ECLI:NL:RBMNE:2024:2830

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10474067 \ AC EXPL 23-951
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen na beëindiging overeenkomst van opdracht

In deze zaak vordert de besloten vennootschap [handelsnaam] betaling van facturen ter waarde van € 7.322,39 van de gedaagde, die juridische werkzaamheden heeft laten verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht. De gedaagde heeft de overeenkomst eind 2022 beëindigd en heeft sindsdien meerdere keren toegezegd de facturen te betalen, maar dit niet gedaan. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, ondanks de argumenten van de gedaagde dat [handelsnaam] onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de betalingstoezeggingen vernietigbaar zouden zijn vanwege zijn geestelijke toestand. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stellingen en dat de verplichting tot betaling voortvloeit uit de overeenkomst, die niet is vernietigd. De wettelijke rente over het gevorderde bedrag wordt toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, en de gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10474067 AC EXPL 23-951 NA/58602
Vonnis van 27 maart 2024
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V. h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J. van de Riet,
tegen:
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van 18 april 2023 met vier producties;
 de e-mail van [gedaagde] van 18 juli 2023, aan te merken als de conclusie van antwoord;
 het schriftelijke verzoek van [gedaagde] om de mondelinge behandeling digitaal plaats te laten vinden;
 de akte overlegging producties 5 tot en met 8 van [handelsnaam] ;
 het schriftelijke verzoek van [gedaagde] om de mondelinge behandeling niet door te laten gaan en de procedure schriftelijk voort te zetten.
1.2.
De kantonrechter heeft het verzoek van [gedaagde] om de mondelinge behandeling niet door te laten gaan en schriftelijk door te procederen met het oog op de goede procesorde afgewezen. Het verzoek was slechts enkele uren voorafgaand aan de mondelinge behandeling gedaan en onvoldoende onderbouwd.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft digitaal plaatsgevonden op 29 januari 2024. Namens [handelsnaam] was aanwezig de heer [A] met zijn gemachtigde
mr. J. van de Riet. [gedaagde] is zoals door hem vooraf aangekondigd niet verschenen. Hierna heeft de kantonrechter bepaald dat de uitspraak uiterlijk 28 februari 2024 zou worden uitgesproken, maar dat is niet gelukt.
1.4.
Op 20 februari 2024 heeft [gedaagde] een wrakingsverzoek ingediend. De meervoudige wrakingskamer van deze rechtbank heeft het verzoek op 19 maart 2024 ongegrond verklaard. Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat de uitspraak vandaag is.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
[handelsnaam] heeft eind 2022 juridische werkzaamheden voor [gedaagde] verricht op basis van een overeenkomst van opdracht. In december 2022 heeft [gedaagde] deze overeenkomst beëindigd. Daarna heeft [handelsnaam] facturen verstuurd voor de werkzaamheden. [gedaagde] heeft een aantal keren toegezegd de facturen te betalen, maar heeft dit niet gedaan. [handelsnaam] wil in deze procedure, na vermindering van eis, betaling van de facturen van in totaal € 7.322,39, vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten. [gedaagde] is het niet eens met de vordering. Hij voert hier verschillende argumenten voor aan. Geen van deze argumenten gaat op. [gedaagde] zal het genoemde bedrag dus aan [handelsnaam] moeten betalen.
[handelsnaam] heeft niet onzorgvuldig gehandeld
2.2.
[gedaagde] voert verschillende argumenten aan waarom hij niet zou hoeven betalen. Hij vindt dat [handelsnaam] nooit een overeenkomst met hem had mogen sluiten vanwege zijn geestelijke toestand, of dat [handelsnaam] meer tijd voor hem had moeten nemen. [gedaagde] vindt ook dat [handelsnaam] de kosten beter in het oog had moeten houden en hem moest wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.
2.3.
De kantonrechter begrijpt deze argumenten van [gedaagde] zo dat hij bedoelt dat [handelsnaam] niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het aangaan en in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht. Deze argumenten leiden niet tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat zijn geestelijke toestand of belastbaarheid zodanig was dat [handelsnaam] anders had moeten handelen dan zij gedaan heeft. Uit de correspondentie tussen partijen kan ook niet worden afgeleid dat [handelsnaam] onzorgvuldig heeft gehandeld of onnodige uren heeft gemaakt, terwijl [handelsnaam] heeft uitgelegd dat zij alles zo zorgvuldig mogelijk heeft gedaan.
2.4.
Ook de stelling van [gedaagde] dat [handelsnaam] onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij onvoldoende zou hebben onderzocht of [gedaagde] in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, gaat niet op. Uit de opdrachtbevestiging blijkt namelijk dat [gedaagde] erop is gewezen dat hij mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, maar dat [handelsnaam] hem dan niet kan bijstaan omdat [handelsnaam] geen gefinancierde rechtsbijstand verleent. Daarnaast heeft [handelsnaam] aangevoerd en onderbouwd dat [gedaagde] hierop ook telefonisch en per e-mail is geattendeerd.
Vernietigbare betalingstoezeggingen zijn niet relevant
2.5.
[gedaagde] voert verder aan dat de betalingstoezeggingen, die hij heeft gedaan, vernietigbaar zijn op grond van artikel 3:34 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), vanwege zijn geestelijke toestand. De kantonrechter zal dit verweer niet inhoudelijk beoordelen omdat het voor het rechtsoordeel over de verplichting tot betaling van de facturen geen verschil maakt. De verplichting tot betaling van de facturen vloeit namelijk voort uit de overeenkomst en die wordt niet vernietigd. Het vernietigen van de betalingstoezeggingen heeft daarom geen rechtsgevolg.
[gedaagde] moet rente en proceskosten betalen
2.6.
[gedaagde] is vanaf 18 april 2023 (de dag van de dagvaarding) de wettelijke rente verschuldigd over het gevorderde bedrag van € 7.322,39, omdat hij te laat is met betalen ervan. De wettelijke rente wordt dan ook toegewezen zoals – na vermindering van eis – gevorderd.
2.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom de proceskosten van [handelsnaam] moeten betalen. Tot aan dit vonnis begroot de kantonrechter die kosten op:
  • dagvaarding: € 107,73
  • griffierecht: € 244,00
  • salaris gemachtigde: € 678,00 (2 punten x € 339,00)
  • nakosten € 135,00
  • Totaal: € 1.164,73
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
2.8.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
2.9.
[gedaagde] heeft de kantonrechter gevraagd om de door [handelsnaam] gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis af te wijzen. Op basis van artikel 233 Rv kan de kantonrechter een vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren als dat is gevorderd. Als hier verweer tegen is gevoerd, zoals [gedaagde] heeft gedaan, moet de kantonrechter de belangen van partijen afwegen. Daarbij volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad dat wordt vermoed dat [handelsnaam] een belang heeft bij de uitvoerbaar bij voorraadverklaring omdat zij geld moet krijgen van [gedaagde] (HR 27 februari 1998, NJ 1998/512). Het is dan aan [gedaagde] om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waarom zijn belang zwaarder zou wegen dan dat van [handelsnaam] . Dat heeft hij onvoldoende gedaan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [handelsnaam] een bedrag te betalen van
€ 7.322,391, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 18 april 2023 tot de dag dat het bedrag volledig betaald is;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [handelsnaam] de proceskosten te betalen van
€ 1.164,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet alle veroordelingen op tijd betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots, en is in het openbaar uitgesproken op
27 maart 2024.