ECLI:NL:RBMNE:2024:2808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
C/16/574548 / KG ZA 24-218
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van staking door FNV tegen Arriva Personenvervoer Nederland B.V. in kort geding

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in een kort geding uitspraak gedaan over een geschil tussen Arriva Personenvervoer Nederland B.V. en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV). Arriva, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. te Poel, verzocht de rechtbank om een verbod op een aangekondigde staking door FNV, die bedoeld was om de belangen van buschauffeurs in de regio Twente te behartigen. De staking was uitgeroepen omdat Arriva niet voldeed aan de eisen van FNV met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de chauffeurs. Arriva stelde dat de staking onrechtmatig was en dat deze niet onder de bescherming van het Europees Sociaal Handvest viel.

De kantonrechter, mr. M.J. Slootweg, oordeelde dat de staking niet rechtmatig was, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 6 van het ESH. De rechter concludeerde dat de cao's die van toepassing zijn op de werknemers van Arriva, minimum eisen bevatten waaraan de dienstenpakketten moeten voldoen. Aangezien het noodpakket dat Arriva hanteerde aan deze minimumeisen voldeed en de ondernemingsraad instemming had verleend voor het gebruik van dit noodpakket, was er geen rol voor de vakbond om de invoering van nieuwe dienstenpakketten te eisen. De rechter wees het verzoek van Arriva toe en verbood FNV om de staking te organiseren.

Daarnaast werd FNV opgedragen om een bericht op haar website te plaatsen om haar leden te informeren over de uitspraak van de rechtbank. FNV werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Arriva, die op € 1.351,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt de rol van cao's en de bevoegdheid van de ondernemingsraad in het kader van arbeidsvoorwaarden en collectieve acties.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/574548 / KG ZA 24-218
(uitwerking) Vonnis in kort geding van 3 mei 2024
in de zaak van
ARRIVA PERSONENVERVOER NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
eisende partij,
hierna te noemen: Arriva,
advocaat: mr. M.C.A. te Poel,
tegen
de vereniging
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: FNV,
advocaten: mr A.A.M. Broos en mr. T. Martirosyan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 11,
- de vrijwillige verschijning van FNV,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 24.
1.2.
Op 3 mei 2024 heeft mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was namens Arriva aanwezig [A] ( […] ), bijgestaan door mr. M.C.A. te Poel. Namens FNV was aanwezig [B] ( […] ) en [C] ( […] ), bijgestaan door mr. A.A.M. Broos en mr. T. Martirosyan. Beide partijen hebben pleitnota’s voorgedragen en op vragen van de kantonrechter en op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 3 mei 2024 vonnis gewezen. Het onderstaande is de uitwerking hiervan.

2.Het geschil en de beoordeling

Kern van de zaak
2.1.
FNV wil opkomen voor de belangen van buschauffeurs in dienst van Arriva in de regio Twente. Omdat Arriva niet tegemoet komt aan de eisen van FNV hebben zij de chauffeurs opgeroepen tot een 24-uurs staking. Arriva wil de staking voorkomen. Zij is van mening dat de staking onrechtmatig is. Arriva krijgt van de kantonrechter gelijk.
Achtergrond van het geschil
2.2.
Arriva heeft in december 2022 de concessie voor bus- en treinvervoer in het gebied Twente-ZHO gewonnen en is op 10 december 2023 met het gegunde vervoer begonnen. Als gevolg van de overgang van de concessie is het personeel van de vorige concessiehouder Keolis naar Arriva overgegaan. Op de arbeidsrelatie met de werknemers van het concessiegebied Twente-ZHO zijn de cao Openbaar Vervoer (geldig van 1 jan 2023 tot 31 maart 2025) en de cao Multimodaal (geldig van 1 jan 2023 tot 31 dec 2025) van toepassing. De FNV is een van de CAO-partijen.
2.3.
Voor de dienst- en werktijdregelingen van haar buschauffeurs hanteerde Keolis de met commissies uit haar OR vastgestelde “Randvoorwaarden 2023”, waarmee in positieve zin werd afgeweken van de minimum voorschriften in de beide cao’s. De Randvoorwaarden 2023 zijn overgenomen door Arriva en liepen eind december 2023 af. Tussen partijen is niet in geschil dat deze Randvoorwaarden voor 2024 nieuw vastgesteld moeten worden (Arriva noemt dat het Referentiedocument 2024). Arriva was op dat moment nog in onderhandeling over de nieuwe randvoorwaarden voor 2024 met de ondernemingsraad van Arriva en het speciaal voor de oud-werknemers van Keolis in het leven geroepen Implementatieteam Twente. Vooruitlopend op de te bereiken overeenstemming heeft Arriva besloten de regeling van de Randvoorwaarden 2023 niet langer te volgen. Dit heeft geleid tot een conflict met de buschauffeurs, het inroepen van nietigheid van de werktijdenregeling door de OR en inzet van de FNV voor een betere regeling ten behoeve van de chauffeurs. Tijdens de onderhandelingen over het referentiedocument 2024 heeft Arriva besloten om de buschauffeurs diensten te laten rijden op basis van een noodpakket (hierna ook kortweg het noodpakket genoemd).
2.4.
Op 7 maart 2024 zijn Arriva en de ondernemingsraad (inclusief Implementatieteam Twente) het eens geworden over de nieuwe randvoorwaarden voor 2024 (hierna: het Referentiedocument 2024). De staking waartoe FNV de buschauffeurs diezelfde dag had opgeroepen is nadat FNV het Referentiedocument 2024 had gelezen, afgezegd omdat FNV zich kan vinden in deze nieuwe voorwaarden. Vervolgens dienden de dienst- en werktijdregelingen (door partijen ook aangeduid als dienstenpakket) in overeenstemming met het Referentiedocument gebracht te worden. Er zijn echter tot op heden nog geen dienstenpakketten ingevoerd op basis van het Referentiedocument 2024. Arriva heeft namelijk voorrang gegeven aan het maken van de aangepaste dienstenpakketten voor de vakantieperiodes. Dat betekent dat de buschauffeurs sinds begin dit jaar rijden met dienstenpakketten op basis van het noodpakket en dat zij na de meivakantie, waarvoor een vakantieregeling geldt, weer volgens het noodpakket moeten gaan rijden. De ondernemingsraad van Arriva heeft met dit noodpakket ingestemd.
2.5.
De dienstenpakketten op basis van het noodpakket leiden volgens de buschauffeurs en de FNV tot een verhoogde werkdruk. Zij hebben daarom van Arriva geëist dat zij onmiddellijk en blijvend dienstenpakketten invoert die in overeenstemming zijn met het referentiedocument 2024. Volgens Arriva is dat niet mogelijk omdat het vanwege alle details erg ingewikkeld en tijdrovend is om die dienstenpakketten te maken. De ondernemingsraad heeft begrip gehad voor deze situatie van de werkgever en ermee ingestemd dat er tot aan de zomervakantie (in dit geval de tweede week van juli) gereden wordt met diensten volgens het noodpakket. Dit vindt FNV te lang duren en leidt volgens haar inmiddels tot een onaanvaardbare werkdruk voor de chauffeurs. Zij heeft daarom de chauffeurs opgeroepen om op maandag 6 mei 2024 te gaan staken.
De staking is onrechtmatig omdat die niet valt onder artikel 6, aanhef en lid 4 van het ESH
2.6.
Artikel 6, aanhef en onder 4 van het Europees Sociaal handvest (hierna: ESH) geeft werknemers het recht om collectieve acties te voeren bij belangengeschillen over collectieve afspraken. Dat recht brengt mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken. Zie het zogenoemde Enerco-arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077.
2.7.
Voor beantwoording van de vraag of een staking (of andere collectieve actie) al dan niet rechtmatig is, moet eerst beoordeeld worden of de actie waar het om gaat onder de reikwijdte van genoemde bepaling valt. Dat is het geval als de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om dit aannemelijk te maken. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH. Het ligt op de weg van de werkgever, of van een derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is.
2.8.
Arriva stelt dat de door FNV uitgeroepen staking niet onder deze bepaling van het ESH valt, omdat:
er geen sprake is van een belangengeschil,
de staking niet redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen,
de staking in strijd is met afspraken in de beide cao’s.
2.9.
Volgens FNV valt de staking wel onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. Kort samengevat is er is volgens haar sprake van een belangengeschil over arbeidsvoorwaarden voor de werknemers van Arriva die een gunstige aanvulling vormen op de geldende cao’s. FNV wijst er op dat de cao’s een minimum karakter hebben. Invoering van dienstenpakketten die aan deze gunstigere voorwaarden voldoen en betaling van een vergoeding aan de werknemers voor de periode dat die pakketten niet worden ingevoerd, kan de FNV niet in rechte afdwingen. Dat kan slechts via onderhandelen. De collectieve acties dragen dan ook bij tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Ook nu in de cao’s is vastgelegd dat wijzigingen over de dienstenpakketten ter instemming aan de ondernemingsraad moeten worden voorgelegd kan de FNV, gelet op de omstandigheden van dit geval, van Arriva eisen dat zij een dienstenpakket invoert dat voldoet aan het referentiedocument 2024. Het gaat daarbij om de volgende omstandigheden:
-de lange duur van het noodpakket
-de hoge werkdruk die het noodpakket tot gevolg heeft
-het hoge ziekteverzuim als gevolg van de voortdurende hoge werkdruk
De aangekondigde staking is daarom volgens FNV niet in strijd met de cao’s. Dat geldt ook voor staking om een vergoeding te krijgen voor de duur van het noodpakket, omdat daarover niets in de cao’s is vastgelegd.
2.10.
De kantonrechter oordeelt voorshands dat de staking niet valt onder de bescherming van artikel 6, aanhef en lid 4 van het ESH. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
2.10.1.
De geldende cao’s bevatten algemene voorschriften over de dienstroosters en werktijdregelingen en geven daarmee minimumeisen waaraan de dienstenpakketten moeten voldoen. Wijzigingen in de dienstenpakketten moeten op grond van de cao’s aan de ondernemingsraad worden voorgelegd en voor invoering van de wijzigingen is instemming nodig is van de ondernemingsraad. In de cao OV zijn de minimumeisen vastgelegd in artikel 19 en is in de daarbij horende bijlage 35 de rol van de ondernemingsraad nader uitgewerkt. In de cao Multimodaal zijn de minimumeisen vastgelegd in artikel 30.
2.10.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het noodpakket voldoet aan de minimumeisen uit de cao’s. Daarmee staat vast dat het noodpakket voldoet aan de algemene voorschriften van beide cao’s. Uit artikel 19 in samenhang met bijlage 35 van de cao OV en artikel 30 van de cao Multimodaal volgt dat de partijen die betrokken waren bij deze cao’s (waaronder FNV) er expliciet voor hebben gekozen om een eventuele nadere invulling van de dienstenpakketten aan de ondernemingsraad over te laten. Waar het gaat om de invulling of wijziging van de dienstenpakketten is er in de cao’s, naast de bevoegdheid van de ondernemingsraad, niet tevens een bevoegdheid voor de vakbonden opgenomen. Dat betekent dat er voor de vakbonden op dit onderdeel geen rol is weggelegd en zij de verdere uitwerking van de regeling in de cao’s over de dienstroosters bewust hebben neergelegd bij de ondernemingsraden van de vervoersondernemingen.
2.10.3.
Tijdens de zitting is komen vast te staan dat de ondernemingsraad de volgens de cao’s vereiste instemming heeft verleend om tot de komende zomervakantie met diensten op basis van het noodpakket te rijden. Nu het noodpakket voldoet aan de minimumeisen van de cao’s is er dan ook geen rol meer weggelegd voor de vakbonden. Niet wat betreft een snellere invoering van dienstpakketten die in overeenstemming zijn met het referentiedocument 2024 en ook niet wat betreft een financiële compensatie voor de periode dat wordt gereden met het noodpakket. Het is begrijpelijk dat FNV zich zorgen maakt over de hoge werkdruk die de buschauffeurs van Arriva door het noodpakket ervaren en dat zij wil opkomen voor de belangen van die buschauffeurs. Het moment om dat te doen lag echter bij het aangaan van de cao’s, waar zij akkoord is gegaan met de huidige minimumeisen voor de dienstenpakketten en een eventuele nadere invulling daarvan door de ondernemingsraad. Gedurende de looptijd van de cao’s zal FNV wat betreft de dienstenpakketten de door de cao’s voorgeschreven nadere invulling daarvan door de ondernemingsraad niet ter discussie kunnen stellen middels het stakingsinstrument. Die nadere invulling is immers een gevolg van de door FNV zelf afgesloten cao’s. Ook de omstandigheden die zij heeft aangevoerd brengen niet mee dat zij in afwijking van de cao’s die belangenbehartiging van de ondernemingsraad mag overnemen of aanvullen, althans niet zolang het noodpakket of welk ander dienstenpakket dan ook voldoet aan de minimumeisen van de cao’s. Dat de cao’s het karakter van een minimum cao hebben doet daar niet aan af.
2.10.4.
Op grond van het voorgaand komt de kantonrechter voorshands tot het oordeel dat de staking in strijd is met de afspraken zoals neergelegd in de cao’s en dus onrechtmatig is. Gelet op dit oordeel behoeven de overige argumenten die door partijen zijn aangevoerd geen bespreking meer. Het door Arriva gevorderde verbod van de voor 6 mei 2024 aangekondigde staking wordt toegewezen.
Dwangsom
2.11.
Het is niet aannemelijk geworden dat FNV zich niet zal houden aan het uit te spreken verbod. Zij heeft in haar conclusie van antwoord uitdrukkelijk verklaard zich aan het vonnis te houden. De voorzieningenrechter weegt mee dat zij er ook belang bij heeft dat te doen met het oog op de beoordeling in eventuele toekomstige stakingsprocedures. Er is daarom geen reden om een dwangsom op te leggen.
FNV moet een bericht op haar website plaatsen
2.12.
Arriva vordert dat FNV een bericht op haar website plaatst waarmee zij haar leden en andere werknemers informeert over de beslissing van de kantonrechter. FNV heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering. De vordering wordt toegewezen.
De proceskosten
2.13.
Arriva is in het gelijk gesteld. Daarom moet FNV de proceskosten van Arriva betalen. Die kosten zijn tot nu toe begroot op:
- griffierecht € 130,00
- salaris advocaat € 1.086,00 (tarief complexe zaak)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.351,00
2.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verbiedt FNV om de collectieve acties waartoe FNV op maandag 6 mei 2024 bij de buschauffeurs van Arriva heeft opgeroepen, te organiseren en te laten plaatsvinden
3.2.
gebiedt FNV om uiterlijk zondag 5 mei 2024 om 16.00 uur haar leden en andere werknemers via een daartoe bovenaan de startpagina van haar website te plaatsen bericht, te informeren over het feit dat de collectieve acties waartoe FNV op maandag 6 mei 2024 heeft opgeroepen, op last van de voorzieningenrechter geen doorgang zullen vinden,
3.3.
veroordeelt FNV in de proceskosten van € 1.351,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
3.4.
veroordeelt FNV tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op
3 mei 2024.