ECLI:NL:RBMNE:2024:2831

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10707943 \ UC EXPL 23-6374
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na gebrekkige uitvoering van renovatiewerkzaamheden aan badkamer

In deze zaak hebben eisers schade geleden door een gebrekkige uitvoering van renovatiewerkzaamheden aan hun badkamer door gedaagde. De eisers, die in januari 2022 een overeenkomst met gedaagde hebben gesloten voor renovatiewerkzaamheden, stelden gedaagde in gebreke nadat de werkzaamheden niet naar behoren waren uitgevoerd. Gedaagde heeft de gebreken niet hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van eisers. Hierdoor hebben eisers de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding op basis van artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat eisers recht hebben op schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van eisers tot een bedrag van € 5.605,94 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn ook de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen aan eisers. Het vonnis is uitgesproken op 10 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10707943 UC EXPL 23-6374 NA/58602
Vonnis van 10 april 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende in [woonplaats 1]
2.
[eiser sub 2],
wonende in [woonplaats 2] ,
eisende partij,
hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud genoemd: [eisers] ,
gemachtigde: mr. M.P. Evers-Bos van Legal Office,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [bestuurder]
gedaagde partij,
procederend bij haar middellijk bestuurder [bestuurder] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van 14 september 2023 met achttien producties;
 de conclusie van antwoord van [bestuurder] ;
 de conclusie van antwoord in reconventie;
 de schriftelijke reactie met bijlage van [bestuurder] op de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2024. [eisers] was daar aanwezig, samen met zijn gemachtigde mr. M.P. Evers-Bos. [bestuurder] was aanwezig namens [gedaagde] B.V., zonder gemachtigde.
1.3.
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
[eisers] had last van een lekkage in de badkamer van zijn toenmalige woning. Om de lekkage te verhelpen hebben [eisers] en [bestuurder] in januari 2022 een overeenkomst gesloten voor verschillende renovatiewerkzaamheden aan en in de badkamer voor een aanneemsom van € 6.413,00 inclusief materiaal en btw. Vanwege omstandigheden kon [bestuurder] de klus niet afmaken. In overleg heeft een andere aannemer de klus afgemaakt en zijn de daarmee gepaard gaande kosten in mindering gebracht op de factuur van [bestuurder] .
2.2.
Na de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden lieten de buren van [eisers] weten dat zij (opnieuw) last hadden van een lekkage. De oorzaak ervan bleek wederom afkomstig uit de douche van [eisers] . [eisers] heeft een deskundigenrapport op laten stellen om de precieze oorzaak van de lekkage te laten vaststellen. Uit dit deskundigenrapport blijkt dat [bestuurder] geen zorg heeft gedragen voor een waterdichte afwerking.
2.3.
[eisers] heeft [bestuurder] in gebreke gesteld en verzocht om tot herstel van de lekkage over te gaan. Ook is [bestuurder] aansprakelijk gesteld voor de door [eisers] geleden gevolgschade in verband met het huren van een nooddouche á
€ 2.141,00. [bestuurder] is niet overgegaan tot herstel en wijst de aansprakelijkheid af. Vervolgens heeft [eisers] de vordering tot nakoming van de overeenkomst omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding [1] en heeft het herstel door een andere partij laten uitvoeren. De kosten hiervan bedragen € 3.464,94.
2.4.
[eisers] vordert betaling door [bestuurder] van € 5.605,94, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook vordert [eisers] betaling van de kosten van het deskundigenonderzoek van € 1.609,30, betaling van de buitengerechtelijke kosten van
€ 655,30 en betaling van zijn proceskosten.
2.5.
[bestuurder] is het niet eens met [eisers] en voert het volgende aan. [bestuurder] heeft veel meer werkzaamheden uitgevoerd dan vooraf gedacht. Hij heeft niet extra gefactureerd, omdat hij [eisers] wilde helpen. [bestuurder] heeft verlies geleden op deze klus, omdat hij er meer aan heeft uitgegeven dan dat hij erop verdiend heeft. [bestuurder] had € 9.873,59 (exclusief btw) meer voor deze renovatieklus kunnen vragen en daarom is het niet redelijk dat hij geld aan [eisers] moet betalen. Daarbij zijn partijen een zeer lage aanneemsom overeengekomen en heeft [bestuurder] van te voren aangegeven dat er geen garantie wordt gegeven op de prestatie.
2.6.
Hierna wordt – voor zover van belang – op de stellingen van partijen ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [bestuurder] de gevorderde kosten moet betalen, op de kosten van het deskundigenonderzoek na. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Tekortkomingen
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk. [eisers] heeft gemotiveerd gesteld dat [bestuurder] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst hij naar het bouwkundig expertiserapport van [A] . [A] heeft opgesomd welke gebreken er zijn geconstateerd die de lekkage hebben veroorzaakt:
1.
“De overgang van het afschotgedeelte naar het vlakke gedeelte is niet op de juiste wijze uitgevoerd. Tussen de aluminium strip had een ruimte van minimaal 3 á millimeter aanwezig moeten zijn die geheel gevuld kan worden met een kitvoeg. Deze ruimte ontbreekt waardoor de open voeg niet goed afgekit kan worden.
2.
De voeg staat open en er kan daardoor water indringen.
3.
De voeg is afgedekt door de douchewand waardoor de voeg niet eenvoudig breder kan worden geslepen en gevuld met een geschikte kitvoeg.”
3.3.
De kanonrechter is van oordeel dat [bestuurder] tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. Het enkele feit dat er een lagere aanneemsom is overeengekomen dan gebruikelijk is in de branche, maakt niet dat de werkzaamheden gebrekkig uitgevoerd mochten worden. Daarbij heeft [bestuurder] deze lage aanneemsom zelf geoffreerd. Bovendien is niet vast komen te staan dat partijen hebben afgesproken dat de prestatie zonder garantie geleverd zou worden, zoals [bestuurder] stelt. [eisers] mocht er daarom op vertrouwen dat de prestatie goed zou worden uitgevoerd en dat is niet gebeurd. De omstandigheid dat er (extra) werkzaamheden zouden zijn uitgevoerd door [bestuurder] waarvoor hij niets gerekend heeft, maakt dat ook niet anders.
Verzuim
3.4.
[bestuurder] verkeert voor wat betreft het herstellen van de gebreken in verzuim. Ondanks herhaaldelijke verzoeken en ondanks dat [bestuurder] gewezen is op het bouwkundig expertiserapport van [A] , is hij binnen de daarvoor gestelde termijn niet over gegaan tot herstel van de gebreken. Daarmee heeft [bestuurder] niet aan zijn verplichtingen voldaan.
Vervangende schadevergoeding
3.5.
Nu de gebreken vaststaan en er sprake is van verzuim, heeft [eisers] terecht de vordering tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Vervangende schadevergoeding treedt in de plaats van de niet-geleverde prestatie door [bestuurder] en ziet op de vergoeding van de waarde van de uitgebleven prestatie. De kantonrechter wijst dan ook de vordering van € 3.464,94 toe, gelijk aan de herstelkosten die door [eisers] aan een ander zijn betaald. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2023, omdat [bestuurder] vanaf die datum in verzuim verkeert ten aanzien van de betaling van de herstelkosten.
Gevolgschade
3.6.
[bestuurder] is door zijn tekortkoming ook verplicht de gevolgschade van [eisers] te vergoeden. [eisers] heeft een bedrag aan gevolgschade gevorderd van € 2.141,00 inclusief btw, bestaande uit de kosten die gepaard gingen met het huren van een nooddouche. [bestuurder] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De kantonrechter wijst het bedrag dan ook toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2023, de datum dat [bestuurder] ten aanzien van de nakoming van de overeenkomst in verzuim is geraakt.
Deskundigenkosten
3.7.
De gevorderde vergoeding voor betaling van de deskundigenkosten van € 1.609,30 wijst de kantonrechter af, omdat de factuur van dit bedrag op naam staat van ARAG, zijnde de rechtsbijstandsverlener van [eisers] . Niet is gesteld of gebleken dat [eisers] deze schade heeft geleden.
Buitengerechtelijke kosten
3.8.
[eisers] heeft kosten gemaakt voor het proberen te innen van de vorderingen en vordert vergoeding van deze zogenoemde buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor vergoeding hiervan is voldaan. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en komt voor toewijzing in aanmerking. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 655,30 worden daarom toegewezen.
Proceskosten
3.9.
[bestuurder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief de nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 660,00 (2 punten x tarief € 330,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € € 1.174,97

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [bestuurder] om aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 5.605,94 aan (vervangende) schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.464,94 vanaf 25 april 2023 en over € 2.141,00 vanaf 14 april 2023, tot de dag dat het bedrag volledig betaald is;
4.2.
veroordeelt [bestuurder] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 655,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.3.
veroordeelt [bestuurder] om aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 1.174,97 aan proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [bestuurder] niet alle veroordelingen op tijd betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek.