ECLI:NL:RBMNE:2024:2842

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
24/951 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen compensatie kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 1 mei 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser, afkomstig uit België, had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Hij stelde dat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op zijn bezwaar, dat op 19 juni 2023 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door de Belastingdienst is overschreden. Eiser heeft zijn beroep ingesteld op 14 februari 2024, meer dan twee weken na de ingebrekestelling. De rechtbank heeft bepaald dat de Belastingdienst alsnog een besluit moet nemen, met een uiterste datum van 27 mei 2024. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Belastingdienst de proceskosten van eiser moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 218,75. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] (België), eiser,

(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 19 juni 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 4 maart 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling, te weten bij brief van 14 februari 2024, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar.
4. Het beroep is gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [5]
6. Op 23 augustus 2023 [6] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak gedaan over de termijn waarop verweerder alsnog een besluit bekend moet maken in dit soort zaken. In deze uitspraak heeft de Afdeling nadere beslistermijnen vastgesteld die voortaan in beginsel bij beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit (op bezwaar) in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen aan verweerder zullen worden gegeven. De rechtbank neemt deze termijnen over en hanteert daarom vanaf 23 augustus 2023 de termijnen die door de Afdeling zijn vastgesteld. In zaken waarin verweerder een besluit op bezwaar moet nemen geldt een nadere beslistermijn van twaalf weken na de datum van het verweerschrift om een besluit op bezwaar bekend te maken. Van deze twaalf weken moeten ten minste zes weken zijn gelegen na de dag van verzending van de uitspraak op het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Als de twaalf weken ten tijde van de uitspraak op het beroep al zijn verstreken of als verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, geldt een termijn van zes weken na de dag van verzending van de uitspraak om een besluit op bezwaar bekend te maken.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken. Dit betekent het volgende.
8. Het verweerschrift dateert van 4 maart 2024 en de uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is dus 27 mei 2024.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Bestuurlijke dwangsom
10. Eiser heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [7]
11. Verweerder stelt dat de dwangsomregeling als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb in deze zaak van toepassing is en heeft bij besluit van 8 februari 2024 de maximale dwangsom van € 1.442,- toegekend. De rechtbank zal zich hier dan ook verder niet over uitlaten.
Proceskosten en griffierecht
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [8] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 27 mei 2024 een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 218,75;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7.Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.