ECLI:NL:RBMNE:2024:2785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
23/4104
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de te late indiening van een aanvraag om uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen het besluit van het Schadefonds Geweldsmisdrijven om haar aanvraag om een uitkering niet in behandeling te nemen. Eiseres had op 24 april 2023 een aanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat deze aanvraag te laat was, omdat deze niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar na het gepleegde misdrijf was ingediend. Eiseres was als minderjarige slachtoffer van mishandeling en de termijn begon te lopen vanaf haar meerderjarigheid op 18 augustus 2020. De rechtbank heeft op 4 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was en verweerder zich afmeldde.

Eiseres voerde aan dat zij pas in 2022 door haar opticien op de mogelijkheid van een uitkering werd gewezen en dat zij dacht dat zij pas na de verergering van haar letsel recht had op een uitkering. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet verschoonbaar waren voor de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeerde dat eiseres in 2012, na haar operatie, al aanspraak had kunnen maken op een uitkering en dat zij haar aanvraag eerder had moeten indienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4104

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Schadefonds Geweldsmisdrijven

(gemachtigde: mr. H. Himdi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (het schadefonds).
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 2 mei 2023 (het primaire besluit) de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen
1.2.
Met het bestreden besluit van 7 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dit besluit gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: eiseres. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Wat vindt eiseres?
2. Eiseres heeft op 24 april 2023 een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds ingediend. Eiseres is op 1 januari 2009 mishandeld en heeft daarbij letsel opgelopen. In 2022 is het letsel verergerd en ervaart eiseres daarvan zeer veel hinder in haar dagelijks leven. Volgens eiseres valt dit letsel binnen een andere letselcategorie dan haar letsel in 2009. Eiseres stelt dat dat zij sinds de verergering van het letsel, haar aanvraag zo spoedig mogelijk als dat kon, heeft ingediend.
3. Op de zitting heeft eiseres in dit verband naar voren gebracht dat zij pas in 2022, toen de klachten van eiseres verergerden, door haar opticien is geattendeerd op het feit dat zij mogelijk aanspraak zou kunnen maken op een uitkering uit het schadefonds. Door de verergerde klachten ging eiseres ervan uit dat zij vanaf dat moment pas recht had op een uitkering, omdat zij hierdoor in een hogere letselcategorie kwam. Verder heeft eiseres op zitting naar voren gebracht dat zij in 2012, drie jaar na de mishandeling, is geopereerd.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder is van oordeel dat de aanvraag van eiseres niet in behandeling kan worden genomen, omdat de aanvraag niet is ingediend binnen de wettelijke termijn van tien jaar na de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Het misdrijf is gepleegd toen eiseres minderjarig was. In het geval van minderjarige slachtoffers, begint het tellen van de indieningstermijn van tien jaar vanaf meerderjarigheid (de leeftijd van 18 jaar). Dat betekent dat eiseres de aanvraag vóór 18 augustus 2020 had moeten indienen. De aanvraag van 24 april 2023 is dus te laat. De omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd over het verloop van haar letsel, leiden volgens verweerder niet tot de conclusie dat eiseres niet in staat was om op tijd een aanvraag in te dienen of te laten indienen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De Wet schadefonds geweldsmisdrijven voorziet in de instelling van een fonds waaruit uitkeringen kunnen worden toegekend aan personen die ten gevolge van een geweldsmisdrijf zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De uitkering beloopt ten hoogste het bedrag van de door het letsel of overlijden veroorzaakte schade. Een uitkering blijft achterwege indien de financiële omstandigheden waarin de benadeelde verkeert zodanig zijn, dat de schade zonder overwegend bezwaar door hem of degene van wie hij voor zijn onderhoud afhankelijk is, gedragen kan worden.
6. Niet in geschil is dat de aanvraag te laat is ingediend. Het gaat alleen om de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Ten aanzien van de beoordeling van de verschoonbaarheid hanteert verweerder beleid. Dit is nader uitgewerkt in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (de Beleidsbundel). Verweerder neemt een na afloop van de termijn ingediende aanvraag toch in behandeling als de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. In paragraaf B van de ‘Overige wettelijke criteria’ van de Beleidsbundel heeft verweerder verwoord wanneer sprake is van een geldige reden voor de overschrijding van de indieningstermijn. Het niet op de hoogte zijn van het bestaan van het Schadefonds vormt geen geldige reden voor het overschrijden van de indieningstermijn. Een geldige reden voor een te laat ingediende aanvraag kan bijvoorbeeld zijn: psychische overmacht. Uit de Beleidsregel volgt ook dat de aanvrager de opgegeven reden voor termijnoverschrijding moet onderbouwen. Dat kan bijvoorbeeld doormiddel van medische informatie over een (op latere leeftijd gestarte) behandeling voor psychische klachten die verband houden met het misdrijf of een op latere datum gedane aangifte of melding bij de politie.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de te late indiening van de aanvraag niet verschoonbaar is. Dat eiseres in de veronderstelling was dat zij pas na verergering van haar klachten in 2022 aanspraak kon maken op een uitkering uit het Schadefonds, omdat zij op dat moment in een hogere letselcategorie viel, betekent niet dat eiseres daarom niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. Zoals in het verweerschrift terecht is opgemerkt hebben deze omstandigheden zich voorgedaan na afloop van de indieningstermijn en bieden ze daarom geen verklaring waarom eiseres die termijn heeft overschreden. Nu eiseres in 2012 is geopereerd en vanaf dat moment in ieder geval aanspraak kon maken op een uitkering uit het Schadefonds, had van haar verwacht mogen worden dat zij eerder een aanvraag bij verweerder had ingediend. Nu eiseres haar aanvraag pas op 24 april 2023 heeft gedaan, heeft zij haar aanvraag niet zo spoedig als mogelijk ingediend.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.