ECLI:NL:RBMNE:2024:2855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
24/980 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoekster had op 15 februari 2024 beroep ingesteld omdat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op haar bezwaren tegen de beschikking lichte toets en de definitieve beschikking dwangsom. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst alsnog een besluit genomen op de bezwaren van verzoekster.

De rechtbank heeft in deze uitspraak het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten beoordeeld zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De Belastingdienst heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster, maar heeft wel op 2 april 2024 een verweerschrift ingediend waarin zij aangeeft dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor van 0,25, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50,- aan verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot het indienen van een verzetschrift.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/980

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. S.V. Hendriksen),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 15 februari 2024 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaren tegen de beschikking lichte toets en de definitieve beschikking dwangsom.
Verweerder heeft alsnog een besluit genomen op de bezwaren van verzoekster.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. Verweerder heeft wel op 2 april 2024 een verweerschrift naar aanleiding van het beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarin verweerder aangeeft dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,25). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast. De rechtbank ziet in wat verzoekster heeft aangevoerd geen aanleiding om hiervan af te wijken.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.