In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder, een besloten vennootschap, en twee huurders. De huurders hadden in juli 2023 een huurbeëindigingsovereenkomst gesloten, waarbij de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden per 31 augustus 2023 eindigde. Terwijl één huurder de woning tijdig heeft verlaten, heeft de andere huurder dit nagelaten. De verhuurder vorderde ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur en kosten. De kantonrechter oordeelde dat beide huurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de ontruiming en de betaling van de huur. De rechter wees de vorderingen van de verhuurder grotendeels toe, met uitzondering van enkele kosten die niet konden worden toegewezen. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.