Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de vrijwillige verschijning van FNV,
2.Het geschil en de beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Midden-Nederland
Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in een kort geding uitspraak gedaan over een geschil tussen Arriva Personenvervoer Nederland B.V. en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV). Arriva, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. te Poel, verzocht de rechtbank om een verbod op een aangekondigde staking door FNV, die bedoeld was om de belangen van buschauffeurs in de regio Twente te behartigen. De staking was uitgeroepen omdat Arriva niet voldeed aan de eisen van FNV met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de chauffeurs. Arriva stelde dat de staking onrechtmatig was en dat deze niet onder de bescherming van het Europees Sociaal Handvest viel.
De kantonrechter, mr. M.J. Slootweg, oordeelde dat de staking niet rechtmatig was, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 6 van het ESH. De rechter concludeerde dat de cao's die van toepassing zijn op de werknemers van Arriva, minimum eisen bevatten waaraan de dienstenpakketten moeten voldoen. Aangezien het noodpakket dat Arriva hanteerde aan deze minimumeisen voldeed en de ondernemingsraad instemming had verleend voor het gebruik van dit noodpakket, was er geen rol voor de vakbond om de invoering van nieuwe dienstenpakketten te eisen. De rechter wees het verzoek van Arriva toe en verbood FNV om de staking te organiseren.
Daarnaast werd FNV opgedragen om een bericht op haar website te plaatsen om haar leden te informeren over de uitspraak van de rechtbank. FNV werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Arriva, die op € 1.351,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt de rol van cao's en de bevoegdheid van de ondernemingsraad in het kader van arbeidsvoorwaarden en collectieve acties.