In deze zaak heeft verzoeker op 11 januari 2021 beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst alsnog een besluit genomen, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. De Belastingdienst heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te behandelen. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van verzoeker € 218,75 bedragen, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan verzoeker vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 26 april 2024, en is openbaar uitgesproken.