ECLI:NL:RBMNE:2024:2826

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
C/16/573075 / KL ZA 24-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning na overlijden huurder en huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonstichting Centrada en [gedaagde sub 1], de zoon van de overleden huurder [A]. Centrada vorderde ontruiming van de huurwoning die aan [A] was verhuurd, omdat [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning verbleef na het overlijden van zijn moeder. De huurachterstand was opgelopen tot € 1.895,73, en Centrada stelde dat zij de woning weer beschikbaar wilde stellen voor verhuur aan een kandidaat op de wachtlijst. De voorzieningenrechter oordeelde dat Centrada een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen en de huurachterstand die was ontstaan. De rechter oordeelde dat [gedaagde sub 1] niet kon aantonen dat hij recht had op voortzetting van de huur en dat hij onrechtmatig in de woning verbleef. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de ontruiming. Daarnaast werden [gedaagde sub 1] en de erfgenamen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/573075 / KL ZA 24-83
Vonnis in kort geding van 16 mei 2024
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING CENTRADA,
gevestigd te Lelystad,
verder ook te noemen Centrada,
eiseres,
advocaat mr. T. Mulder te Almere,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
en
2.
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN IN DE NALATENSCHAP VAN WIJLEN [A],
met laatste woonplaats [woonplaats] ,
gezamenlijk verder ook te noemen de erfgenamen,
gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding, met producties, van 15 april 2024 zijn [gedaagde sub 1] en de erfgenamen opgeroepen om te verschijnen op de zitting van 2 mei 2024.
1.2.
Op de zitting is [B] verschenen namens Centrada met mr. T. Mulder. Verder is [gedaagde sub 1] verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Centrada verhuurde met ingang van 21 februari 2012 aan [A] de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.2.
De huur bedraagt € 631,91 per maand.
2.3.
[A] is op [2024] overleden.
2.4.
[gedaagde sub 1] , de zoon van [A] , verblijft thans in de woning.
2.5.
Er is een huurachterstand ontstaan.

3.Het geschil

Centrada vordert bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.
[gedaagde sub 1] en de erfgenamen te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] met al degenen die zich daar in bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt te verlaten, te ontruimen en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te leveren, onder afgifte van de sleutels ten kantore van Centrada, met het verbod de woning na de ontruiming opnieuw te betrekken c.q. te gebruiken;
3.2.
[gedaagde sub 1] en de erfgenamen hoofdelijk te veroordelen om de thans bestaande huurachterstand, tot een bedrag van € 1.895,73 binnen 7 dagen na betekening van het vonnis aan Centrada te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de afzonderlijke termijnen vanaf het moment dat [gedaagde sub 1] en de erfgenamen met betaling in verzuim zijn;
3.3.
[gedaagde sub 1] en de erfgenamen hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de huur c.q. gebruiksvergoeding van € 631,91 per maand, met ingang van de maand mei 2024 tot de dag der ontruiming van het gehuurde;
3.4.
[gedaagde sub 1] en de erfgenamen hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, met bepaling dat [gedaagde sub 1] en de erfgenamen de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn vanaf acht dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de nakosten.
3.5.
Centrada stelt dat [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft. Zij wil de woning niet aan [gedaagde sub 1] verhuren en de woning weer tot haar beschikking krijgen om aan een kandidaat op de wachtlijst te verhuren. Centrada heeft dan ook een spoedeisend belang bij haar vordering. De erfgenamen kunnen door het verblijf van [gedaagde sub 1] de woning niet aan Centrada opleveren. Centrada was dan ook genoodzaakt om een procedure te starten.
3.6.
[gedaagde sub 1] wil in de woning blijven wonen. Hij betwist de door Centrada aangevoerde ontruimingsgronden.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde sub 1] is in de procedure verschenen. De voorzieningenrechter neemt aan dat hij ook erfgenaam is in de nalatenschap van [A] . In dat geval zijn de gedaagde partijen in de procedure verschenen. Voor het geval [gedaagde sub 1] geen erfgenaam mocht zijn in voornoemde nalatenschap, dan wordt tegen de erfgenamen, nu zij behoorlijk zijn opgeroepen, verstek verleend en wordt een vonnis gewezen dat als vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2.
De wettelijk erfgenaam is rechtsopvolger onder algemene titel van de erflater. Deze rechtsopvolging betreft in beginsel ook de verplichtingen uit een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte. De erfgenamen zullen dan ook als onderstaand veroordeeld worden.
4.3.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Centrada daarbij een spoedeisend belang heeft. Naar het oordeel van de rechter heeft Centrada voldoende aannemelijk gemaakt dat er lange wachtlijsten gelden voor haar sociale huurwoningen. [gedaagde sub 1] heeft verder niet weersproken dat hij op grond van het toewijzingssysteem niet voor deze huurwoning in aanmerking komt. Dit brengt mee dat Centrada, uitgaande van haar stelling dat [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft, een spoedeisend belang heeft bij het weer tot haar beschikking krijgen van de woning, zodat zij die woning kan verhuren aan een partij die daar wel recht op heeft. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven.
4.4.
Daarnaast geldt dat al enige tijd geen huur meer wordt betaald. Er is dus sprake van een oplopende betalingsachterstand. Ook om die reden heeft Centrada een spoedeisend belang bij een beoordeling van haar vordering tot ontruiming van de woning.
4.5.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.6.
Centrada vordert ontruiming van de woning omdat [gedaagde sub 1] daar zonder recht of titel verblijft, omdat hij overlast veroorzaakt en omdat er sprake is van een oplopende huurachterstand. [gedaagde sub 1] voert daartegenover aan dat hij al in 2012 bij zijn moeder is ingetrokken. Hij staat daar bij de gemeente ook ingeschreven. Hij weerspreekt dat hij overlast veroorzaakt. De door Centrada overgelegde meldingen zijn pas vanaf begin 2024. Van de huurachterstand is hem geen verwijt te maken. De curator van zijn moeder is gestopt met de huurbetalingen en Centrada wil betalingen van [gedaagde sub 1] niet accepteren.
4.7.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De omstandigheid dat iemand medegebruiker van een huurwoning is, geeft die persoon nog niet het recht om, nadat de huurder van die woning is overleden, de huur van die woning voort te zetten. Het voortzetten van de huur door een gebruiker van een woning is alleen mogelijk onder bepaalde omstandigheden. Zo is er een regeling getroffen voor de persoon die in een woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert. Voorshands is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 1] aan de voorwaarden daarvoor voldoet. Wettelijke gronden die aan [gedaagde sub 1] de kwalificatie van medehuurder konden verlenen, zijn in dit geval ook niet aanwezig. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft. Hij handelt daardoor onrechtmatig tegenover Centrada. Alleen al op deze grond zal de ontruiming van de woning, los van de door Centrada gestelde overlast, toegewezen worden.
4.8.
Volgens vast beleid binnen deze rechtbank zal de ontruimingstermijn op 14 dagen worden gesteld.
4.9.
Daarnaast heeft [gedaagde sub 1] erkend dat er een huurachterstand bestaat. Hij heeft de hoogte daarvan niet weersproken. Deze huurachterstand rechtvaardigt eveneens ontruiming van de woning. Het valt te begrijpen dat Centrada, nu [gedaagde sub 1] zonder recht of titel in de woning verblijft, geen huurbetalingen van hem accepteert. Niet is aannemelijk dat er een restitutierisico aan de zijde van Centrada bestaat. De gevorderde betaling van achterstallige huur zal dan ook toegewezen worden.
4.10.
[gedaagde sub 1] en de erfgenamen zullen tot het moment van ontruiming voor het gebruik van de woning aan Centrada moeten betalen.
4.11.
[gedaagde sub 1] en de erfgenamen zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Centrada worden begroot op:
- dagvaarding € 137,46
- griffierecht € 688,00
- nakosten € 178,00
- salaris advocaat €
715,00
totaal € 1.718,46
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en de erfgenamen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] met al degenen die zich daar in bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt te verlaten, te ontruimen en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te leveren, onder afgifte van de sleutels ten kantore van Centrada, met het verbod de woning na de ontruiming opnieuw te betrekken c.q. te gebruiken;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en de erfgenamen hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de één betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om de thans bestaande huurachterstand, tot een bedrag van € 1.895,73 binnen 7 dagen na betekening van het vonnis aan Centrada te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de afzonderlijke termijnen vanaf het moment dat [gedaagde sub 1] en de erfgenamen met betaling in verzuim zijn tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en de erfgenamen hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de één betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van een voorschot op de huur c.q. gebruiksvergoeding van € 631,91 per maand, met ingang van de maand mei 2024 tot de dag der ontruiming van het gehuurde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en de erfgenamen hoofdelijk in die zin, dat wanneer de één betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op € 1.718,46, waarin begrepen € 715,00 aan salaris advocaat, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 1] en de erfgenamen niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagde sub 1] en de erfgenamen € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en de erfgenamen hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de één betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: