ECLI:NL:RBMNE:2024:2879

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
16/104479-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door een groep tegen een beveiliger met letsel als gevolg

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 augustus 2022 in Amersfoort betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft een beveiliger, hierna aangeduid als [slachtoffer], meerdere keren geslagen en getrapt, en hem vervolgens in een gracht gegooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig is aan poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer of dat hij de aanmerkelijke kans op overlijden bewust had aanvaard. De rechtbank heeft echter wel openlijke geweldpleging bewezen verklaard, gezien de gewelddadige handelingen die door de verdachte en zijn medeverdachten zijn gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn blanco strafblad, en heeft een lagere straf opgelegd dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/104479-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2023 (regie) en 24 april 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Jansen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.D. Polat, advocaat te Amsterdam, die waarnam voor haar kantoorgenoot, mr. J. Zevenboom, alsmede hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat, mr. H.A.F.C. Tack te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

primair:
op 27 augustus 2022 te Amersfoort met anderen opzettelijk heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door [slachtoffer]
  • tegen het hoofd te stompen, slaan of trappen;
  • tegen het lichaam te stompen, slaan of trappen;
  • in de gracht te gooien;
  • geen hulp te bieden om uit de gracht te komen.
subsidiair:dat hij op die datum en in die plaats met dezelfde handelingen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] met enig lichamelijk letsel als gevolg.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw verzocht om partiële vrijspraak van een aantal handelingen. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Dat licht de rechtbank hieronder (na de bewijsmiddelen) verder toe. Op grond van de bewijsmiddelen komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Hieronder zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij totdat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 september 2022, voor zover inhoudende:
Op 27 augustus 2022 was ik werkzaam als beveiliger in Amersfoort. Ik zag een groepje jongeren met spullen gooien. Ik liep er naar toe en sprak de jongens er op aan. [2]
Ik besloot om de jongens te filmen met mijn telefoon. Ik hoorde 1 van de jongens zeggen: 'Laten we alle vier op hem af gaan.' Vervolgens werd ik omsingeld. Ik zag dat jongen 4 [
de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]] naar mij toe kwam en tegenover mij stond. Ik wilde hem 'counteren', maar dat was geen goed idee, omdat ik omsingeld was. Ik kreeg vervolgens direct een harde klap op mijn achterhoofd. Ik werd duizelig en ik voelde direct een harde klap op mijn rechter slaap. Ik zag dat jongen 4 mij een harde klap op mijn linker oog gaf. Door de harde klap kwam ik ten val. Ik zag de vier jongens allemaal naar mij toe rennen. Ik zag en voelde dat alle jongens mij schopten en sloegen. Ik weet niet meer wie mij sloeg en waar, maar de meeste klappen en schoppen waren op mijn achterhoofd. Ik hoorde 1 van de jongens zeggen: 'Laten we hem in het water duwen.' Ik voelde dat de jongens mij beet pakten en in het water gerold. Gelukkig was ik nog bij kennis, maar wel duizelig. Ik kon met moeite blijven staan in het water. Ik zag dat 1 van de jongens mij filmde met zijn telefoon. Ik werd door omstanders geholpen om uit het water te komen. [3]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de politie van 7 maart 2023, voor zover inhoudende:
V: Wat is er vervolgens op de Westsingel gebeurd?
A: Toen bleef die man maar roepen naar ons en achter ons aan komen en toen zijn ze weer doorgegaan met vechten. [4]
V: Hoe zag de vechtpartij er uit?
A: Wel heftig, ze sloegen aardig hard allemaal.
V: Omschrijf dat heftig eens?
A:Ze sloegen wel hard, er werd volgens mij ook getrapt.
V: Wie is ze?
A: Allemaal, ook de beveiliger.
V: Hebben alle 4 de jongens gevochten tegen de beveiliger?
A:Ja, dat weet ik zeker.
V: Waarom was dat heftig voor jou?
A:Ze waren echt hard aan slaan, in het gezicht van de beveiliger. Ze hebben geen enkele keer met z'n vieren tegelijk geslagen. Maar ze hebben wel allemaal geslagen
. [5]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie van 8 maart 2023, voor zover inhoudende:
A: Toen ben ik nog naar die vent toegelopen dat hij moest ophouden met ons achtervolgen. Ik zeg "joh, zou je niet eens weg kunnen gaan alsjeblieft?" Daarna heeft hij mij eerst een douw gegeven, toen heb ik hem een douw gegeven. Toen is hij weer opgestaan, nadat hij was gevallen door mijn duw, en daarna heeft hij mij geslagen en daarna heb ik hem geslagen. Ik neem aan dat jullie weten dat ik met slaan een vuistslag bedoel en niet met de vlakke hand. [6]
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik zat wel op hem, en ik was hem wel aan het slaan. Samen met [medeverdachte 1] [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]], die stond erbij. [medeverdachte 2] [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]] kwam er later aan. Hij lag op de grond, je gaat dan ook van je afslaan en toen deed ik dat ook terug.
V: En wat gebeurde er toen?
A: Meerdere vuistslagen op zijn borst niet op zijn gezicht. Wel wat tikken in het gezicht. [7]
V: Met kracht?
A: Ja, wel met kracht.
V: Waarom stond de beveiliger niet op? Kon dat wel?
A: Nee, omdat wij erbij waren. Wij stonden eromheen en daarom kon hij niet weg.
V: Wie heeft de beveiliger getrapt?
A: Ik weet wel dat er is getrapt maar door wie, weet ik niet. Ik heb wel voeten gezien die trapten, maar ik weet niet van wie die trappen waren.
V: Dus, wie heeft hem toen in de gracht gegooid?
A: Met zijn drieën. Ik, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Die stonden er allemaal bij dus. [8]
Bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte is op 27 augustus 2022 samen met medeverdachten uit geweest in Amersfoort. Na het uitgaan ’s-nachts rond 03.00 uur hebben zij op het Lieve Vrouwekerkhof naar eigen zeggen lopen klieren. Daarbij is onder andere met een bezem overgegooid. Hierop heeft aangever de groep van verdachte aangesproken en is een woordenwisseling tussen de groep van verdachte en aangever ontstaan. Voor de rechtbank is niet duidelijk wie vervolgens als eerste een klap heeft uitgedeeld. Wel stelt de rechtbank vast dat over en weer is geslagen en dat verdachte daarbij op de grond terecht is gekomen. De groep van verdachte is vervolgens weggelopen. Aangever is achter de groep aangelopen, heeft de groep gefilmd en heeft daarbij onder andere de woorden “kom dan” geuit.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat hierna het volgende heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft aangever aangesproken op het filmen. Hierna hebben verdachte aangever over en weer naar elkaar geslagen. Ook medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben aangever geslagen. Op het moment dat aangever op de grond terechtkwam is verdachte op aangever gaan zitten en heeft hem geslagen en gestompt. Ten minste een van de mannen van de groep van verdachte heeft aangever toen ook getrapt. Vervolgens hebben verdachte en de drie medeverdachten aangever in het water gegooid.
Kwalificatie van het handelen van verdachte
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte strafrechtelijk gekwalificeerd moet worden als een poging tot doodslag in vereniging (primair) of als een openlijke geweldpleging (subsidiair).
Poging tot doodslag: vrijspraak
De rechtbank komt tot het oordeel dat het handelen van verdachte niet kwalificeert als een poging tot doodslag. Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte opzet heeft gehad op het overlijden van aangever. Opzet is in de eerste plaats aanwezig indien verdachte ten tijde van zijn handelen de bedoeling had om aangever te doden. Die bedoeling is niet uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken.
Daarnaast is van opzet ook sprake wanneer verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. In dat geval wordt gesproken van voorwaardelijk opzet. Bij het bepalen of voorwaardelijk opzet bij verdachte aanwezig was, zijn drie elementen van belang: (1) de gedraging van verdachte moet de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg – in dit geval het overlijden van aangever – in het leven hebben geroepen, (2) de verdachte was zich bewust van die aanmerkelijke kans, en (3) hij heeft die kans aanvaard (op de koop toegenomen). Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In het bijzonder wordt daarbij gekeken naar de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet in alle gevallen gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Hiermee wordt bedoeld een onder de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Bij de beantwoording van de (vervolg)vraag of de aanmerkelijke kans door verdachte ook bewust is aanvaard, speelt de gedraging van verdachte eveneens een rol.
Bepaalde gedragingen kunnen namelijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de dader de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Aanmerkelijke kans
De rechtbank stelt voor de vraag of de gedraging van verdachte en de omstandigheden waaronder deze gedraging is verricht de aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever in het leven roept het volgende vast. Verdachte en medeverdachten hebben aangever, in een zomermaand, nadat aangever was geslagen en getrapt, vanuit liggende positie op de grond in het water gegooid. De diepte van het water is de rechtbank niet bekend maar aangever kon in het water staan. Aangever is vervolgens redelijk snel door omstanders uit het water geholpen. Op de locatie waar aangever te water is gegaan is de afstand vanaf de kaderand tot aan het water 1 meter. Op basis van deze informatie kan niet vastgesteld worden dat de kans dat aangever door de gedragingen van verdachte zou komen te overlijden, aanmerkelijk is geweest. Het dossier bevat te weinig informatie om tot die vaststelling te komen.
Bewuste aanvaarding
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachten aangever nog hebben gefilmd nadat zij hem in het water hebben gegooid. Verdachte en medeverdachten zijn dus niet onmiddellijk weggegaan. De rechtbank is gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever – indien deze kans al aanwezig was – bewust heeft aanvaard.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging doodslag.
Openlijk geweldpleging: bewezen
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank, het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Wel zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het niet bieden van hulp aan aangever om uit het water te komen omdat deze handeling niet kwalificeert als een geweldshandeling.
Ook zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het toebrengen van letsel. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende onderdeel bij het subsidiair tenlastegelegde is het op grond van vaste jurisprudentie vereist dat verdachte zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. De rechtbank kan niet vaststellen welke geweldshandeling tot welk letsel bij aangever heeft geleid en zal verdachte daarom partieel vrijspreken van dit onderdeel.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor de primair ten laste gelegde poging doodslag en zal verdachte veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 augustus 2022 te Amersfoort openlijk, te weten op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door:
- die [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd te stompen, slaan en trappen en
- die [slachtoffer] meermaals tegen het lichaam te stompen, slaan en trappen en
- die [slachtoffer] , nadat hij letsel had opgelopen door de geweldshandelingen, in de gracht te gooien.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 357 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder de algemene voorwaarde.
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om niet over te gaan tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en rekening te houden met (1) de rol van aangever, (2) het blanco strafblad van verdachte, (3) dat het feit dateert van ruim 1,5 jaar geleden, (4) dat de periode dat verdachte in verzekering was gesteld, hem zwaar viel en (5) dat de werkgever van verdachte heeft aangegeven dat het grote gevolgen heeft voor zijn bedrijf als verdachte wegvalt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan
Verdachte is samen met medeverdachten na een uitgaansavond in conflict gekomen met aangever. Door de groep van verdachte is aangever op het hoofd en het lichaam gestompt, geslagen, getrapt en vervolgens hebben zij hem in de gracht gegooid. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte en medeverdachten hebben aangever letsel toegebracht waaronder een hersenschudding. Aangever kampt momenteel nog met de gevolgen daarvan. Dat de gebeurtenis forse impact heeft gehad op aangever en gevoelens van angst heeft veroorzaakt, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Een gebeurtenis als deze brengt bovendien in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 13 maart 2024. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van 20 december 2023 van Reclassering Nederland, opgesteld door mevrouw M.E. van Zwam, reclasseringsmedewerker. De reclassering adviseert de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering en de gedragsinterventie training Alcohol en Geweld. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zijn leven redelijk op orde heeft en sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten gaan voor een openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel als gevolg uit van een taakstraf voor de duur van 150 uren. De rechtbank houdt rekening met het aandeel van verdachte in het geweld. Dat is vergeleken met het aandeel van zijn medeverdachten meer vooral omdat verdachte op een gegeven moment op aangever zat en toen aangever die op zijn rug lag en geen kant uit kon met zijn vuisten heeft bewerkt. Dit grotere aandeel in het geweld tegen aangever rechtvaardigt een hogere straf dan medeverdachten. De rechtbank acht daarom een taakstraf van 180 uren passend en geboden. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van de periode dat verdachte in verzekering heeft gezeten.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie (openlijke geweldpleging en niet poging tot doodslag) en legt dus een lagere straf op dan geëist.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.173,90 met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Tevens wordt verzocht om de verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen. Het gevorderde bedrag bestaat uit € 673,90 materiële schade en € 17.500 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Verzocht is om aan immateriële schade nu een bedrag van € 7.500,- toe te wijzen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering wat voor wat betreft de materiële schade geheel toe te wijzen en voor wat betreft de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 5.000,-. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat uit de overlegde betalingsregelingen het causale verband tussen het feit en de geleden schade niet blijkt. Voorts heeft de verdediging verzocht om de gevorderde immateriële schade af te wijzen en te matigen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat (1) sprake is van een hersenschudding en niet van hersenletsel en (2) dat rekening moet worden gehouden met de eigen schuld van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank overweegt dat bij de vordering verklaringen van het ziekenhuis en afspraakbevestigingen van de psycholoog zijn overgelegd. Daarmee is voldoende onderbouwd dat de schade bestaande uit het eigen risico 2023 en 2024 rechtstreekse schade is als gevolg van het bewezen verklaarde. Dit gevorderde bedrag van € 673,90 komt voor vergoeding in aanmerking.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde letsel heeft opgelopen. Dit letsel vormt de grondslag voor toewijzing van gevorderde immateriële schade. Het letsel bestond uit blauwe plekken, schrammen en een hersenschudding. De benadeelde partij kampt momenteel nog met de gevolgen van de hersenschudding. Bij hem is het postcommotioneel syndroom vastgesteld en hierdoor is hij belemmerd in zijn functioneren. Voorts is gebleken dat de benadeelde partij naar aanleiding van het feit gesprekken met een psycholoog heeft gevoerd. Gelet op de uit het dossier gebleken feiten en omstandigheden en toekenning van schadevergoedingen in vergelijkbare zaken, vindt de rechtbank toewijzing tot een bedrag van € 4.000,- billijk.
Eigen schuld
De rechtbank overweegt dat voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten tussen de groep van verdachte en aangever over en weer is geslagen. De groep van verdachte is vervolgens weggelopen. Aangever heeft de groep toen gevolgd, gefilmd en daarbij onder andere “kom dan” geroepen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de benadeelde partij enig aandeel heeft gehad in de ontstane schade. Om die reden zal de rechtbank het bedrag dat zij toewijst matigen met 25%.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 3.505,43 toewijzen (75% van € 4.673,90), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.505,43, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de
tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak
in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf
in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.505,43;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.505,43 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 45 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. J.P. Killian en O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door:
- die [slachtoffer] één of meermaals tegen het hoofd te hebben gestompt, geslagen en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer] één of meermaals tegen het lichaam te hebben gestompt, geslagen en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer] , nadat hij letsel had opgelopen door de geweldshandelingen, in de gracht te hebben gegooid en/of gerold en/of
- die [slachtoffer] geen hulp te hebben geboden om uit de gracht te komen, terwijl [slachtoffer] geen mogelijkheid had om hier zelfstandig uit te komen en ten tijde van het te water komen misselijk en/of duizelig was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Amersfoort, althans in Nederland, openlijk, te weten bij de kruising tussen de Westsingel en de Molenstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door:
- die [slachtoffer] één of meermaals tegen het hoofd te stompen, slaan en/of trappen en/of
- die [slachtoffer] één of meermaals tegen het lichaam te stompen, slaan en/of trappen en/of
- die [slachtoffer] , nadat hij letsel had opgelopen door de geweldshandelingen, in de gracht te gooien en/of rollen en/of
- die [slachtoffer] geen hulp te bieden om uit de gracht te komen, terwijl [slachtoffer] geen mogelijkheid had om hier zelfstandig uit te komen en ten tijde van het te water komen misselijk en/of duizelig was terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, een gekneusde/gezwollen neus, een gezwollen en blauw oog en/of een gekneusde heup en knie, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 april 2023, genummerd PL0900-2022251421, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 453. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 28.
3.Pagina 29.
4.Pagina 140.
5.Pagina 141.
6.Pagina 223.
7.Pagina 224.
8.Pagina 225.