ECLI:NL:RBMNE:2024:2850

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
23/4788 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft verzoeker op 11 januari 2021 beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst alsnog een besluit genomen, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. De Belastingdienst heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te behandelen. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van verzoeker € 218,75 bedragen, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan verzoeker vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 26 april 2024, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4788

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoeker heeft ingediend op 11 januari 2021 omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag herbeoordeling kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. Verweerder heeft wel op 23 oktober 2023 een verweerschrift naar aanleiding van het beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarin verweerder aangeeft dat verzoeker in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,25). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.