ECLI:NL:RBMNE:2024:2784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/16/551796 / FO RK 23-119
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging zorgregeling en toewijzing eenhoofdig gezag in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2024 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen de moeder en de vader van vier minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L. Vermeer, verzocht om met het eenhoofdig gezag over de kinderen te worden belast en om de bestaande zorgregeling te beëindigen. De rechtbank heeft eerder advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming en op 24 april 2024 vond een mondelinge behandeling plaats. De vader was niet aanwezig op de zitting, ondanks dat hij opgeroepen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgregeling sinds de afspraak in 2022 niet meer wordt nagekomen en dat de kinderen de vader al geruime tijd niet hebben gezien. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder onvoldoende stimuleert in het contact met de vader en dat de vader geen initiatief toont. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder toegewezen, waarbij het gezag over de kinderen alleen aan de moeder wordt toegewezen en de zorgregeling wordt beëindigd. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als de vader in hoger beroep gaat. De rechtbank heeft benadrukt dat contact met beide ouders belangrijk is voor de ontwikkeling van de kinderen, maar dat er momenteel geen mogelijkheden zijn om het contact te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/551796 / FO RK 23-119
Gezag en omgang
Beschikking van 7 mei 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.L. Vermeer,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 10 mei 2023 de beslissing op de verzoeken uitgesteld en advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport van de Raad van 21 december 2023;
  • het bericht van de moeder van 1 februari 2024.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
24 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met mr. Vermeer en mevrouw [A] (persoonlijk begeleidster van de moeder).
1.4.
De vader is niet gekomen. Hij is zowel per gewone als per aangetekende post opgeroepen voor de zitting.
1.5.
De rechter heeft aan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. Zij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun mening te geven.
1.6.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 4 (voornaam)] in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van de verzoeken vinden. De rechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechter dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben samen vier kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [2006] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [2011] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] ,geboren op [2013] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 4], geboren op [2018] in [geboorteplaats] .
2.2.
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder. De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen nemen.
2.3.
De ouders hebben in het ouderschapsplan, dat is aangehecht aan de echtscheidingsbeschikking van [2022] , een zorgregeling afgesproken. De zorgregeling wordt niet uitgevoerd.
2.4.
De moeder verzoekt om met het eenhoofdig gezag over de kinderen te worden belast en daarnaast om de zorgregeling te beëindigen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder toe. Dat betekent dat de rechtbank de zorgregeling beëindigt en dat de moeder alleen het gezag over de kinderen krijgt. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De zorgregeling
3.2.
Vooropgesteld, de kinderen hebben recht op omgang met hun ouders en ouders kunnen zich niet zomaar aan deze verantwoordelijkheid onttrekken. In dit geval wordt de zorgregeling alleen al sinds vlak nadat deze in 2022 is afgesproken niet meer nagekomen. De zorgregeling is in die zin een dode letter. De kinderen hebben de vader inmiddels ruim twee jaar niet gezien, op de momenten dat ze hem toevallig tegenkomen in het dorp na. Uit het rapport van de Raad blijkt dat de moeder de kinderen onvoldoende stimuleert in het contact met de vader en dat de vader geen initiatief richting de kinderen neemt. De Raad heeft de ouders in maart 2023 adviezen gegeven om tot contactherstel te komen. Beide ouders hebben niets met deze adviezen gedaan. Zij zijn niet bereid om aan de slag te gaan met hulpverlening.
3.3.
De rechtbank vindt dit buitengewoon verdrietig voor de kinderen. Het is bovendien zorgelijk, omdat bekend is dat contact met beide ouders belangrijk is voor de identiteitsontwikkeling van kinderen. De rechtbank ziet alleen geen mogelijkheden meer om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen door een regeling op te leggen omdat de wil bij de ouders om zich aan een regeling te houden ontbreekt. Ook heeft [minderjarige 1 (voornaam)] tegen de Raad gezegd dat hij geen contact met de vader opgelegd wil krijgen.
3.4.
De rechtbank zal evenmin de minimale regeling vastleggen die de Raad heeft voorgesteld, namelijk om af te spreken dat de vader de komende vier uur gedurende een uur per maand aanwezig is op een publieke locatie die voor de kinderen bereikbaar is om te kijken of de kinderen daar gebruik van maken. De moeder staat niet achter deze regeling en de vader is niet naar de zitting gekomen om hierover concrete afspraken te maken. De rechtbank vreest dan ook dat het opleggen van deze regeling tot teleurstelling bij de kinderen zal leiden. De rechtbank hoopt dat de vader in ieder geval het advies van de Raad opvolgt om de kinderen op hun verjaardagen en met kerst een kaartje te sturen, zodat ze weten dat hij op afstand nog wel aan hen denkt en er ruimte blijft voor contact in de toekomst.
Het gezag
3.5.
De moeder krijgt alleen het gezag over de kinderen. In de wet staat dat de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen als zij dit in het belang van het kind noodzakelijk vindt. [2] Dat is hier het geval, want de vader speelt geen rol van betekenis meer in het leven van de kinderen. De vader heeft geen contact met de kinderen en ook niet met bijvoorbeeld hun scholen. De vader weet niet wat er speelt in het leven van de kinderen, dus hij kan ook geen doordachte beslissingen over hen nemen. Daar komt bij dat de ouders niet met elkaar kunnen overleggen en de vader inmiddels niet (of pas laat) reageert op verzoeken van de moeder om een handtekening. Dit levert stress bij de moeder op. Ook hier verwacht de rechtbank geen verbetering, omdat het beide ouders ontbreekt aan motivatie om te werken aan hun samenwerking en de vader het gezag over de kinderen niet meer wil uitoefenen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] , [minderjarige 2 (voornaam)] , [minderjarige 3 (voornaam)] en [minderjarige 4 (voornaam)] vanaf nu alleen toekomt aan de moeder;
4.2.
wijzigt het ouderschapsplan, gehecht aan de beschikking van deze rechtbank van [2022] in die zin dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen wordt beëindigd;
4.3.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. A.G. van Doorn, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. F. de Kleijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 1:251a lid 1 sub b BW