ECLI:NL:RBMNE:2024:2819

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
c-16-570476 - JE RK 24-263
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling in een ondertoezichtstelling en omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling (GI) door de vader van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, die geen gezag heeft over de kinderen, verzocht om vervanging van de GI, omdat hij meende dat deze onvoldoende zou bijdragen aan het contactherstel tussen hem en zijn kinderen. De kinderrechter oordeelde dat de vader niet bevoegd was om dit verzoek in te dienen op basis van artikel 1:259 BW, omdat hij als ouder zonder gezag niet tot de kring van verzoekers behoort. Echter, de kinderrechter erkende het belang van het recht op 'family life' zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM en verklaarde de vader ontvankelijk in zijn verzoek.

De kinderrechter weigerde het verzoek tot vervanging van de GI, omdat de samenwerking tussen de GI en de moeder, die het gezag uitoefent, goed was. De kinderrechter oordeelde dat een wijziging van de GI niet in het belang van de kinderen zou zijn, gezien de goede samenwerking en de continuïteit die de huidige GI biedt. De vader's bezwaren tegen de GI werden niet als legitiem beschouwd voor vervanging.

Daarnaast verzocht de vader om een dwangsom op te leggen aan de GI voor het niet nakomen van een omgangsregeling, maar dit verzoek werd ook afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat er geen omgangsregeling meer was om na te komen, aangezien deze eerder was gewijzigd. Wel werd het verzoek van de vader om voor recht te verklaren dat hij recht heeft op informatie over de ondertoezichtstelling toegewezen, waarbij de GI verplicht werd om deze informatie aan de vader te verstrekken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/16/570476 / JE RK 24-263
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over de vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak van
[vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M. Strengers,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. W.B. Janssens,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
locatie te Utrecht, hierna te noemen de GI.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[pleegouders] , grootouders (mz),
hierna te nomen de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de vader van 14 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 15 februari 2024;
- het verweerschrift van de GI met bijlagen van 23 februari 2024, binnengekomen op 23 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
  • mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de GI;
  • mevrouw [C] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad);
  • [pleegouders] , de opa en oma (moederszijde) van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , die als informant zijn gehoord.
1.3.
De kinderrechter heeft geen aanleiding gezien om de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] de kinderen van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat zij van de verzoeken vinden. De kinderrechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de kinderrechter dat doen. [1]
1.4.
Het verzoek is samen behandeld met de volgende verzoeken:
  • het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] te verlengen (zaaknummer C/16/562689 / JE RK 23-1588);
  • het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] te verlengen (zaaknummer C/16/562690 / JE RK 23-1589);
  • het verzoek van de vader over het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (zaaknummer C/16/463391 / FO RK 18-1134); en
  • het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorg- dan wel omgangsregeling en vakantieregeling tussen de vader en [D] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (zaaknummer C/16/463392 / FO RK 18-1135).

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de moeder.
2.2.
[minderjarige 2] woont bij de moeder. [minderjarige 1] woont bij grootouders moederszijde.
2.3.
Bij beschikking van 2 november 2018 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 2 mei 2024.
2.4.
Bij beschikking van 30 oktober 2020 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulp aanbieder. [minderjarige 1] heeft van 13 november 2020 tot eind juni 2022 in een gezinshuis gewoond. In september 2022 is [minderjarige 1] bij grootouders moederszijde gaan wonen. De kinderrechter heeft bij beschikking van 31 oktober 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de grootouders moederszijde verlengd tot 2 mei 2024.
2.5.
Bij (tussen)beschikking van 1 juli 2021 heeft de rechtbank een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, die als volgt luidt: “De man zal, nadat contactherstel heeft plaatsgevonden, wekelijks contact hebben met [D] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende minimaal één uur, (in eerste instantie) onder begeleiding van een professionele instelling, waarbij de GI de verdere invulling van de omgang zal vormgeven”.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de kinderrechter primair om de GI, die de ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: William Schrikker), althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen gecertificeerde instelling. Subsidiair verzoekt de vader te bepalen dat de GI de omgangsregeling vastgelegd in de beschikking van 1 juli 2021 dient na te komen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast verzoekt de vader een verklaring voor recht dat de vader recht heeft op informatie over het verloop van de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kinderen en dat de GI gehouden is deze informatie aan de vader te verstrekken.
Vervanging GI
3.2.
Volgens de vader vereist het belang van de kinderen dat een andere GI zal worden benoemd. Een doelstelling van de ondertoezichtstelling is om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. De vader wordt hierbij echter onvoldoende betrokken en de GI is hiertoe onvoldoende intrinsiek gemotiveerd. Door het gebrek aan motivatie heeft de GI nog onvoldoende ingezet op het herstellen van het contact en komt het contactherstel niet van de grond. Dit blijkt onder andere uit de omstandigheid dat de GI het steeds opnieuw als feit neerzet dat de kinderen getuige zouden zijn geweest van huiselijk geweld, hetgeen volgens de vader geen feit is en waarvan hij is vrijgesproken. Het feit waar de vader wel voor veroordeeld is, dateert uit 2018 en betreft het gooien van een kopje. Dat de GI met de hulpverlening blijft delen dat er sprake is geweest van huiselijk geweld en de kinderen door toedoen van de vader een trauma hebben, staat passende en adequate hulpverlening in de weg. Daarnaast kan volgens de vader de gezinsvoogd hierdoor het onjuiste beeld van de vader dat de kinderen is voorgehouden onmogelijk (voldoende) bijstellen en nuanceren. De GI kan hierdoor ook onmogelijk uitdragen dat de kinderen in alle veiligheid het contact met hun vader kunnen aangaan. Dat belemmert het contactherstel. Er bestaat een verregaande inspanningsverplichting tot het bevorderen van het recht op omgang en de GI heeft tot nu toe geen adequate maatregelen genomen om de situatie te verbeteren. Hiermee is er (nog) niet voldaan aan de verregaande inspanningsverplichting om tot omgang te komen. Daarom dient de GI te worden vervangen.
Dwangsom omgangsregeling
3.3.
Volgens de vader schiet de GI tekort in het nakomen van de door de rechtbank bij beschikking van 1 juli 2021 vastgestelde voorlopige omgangsregeling. Daarom verzoekt de vader aan de kinderrechter om te bepalen dat de GI de omgangsregeling vastgelegd in de beschikking van 1 juli 2021 dient na te komen op straffe van een dwangsom.
Verklaring voor recht
3.4.
De vader ontvangt geen plannen van aanpak, geen beschikkingen, geen evaluaties en geen voortgangsrapportages. Hij heeft ingevolge het bepaalde in artikel 1:377c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en artikel 8 Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) recht op en belang bij deze documenten. De ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing en de wijze waarop deze worden uitgevoerd hebben immers rechtstreekse gevolgen voor zijn recht op ‘family life’. De vader wil een verklaring voor recht zodat de GI zich bewust is van dat recht en/of zich gelegitimeerd voelt deze informatie te verstrekken, zodat de vader niet in een situatie komt te verkeren waarin hij (steeds opnieuw) een verzoek tot verstrekken informatie hoeft in te dienen.

4.De standpunten

Vervanging GI
Wat vindt de moeder?
4.1.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader tot de vervanging van de GI. Allereerst is de moeder van mening dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek omdat hij als ouder zonder gezag geen beroep kan doen op artikel 1:259 BW. Artikel 8 EVRM gaat daarbij ten aanzien van de vervanging van de GI niet op als argument. Inhoudelijk is de moeder het ook niet eens met het verzoek van de vader. De samenwerking tussen de moeder en de GI is heel goed en ook de kinderen gaan goed met de GI. Bij een verandering van de GI zal de zaak moeten worden overgedragen waardoor er vertraging in de zaak zal komen. Daarnaast zijn er al veel pogingen tot contactherstel gedaan maar zonder resultaat. De reden hiervoor is dat de kinderen aangeven dat zij geen contact met de vader willen. De moeder vraagt zich af wat een verandering van de GI hierin zal veranderen. Daar komt bij dat de moeder negatieve ervaringen heeft met William Schrikker en een samenwerking met deze GI niet ziet zitten.
Wat vindt de GI?
4.2.
De GI sluit zich aan bij het niet-ontvankelijkheidsverweer van de moeder. Ook inhoudelijk is de GI het niet eens met het verzoek van de vader. De GI heeft veel ondernomen om het contact tussen de vader en de kinderen mogelijk te maken, waaronder recentelijk het inzetten van een onafhankelijke organisatie om onderzoek te doen naar de reden waarom de kinderen geen contact willen met de vader en of er een mogelijkheid bestaat hoe er eventueel wel contact zou kunnen zijn tussen de kinderen en hun vader. Uit dit onderzoek is het advies naar voren gekomen om op dit moment het contact met de vader niet opnieuw vorm te geven. De GI vindt acht het in principe in het belang van de kinderen om contact met beide ouders te hebben, maar dat moet vanuit de kinderen wel mogelijk zijn. Het standpunt van de vader dat de GI niet achter het contactherstel staat en niet intrinsiek gemotiveerd is om mee te werken aan contact herstel, volgt de GI dan ook niet. Daar komt bij dat het niet in het belang van de kinderen is om de GI te vervangen voor een andere GI omdat de kinderen dan weer een nieuw gezicht krijgen en het opnieuw vertrouwen van een gezinsvoogd vraagt tijd en aandacht. Ook kost het een nieuwe GI tijd om zich in te lezen in het dossier. Daarnaast is het de vraag wat een andere GI anders in de situatie zou kunnen doen.
Wat vinden de pleegouders?
4.3.
De pleegouders vinden het geen goed idee om de huidige GI te vervangen voor een andere GI. Zij zijn zeer tevreden over de GI en hebben goed contact.
Wat vindt de Raad?
4.4.
De Raad wijst op de praktische omstandigheden van het vervangen van de GI zoals de lange wachtlijsten bij William Schrikker en vraagt zich af of het vervangen van de GI daarom wenselijk is. De Raad begrijpt de inhoudelijke redenen van de vader om de GI te willen vervangen en wijst op de mogelijkheid tot het veranderen van gezinsvoogd. De vader is het vertrouwen in de gezinsvoogd immers volledig kwijt. Aan de andere kant vraagt de Raad zich af of de vader dezelfde bezwaren zou hebben als een andere gezinsvoogd beslissingen neemt die niet in het straatje van de vader zijn.
Dwangsom omgangsregeling
Wat vindt de GI?
4.5.
De GI heeft ingezet op het uitvoeren van de voorlopige omgangsregeling, maar doordat de kinderen de vader na twee omgangsmomenten niet meer wilden zien is de omgang gestopt. De GI laat de beslissing over de omgangsregeling over aan de rechtbank en zal zich conformeren aan de uitspraak, zoals de GI dat eerder heeft gedaan.
Verklaring voor recht
Wat vindt de GI?
4.6.
De GI vindt dat de vader geen recht heeft op de documenten die hij in zijn verzoek benoemt omdat hij geen gezag heeft en daarom niet kan worden beschouwd als belanghebbende in het kader van de ondertoezichtstelling. De vader wordt daarnaast maandelijks geïnformeerd door de moeder over hoe het met de kinderen gaat. Ook zal de GI de vader op zijn verzoek informeren over welke hulpverlening er is ingezet en over eventuele andere bijzonderheden.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de verzoeken van de vader tot de vervanging van de GI en het opleggen van een dwangsom aan de GI afwijzen. Het verzoek van de vader om voor recht te verklaren dat hij recht heeft op informatie over het verloop van de ondertoezichtstelling en dat de GI gehouden is deze informatie aan de vader te verstrekken, zal de kinderrechter toewijzen. De kinderrechter zal deze beslissing hierna uitleggen.
Vervanging GI
De beslissing
5.2.
De kinderrechter zal het verzoek van de vader tot de vervanging van de GI afwijzen. De kinderrechter zal dit hierna uitleggen.
Wat zegt de wet?
5.3.
Volgens artikel 1:259 BW kan de kinderrechter de GI die de ondertoezichtstelling uitvoert op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de Raad voor de kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder, vervangen door een andere GI. Een reden hiervoor kan zijn dat de verhoudingen tussen de GI die de ondertoezichtstelling uitvoert en de betrokkenen dermate slecht zijn, dat het belang van het kind vereist dat een andere GI met het toezicht wordt belast.
Is de vader bevoegd tot het doen van een verzoek tot de vervanging van de GI?
5.4.
De GI en de moeder stellen zich op het standpunt dat de vader niet bevoegd is tot het doen van een dergelijk verzoek en dat hij hierin niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De vader stelt zich op het standpunt dat zijn recht op ‘family life’ dat volgt uit artikel 8 EVRM, rechtstreeks wordt geraakt doordat de GI tekortschiet in de opdracht van het contact te herstellen, waardoor zijn ‘family life’ in het geding is. De vader moet daarom de gelegenheid worden geboden om een verzoek tot de vervanging van de GI in te dienen. Volgens de vader volgt dit mede uit de verregaande inspanningsverplichting om tot omgang te komen.
5.5.
De kinderrechter overweegt dat artikel 1:259 BW niet voorziet in de mogelijkheid voor de ouder zonder gezag om een verzoek tot het vervangen van de GI te doen. Formeel behoort de vader als ouder zonder gezag dus niet tot de kring van verzoekers genoemd in dit artikel. Ook de kinderrechter zelf heeft op basis van dit artikel niet de bevoegdheid om de GI ambtshalve te vervangen. Hoewel de vader op grond van artikel 1:259 BW dus niet bevoegd is om een dergelijk verzoek in te dienen, is de kinderrechter van oordeel dat ouders op grond van internationale wetgeving in voldoende mate in het besluitvormingsproces met betrekking tot kinderbeschermingsmaatregelen moeten worden betrokken indien sprake is van ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en indien deze relatie (het gezinsleven) door de procedure wordt geraakt. Niet wordt betwist dat er sprake is van ‘family life’ in de zin van artikel 8 EVRM tussen de vader en de kinderen. Daar komt bij dat
gebleken is dat de ondertoezichtstelling hoofdzakelijk toe ziet op de ontwikkelingsbedreigingen die voortvloeien uit het contactverlies met de vader en gericht is op contactherstel. De GI heeft op de zitting immers aangegeven dat dit het doel is waar de ondertoezichtstelling zich nu voornamelijk op focust en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling ervan af zal hangen of de rechtbank een omgangsregeling tussen de kinderen en de vader vast zal stellen. De kinderrechter constateert dus dat het (ontbreken van) contact tussen de kinderen en de vader op dit moment de enige redenen is voor de ondertoezichtstelling. Gelet op de rol die het contact tussen de vader en de kinderen inneemt in de ondertoezichtstelling dient de vader zich op basis van het recht op ‘family life’ te kunnen wenden tot de rechter nu hij meent dat de GI tekortschiet in de opdracht om het contact tussen hem en de kinderen te herstellen. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de vader in dit specifieke geval een bijzonder belang tot de toegang naar de kinderrechter omdat zijn recht op ‘family life’ ongeoorloofd zal worden beperkt indien de vader als niet bevoegd wordt aangemerkt tot het doen van het onderhavige verzoek. De kinderrechter zal de vader daarom ontvankelijk verklaren en zal het verzoek van de vader hierna inhoudelijk beoordelen.
Geen vervanging van de GI
5.6.
De kinderrechter zal bepalen dat het verzoek van de vader tot de vervanging van de GI zal worden afgewezen. Een wijziging van de GI is op dit moment niet in het belang van de kinderen. De samenwerking tussen de GI en de vader is weliswaar niet goed, maar de samenwerking tussen de GI en de moeder en de pleegouders, de hoofdverzorgers van de kinderen is juist goed. De moeder en de pleegouders willen dan ook geen vervanging. Deze goede samenwerking zou op het spel worden gezet met een nieuwe GI. Bovendien geeft de vervanging van de GI verlies aan continuïteit in een ingewikkeld dossier en zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gewend aan de gezinsvoogd. Daarnaast lijken het verzoek van de vader en zijn daaraan ten grondslag gelegde bezwaren tegen de GI met name te zijn ingegeven door zijn onvrede met het door de GI gevoerde beleid ten aanzien van de omgang. Dit is echter geen legitieme reden om de GI te vervangen. De vader vindt dat de GI nog onvoldoende heeft ingezet op het herstellen van het contact, terwijl de kinderrechter ziet dat er de afgelopen jaren door de GI is geprobeerd om de weerstand van de kinderen tegen het contact met de vader weg te nemen en daarmee de omgang met de vader weer mogelijk te maken. De kinderrechter verwacht daarom dat de vader het ook niet eens zal zijn met door een nieuwe GI gevoerd beleid als dit niet daadwerkelijk leidt tot contactherstel. Ook hierom ziet de kinderrechter geen reden tot toewijzing van het verzoek van de vader.
Dwangsom omgangsregeling
De beslissing
5.7.
De kinderrechter zal het verzoek om een dwangsom op te leggen ten behoeve van de nakoming van de omgangsregeling door de GI afwijzen. De kinderrechter legt hierna haar beslissing uit.
De toelichting
5.8.
Op de zitting van 5 maart 2024 is naast de onderhavige verzoeken, ook het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen besproken (bekend bij de rechtbank onder zaaknummer: C/16/463392 / FO RK 18-1135). Bij beschikking van 18 april 2024 heeft de rechtbank de omgangsregeling vastgelegd in de beschikking van 1 juli 2021 gewijzigd en bepaald dat er geen omgangsregeling zal gelden tussen de vader en [D] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Er valt dus niets meer na te komen.
Verklaring voor recht
De beslissing
5.9.
Het verzoek van de vader om voor recht te verklaren dat hij recht heeft op informatie over het verloop van de ondertoezichtstelling en dat de GI gehouden is deze informatie aan de vader te verstrekken, zal de rechtbank toewijzen. De rechtbank legt dit hierna uit.
De toelichting
5.10.
Op grond van artikel 1:377c BW kan de vader informatie over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij derden opvragen. Zij zijn verplicht om de informatie rechtstreeks aan de vader te verstrekken. Het gaat hierbij om informatie over ‘belangrijke’ feiten en omstandigheden over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf of over hun verzorging en opvoeding. Op basis van dit artikel is de GI dus verplicht om informatie over het verloop van de ondertoezichtstelling die betrekking heeft op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de vader te verstrekken, tenzij het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich tegen het verschaffen van de informatie verzet. Naar het oordeel van de rechtbank verzet het belang van de kinderen zich niet tegen het verstrekken van deze informatie en is de GI gehouden om de informatie aan de vader te verschaffen. Dit betekent niet dat de GI gehouden is om alle plannen van aanpak, beschikkingen, evaluaties en voortgangsrapportages aan de vader te overleggen. Informatie over de moeder en de pleegouders en dergelijke valt immers niet onder de strekking van artikel 1:377c BW.
5.11.
Uit de stukken blijkt dat de GI heeft toegezegd om de vader informatie zal verschaffen wanneer de vader hierom vraagt. De rechtbank vindt dat de GI hiermee onvoldoende tegemoetkomt aan het bepaalde in artikel 1:377c BW. Op het moment dat de vader de GI verzoekt om hem te informeren over het verloop van de ondertoezichtstelling, dient een eenmalig verzoek in beginsel te volstaan voor de duur van de ondertoezichtstelling. De vader zou dit verzoek niet steeds opnieuw hoeven te herhalen. Gelet op het voorgaande heeft de vader naar het oordeel van de rechtbank belang bij de door hem verzochte verklaring voor recht, zodat voor iedereen duidelijk is dat de GI gehouden is om informatie over ‘belangrijke’ feiten en omstandigheden over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf of over hun verzorging en opvoeding en dus het verloop van de ondertoezichtstelling met betrekking op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verschaffen. Het verzoek daartoe zal dan ook worden toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.12.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de belanghebbenden hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kinderrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat de vader recht heeft op informatie over het verloop van de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kinderen
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] , zoals in 5.10 nader is geconcretiseerd, en dat de GI gehouden is deze informatie aan de vader te verstrekken;
6.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af, het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Beens als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
Voor zover tegen deze beschikking hoger beroep open staat kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).