ECLI:NL:RBMNE:2024:2786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
23/3462
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over wegslepen van een kennelijk verwaarloosde scooter

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft de beslissing van de gemeente om de scooter van eiser, die in kennelijk verwaarloosde toestand op de openbare weg stond, weg te slepen. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze beslissing, stellende dat hij niet op de hoogte was van de aankondiging van het wegslepen en dat zijn scooter niet als voertuigwrak kon worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouders van de gemeente op 18 april 2023 hebben geconstateerd dat de scooter in een zodanige staat verkeerde dat deze niet langer op de openbare weg kon worden geparkeerd. Eiser had de mogelijkheid gekregen om de scooter vóór 21 april 2023 te verwijderen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank oordeelde dat de aankondiging middels een sticker op de scooter voldoende was om eiser op de hoogte te stellen, en dat het beginsel van hoor- en wederhoor niet was geschonden.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de scooter, gezien de staat waarin deze verkeerde, terecht als voertuigwrak kon worden aangemerkt. De rechtbank volgde de argumenten van verweerder dat de scooter een gevaar voor de openbare veiligheid vormde en dat handhavend optreden gerechtvaardigd was. Eiser kreeg geen gelijk in zijn beroep, dat ongegrond werd verklaard, en hij kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3462

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigden: mr. C. Ligthart en J. Cakici).

Inleiding

1. Op 24 april 2023 (primair besluit) heeft verweerder besloten om de scooter van eiser die in een kennelijk verwaarloosd toestand op de [straat ] in Utrecht stond, weg te slepen.
1.1.
In het besluit van 27 juni 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Toezichthouders van de gemeente Utrecht hebben op 18 april 2023 geconstateerd dat de scooter van eiser, die geparkeerd stond op de [straat ] te Utrecht, in zodanige staat verkeerde, dat deze niet langer op de openbare weg kon worden geparkeerd. Verweerder heeft in het voornemen, dat kenbaar is gemaakt met een sticker, eiser de mogelijkheid gegeven om de scooter vóór 21 april 2023 te verwijderen. Eiser heeft de scooter niet verwijderd. De toezichthouders hebben vervolgens op 24 april 2023 om 20.37 uur de scooter weggesleept. Eiser heeft de scooter op 25 april 2023 opgehaald. Het gaat in deze uitspraak om de vraag of de scooter weggesleept had mogen worden.
Wat vindt eiser?
3. Eiser betoogt allereerst dat hij niet op de hoogte was van de aankondiging dat de scooter zal worden weggesleept. Hij heeft geen sticker ontvangen of gezien. Verweerder had volgens eiser persoonlijk, bijvoorbeeld met een brief van het wegslepen op de hoogte moeten stellen. Het gebrek aan persoonlijke bericht is volgens eiser in strijd met het beginsel van hoor- en wederhoor. Eiser betwist dat dat zijn scooter kan worden aangemerkt als voertuigwrak, omdat het voertuig is verzekerd en rijdbaar was op het moment van waarneming. Verder voert eiser aan dat er geen noodzaak was tot het wegslepen van zijn scooter, omdat die op de stoep stond geparkeerd en geen weggedeelten of wegen heeft gehinderd. Tot slot stelt eiser dat hij de scooter niet heeft gestald op de locatie die verweerder heeft vastgesteld. Eiser twijfelt daarom aan de juistheid en betrouwbaarheid van de waarneming van de toezichthouders en het daarop gebaseerde besluit van verweerder.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder is van mening dat de aankondiging van de bestuursdwang voldoende kenbaar is gemaakt middels twee stickers die op de scooter zijn geplakt, waarop staat dat de scooter binnenkort wordt verwijderd en hoe eiser dat kan voorkomen. Ook deelt verweerder niet de mening van eiser dat het niet gaat om een wrak. Op de overgelegde foto’s is duidelijk te zien dat er geen voorkap aanwezig was waardoor de bedrading zichtbaar was. Aan de scooter ontbrak ook het achterlicht en de scooter had geen kenteken. Verweerder ziet dit als een teken van verwaarlozing. Het enkel verzekeren maakt dit niet anders. Tot slot stelt verweerder dat het noodzakelijk was om de scooter weg te slepen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Aankondiging
5. Verweerder heeft fotomateriaal overgelegd waarop duidelijk is te zien dat de stickers met de aankondiging op de scooter zijn geplakt. De rechtbank is van oordeel dat een aankondiging middels een sticker een geschikte wijze is om kenbaar te maken dat sprake is van een overtreding. Middels deze sticker is eiser voldoende op de hoogte gebracht en daarmee is de rechtbank van oordeel dat het beginsel van hoor- en wederhoor niet is geschonden. Eiser heeft voldoende tijd gehad om de scooter te verwijderen. Dit heeft hij niet gedaan. De beroepsgrond van eiser dat de aankondiging onvoldoende is, slaagt niet.
Voertuigwrak
6. De rechtbank volgt eisers stelling niet dat zijn scooter niet kan worden aangemerkt als een voertuigwrak. Op de foto’s in het dossier is te zien dat de voorkap van de motor ontbreekt, dat deze kap enkele meters van de scooter op de grond ligt en dat de bedrading van de scooter duidelijk zichtbaar is. Ook is te zien dat de scooter geen kenteken heeft en dat het achterlicht ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank verkeerde de scooter zich hiermee in zodanige staat dat sprake is van een voertuigwrak. De stelling van eiser dat de scooter verzekerd was en rijklaar leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder dat dit voor ontsiering van het straatbeeld zorgt en ook een gevaar voor spelende kinderen en weggebruikers oplevert. De rechtbank oordeelt dat verweerder de scooter onder deze omstandigheden, mede gelet op de toelichting bij artikel 5:5 van de APV, heeft mogen aanmerken als een voortuigwrak in de zin van die bepaling.
Noodzaak handhaving
7. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn stelling dat er geen noodzaak was om op handhavend op te treden. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, dient verweerder in beginsel van zijn handhavende bevoegdheid gebruik te maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag verweerder worden gevergd, dit niet te doen. Bijzondere omstandigheden om in deze zaak hiervan af te wijken zijn gesteld noch gebleken. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. [1] De rechtbank ziet in deze zaak geen reden om aan te nemen dat sprake is van onevenredigheid.
Locatie
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid of de betrouwbaarheid van de waarneming van de toezichthouders van verweerder dat de scooter van eiser is aangetroffen op de [straat ] in Utrecht. Voor de beoordeling van de bestuursdwang is ook niet van belang waar eiser zijn scooter heeft achtergelaten, omdat eiser een eigen verantwoordelijkheid heeft om zorg te dragen voor zijn goederen. Eisers betoog dat hij zijn scooter op een andere plek heeft achtergelaten, kan daarom niet slagen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 21 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT2119.ss