [gedaagde sub 2] in voormeld pand verblijven en dit pand ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde sub 2] in de proceskosten van € 1.214,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.