In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf). Eiser, een EU-burger, diende op 17 augustus 2023 een aanvraag in voor studiefinanciering met ingang van 1 september 2022. Verweerder, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, stelde de aanvraag buiten behandeling omdat eiser onvoldoende gegevens had verstrekt over zijn migrerend werknemerschap. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij niet verplicht was om loonstroken en bankafschriften bij de aanvraag te overleggen, en dat verweerder deze informatie zelf kon opvragen via Suwinet.
Tijdens de zitting op 8 februari 2024 erkende verweerder dat het bestreden besluit ontoereikend was gemotiveerd en dat hij opnieuw op het bezwaar wilde beslissen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Hierdoor kon verweerder de aanvraag van eiser niet in redelijkheid buiten behandeling stellen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij verweerder werd opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van migrerende werknemers in het kader van studiefinanciering.