In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering tot toekenning van een dwangsom door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser had studiefinanciering aangevraagd op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf) en had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) om geen dwangsom toe te kennen wegens het niet tijdig nemen van een besluit. Het primaire besluit van 3 april 2023 wees het verzoek van eiser af, en het daaropvolgende besluit van 16 juni 2023 bevestigde deze afwijzing.
De rechtbank heeft op 8 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren. Eiser betoogde dat de verdaging van de beslistermijn onbevoegd was, omdat deze was genomen door een manager die volgens hem niet bevoegd was om dergelijke beslissingen te nemen. De rechtbank oordeelde echter dat de manager wel degelijk bevoegd was en dat de verdaging rechtsgeldig was, ondanks een vormfout in de ondertekening van de verdagingsbrief.
De rechtbank concludeerde dat de beslissing van verweerder om geen dwangsom toe te kennen terecht was. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2024. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.