Op 8 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar had gemaakt tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor het realiseren van huisvestingsplaatsen voor arbeidsmigranten in een bestaande sportzaal. De vergunninghouder had op 19 april 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd, die in strijd was met het bestemmingsplan. Verzoeker, die op een afstand van circa 200 meter van het perceel woont, stelde dat hij belanghebbende was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat hij niet voldoende feitelijke gevolgen ondervond van de activiteit die de vergunning toestaat. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat hij zich onvoldoende onderscheidde van andere inwoners van de gemeente. Het college had het bezwaar van verzoeker terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van verzoeker werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Verzoeker kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.