Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
2.Waar de zaak over gaat
€ 2.141,00. [bestuurder] is niet overgegaan tot herstel en wijst de aansprakelijkheid af. Vervolgens heeft [eisers] de vordering tot nakoming van de overeenkomst omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding [1] en heeft het herstel door een andere partij laten uitvoeren. De kosten hiervan bedragen € 3.464,94.
€ 655,30 en betaling van zijn proceskosten.
3.De beoordeling
“De overgang van het afschotgedeelte naar het vlakke gedeelte is niet op de juiste wijze uitgevoerd. Tussen de aluminium strip had een ruimte van minimaal 3 á millimeter aanwezig moeten zijn die geheel gevuld kan worden met een kitvoeg. Deze ruimte ontbreekt waardoor de open voeg niet goed afgekit kan worden.
De voeg staat open en er kan daardoor water indringen.
De voeg is afgedekt door de douchewand waardoor de voeg niet eenvoudig breder kan worden geslepen en gevuld met een geschikte kitvoeg.”
€ 135,00
4.De beslissing
€ 5.605,94 aan (vervangende) schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.464,94 vanaf 25 april 2023 en over € 2.141,00 vanaf 14 april 2023, tot de dag dat het bedrag volledig betaald is;
€ 1.174,97 aan proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [bestuurder] niet alle veroordelingen op tijd betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen;