Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoekster had op 15 februari 2024 beroep ingesteld omdat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op haar bezwaren tegen de beschikking lichte toets en de definitieve beschikking dwangsom. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst alsnog een besluit genomen op de bezwaren van verzoekster.
De rechtbank heeft in deze uitspraak het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten beoordeeld zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De Belastingdienst heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster, maar heeft wel op 2 april 2024 een verweerschrift ingediend waarin zij aangeeft dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor van 0,25, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50,- aan verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot het indienen van een verzetschrift.