4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Dat licht de rechtbank hieronder (na de bewijsmiddelen) verder toe. Op grond van de bewijsmiddelen komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Hieronder zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 september 2022, voor zover inhoudende:
Op 27 augustus 2022 was ik werkzaam als beveiliger in Amersfoort. Ik zag een groepje jongeren met spullen gooien. Ik liep er naar toe en sprak de jongens er op aan.
Ik besloot om de jongens te filmen met mijn telefoon. Ik hoorde 1 van de jongens zeggen: 'Laten we alle vier op hem af gaan.' Vervolgens werd ik omsingeld. Ik zag dat jongen 4 [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]] naar mij toe kwam en tegenover mij stond. Ik wilde hem 'counteren', maar dat was geen goed idee, omdat ik omsingeld was. Ik kreeg vervolgens direct een harde klap op mijn achterhoofd. Ik werd duizelig en ik voelde direct een harde klap op mijn rechter slaap. Ik zag dat jongen 4 mij een harde klap op mijn linker oog gaf. Door de harde klap kwam ik ten val. Ik zag de vier jongens allemaal naar mij toe rennen. Ik zag en voelde dat alle jongens mij schopten en sloegen. Ik weet niet meer wie mij sloeg en waar, maar de meeste klappen en schoppen waren op mijn achterhoofd.
Ik hoorde 1 van de jongens zeggen: 'Laten we hem in het water duwen.' Ik voelde dat de jongens mij beet pakten en in het water gerold. Gelukkig was ik nog bij kennis, maar wel duizelig. Ik kon met moeite blijven staan in het water. Ik zag dat 1 van de jongens mij filmde met zijn telefoon. Ik werd door omstanders geholpen om uit het water te komen.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de politie van 7 maart 2023, voor zover inhoudende:
V: Wat is er vervolgens op de Westsingel gebeurd?
A: Toen bleef die man maar roepen naar ons en achter ons aan komen en toen zijn ze weer doorgegaan met vechten.
V: Hoe zag de vechtpartij er uit?
A: Wel heftig, ze sloegen aardig hard allemaal.
V: Omschrijf dat heftig eens?
A:Ze sloegen wel hard, er werd volgens mij ook getrapt.
V: Wie is ze?
A: Allemaal, ook de beveiliger.
V: Hebben alle 4 de jongens gevochten tegen de beveiliger?
A:Ja, dat weet ik zeker.
V: Waarom was dat heftig voor jou?
A:Ze waren echt hard aan slaan, in het gezicht van de beveiliger. Ze hebben geen enkele keer met z'n vieren tegelijk geslagen. Maar ze hebben wel allemaal geslagen.
Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie van 8 maart 2023, voor zover inhoudende:
A: Toen ben ik nog naar die vent toegelopen dat hij moest ophouden met ons achtervolgen. Ik zeg "joh, zou je niet eens weg kunnen gaan alsjeblieft?" Daarna heeft hij mij eerst een douw gegeven, toen heb ik hem een douw gegeven. Toen is hij weer opgestaan, nadat hij was gevallen door mijn duw, en daarna heeft hij mij geslagen en daarna heb ik hem geslagen. Ik neem aan dat jullie weten dat ik met slaan een vuistslag bedoel en niet met de vlakke hand.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik zat wel op hem, en ik was hem wel aan het slaan. Samen met [verdachte] [
de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]], die stond erbij. [medeverdachte 2] [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]] kwam er later aan. Hij lag op de grond, je gaat dan ook van je afslaan en toen deed ik dat ook terug.
V: En wat gebeurde er toen?
A: Meerdere vuistslagen op zijn borst niet op zijn gezicht. Wel wat tikken in het gezicht.
V: Met kracht?
A: Ja, wel met kracht.
V: Waarom stond de beveiliger niet op? Kon dat wel?
A: Nee, omdat wij erbij waren. Wij stonden eromheen en daarom kon hij niet weg.
V: Wie heeft de beveiliger getrapt?
A: Ik weet wel dat er is getrapt maar door wie, weet ik niet. Ik heb wel voeten gezien die trapten, maar ik weet niet van wie die trappen waren.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie van 7 maart 2023, voor zover inhoudende:
V: Hoe hebben jullie hem de gracht in geduwd?
A: Met onze handen. Ik denk iedereen met zijn handen dat deed. We hebben hem erin gerold. Als een soort bowlingbal zeg maar.
V: Jullie hebben met zijn vieren de gracht in gegooid, wie waren die vier?
A: Ik, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3]] en [medeverdachte 1] [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]].
Bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte is op 27 augustus 2022 samen met medeverdachten uit geweest in Amersfoort. Na het uitgaan hebben zij op het Lieve Vrouwekerkhof met een bezem overgegooid. Hierop heeft aangever de groep van verdachte aangesproken en is een woordenwisseling tussen de groep van verdachte en aangever ontstaan. De rechtbank kan niet vaststellen wie vervolgens als eerste een klap heeft uitgedeeld. Wel stelt de rechtbank vast dat over en weer is geslagen en dat medeverdachte [medeverdachte 3] daarbij op de grond terecht is gekomen. De groep van verdachte is vervolgens weggelopen. Aangever is achter de groep aangelopen, heeft de groep gefilmd en heeft daarbij onder andere de woorden “kom dan” geuit.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat hierna het volgende heeft plaatsgevonden. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangever aangesproken. Hierna hebben medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever over en weer naar elkaar geslagen. Ook verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben aangever geslagen. Op het moment dat aangever op de grond terechtkwam is medeverdachte [medeverdachte 1] op aangever gaan zitten en heeft hem geslagen en gestompt. Ten minste een van de mannen van de groep van verdachte heeft aangever toen ook getrapt. Vervolgens hebben verdachte en de drie medeverdachten aangever in het water gegooid.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige]
Voor de vaststelling van voornoemde feiten en omstandigheden baseert de rechtbank zich onder andere op de bij de bewijsmiddelen opgenomen verklaring van [getuige] . De verdediging heeft de betrouwbaarheid van deze verklaring betwist. De rechtbank acht de verklaring van getuige [getuige] betrouwbaar. Zij is bij de politie duidelijk over het incident. Zij geeft het aan als ze een detail niet meer weet. Dat zij later bij de rechter-commissaris van een aantal gebeurtenissen waarover zij bij de politie heeft verklaard niet meer weet hoe het precies is gegaan, is volgens de rechtbank verklaarbaar door het tijdsverloop. Dat maakt de eerder afgelegde verklaring niet minder betrouwbaar. De verklaring van getuige [getuige] vindt met betrekking tot het trappen bovendien steun in de verklaring van aangever en van medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op een afstandje stond, geen geweldshandelingen heeft verricht en niet heeft gezien welke handelingen de medeverdachten hebben verricht. De rechtbank acht deze verklaring, gelet op de bewijsmiddelen en het gegeven dat verdachte wel heeft meegeholpen met het in het water gooien van aangever, ongeloofwaardig.
Kwalificatie van het handelen van verdachte
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte strafrechtelijk gekwalificeerd moet worden als een poging tot doodslag in vereniging (primair) of als een openlijke geweldpleging (subsidiair).
Poging tot doodslag: vrijspraak
De rechtbank komt tot het oordeel dat het handelen van verdachte niet kwalificeert als een poging tot doodslag. Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte opzet heeft gehad op het overlijden van aangever. Opzet is in de eerste plaats aanwezig indien verdachte ten tijde van zijn handelen de bedoeling had om aangever te doden. Die bedoeling is niet uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken.
Daarnaast is van opzet ook sprake wanneer verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. In dat geval wordt gesproken van voorwaardelijk opzet. Bij het bepalen of voorwaardelijk opzet bij verdachte aanwezig was, zijn drie elementen van belang: (1) de gedraging van verdachte moet de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg – in dit geval het overlijden van aangever – in het leven hebben geroepen, (2) de verdachte was zich bewust van die aanmerkelijke kans, en (3) hij heeft die kans aanvaard (op de koop toegenomen). Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In het bijzonder wordt daarbij gekeken naar de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet in alle gevallen gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Hiermee wordt bedoeld een onder de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Bij de beantwoording van de (vervolg)vraag of de aanmerkelijke kans door verdachte ook bewust is aanvaard, speelt de gedraging van verdachte eveneens een rol. Bepaalde gedragingen kunnen namelijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de dader de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Aanmerkelijke kans
De rechtbank stelt voor de vraag of de gedraging van verdachte en de omstandigheden waaronder deze gedraging is verricht de aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever in het leven roept het volgende vast. Verdachte en medeverdachten hebben aangever, in een zomermaand, nadat aangever was geslagen en getrapt, vanuit liggende positie op de grond in het water gegooid. De diepte van het water is de rechtbank niet bekend maar aangever kon in het water staan. Aangever is vervolgens redelijk snel door omstanders uit het water geholpen. Op de locatie waar aangever te water is gegaan is de afstand vanaf de kaderand tot aan het water 1 meter. Op basis van deze informatie kan niet vastgesteld worden dat de kans dat aangever door de gedragingen van verdachte zou komen te overlijden, aanmerkelijk is geweest. Het dossier bevat te weinig informatie om tot die vaststelling te komen.
Bewuste aanvaarding
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachten aangever nog hebben gefilmd nadat zij hem in het water hebben gegooid. Verdachte en medeverdachten zijn dus niet onmiddellijk weggegaan. De rechtbank is gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever – indien deze kans al aanwezig was – bewust heeft aanvaard.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging doodslag.
Openlijk geweldpleging: bewezen
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank, het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Wel spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van niet bieden van hulp aan aangever om uit de gracht te komen omdat deze handeling niet kwalificeert als een geweldshandeling. Het in het water gooien kwalificeert, in tegenstelling tot wat de verdediging heeft aangevoerd, wel als mishandeling (vgl. HR 9 september 2014, ECLI:HR:2014:2677) en dus als een geweldshandeling.
De rechtbank zal verdachte ook partieel vrijspreken van het toebrengen van letsel. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende onderdeel bij het subsidiair tenlastegelegde is het op grond van vaste jurisprudentie vereist dat verdachte zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. De rechtbank kan niet vaststellen welke geweldshandeling tot welk letsel bij aangever heeft geleid en zal verdachte daarom partieel vrijspreken van dit onderdeel.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor de primair ten laste gelegde poging doodslag en zal verdachte veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging.