In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een medewerker van een supermarkt, die op staande voet was ontslagen. De verzoekster, werkzaam als afdelingsmanager sinds 20 mei 2005, had op 20 januari 2024 boodschappen en een elektrische deken meegenomen zonder te betalen. De werkgever, [verweerster] B.V., hanteert een zero tolerance beleid ten aanzien van diefstal en heeft de verzoekster op 30 januari 2024 ontslagen. De verzoekster betwist de rechtmatigheid van het ontslag en stelt dat er geen dringende reden was en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet, aangezien de verzoekster de bedrijfsregels had overtreden door goederen mee te nemen zonder betaling. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werkgever niet te lang heeft gewacht met het ontslag, aangezien er een zorgvuldig onderzoek is uitgevoerd naar de feiten. De verzoekster heeft niet aangetoond dat zij door werkstress niet wist wat zij deed, en de kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. De verzoeken van de verzoekster zijn afgewezen en beide partijen zijn veroordeeld in hun eigen proceskosten.