ECLI:NL:RBMNE:2024:2783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
11019599 ME VERZ 24-36
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een supermarktmedewerker wegens diefstal van boodschappen en elektrische deken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een medewerker van een supermarkt, die op staande voet was ontslagen. De verzoekster, werkzaam als afdelingsmanager sinds 20 mei 2005, had op 20 januari 2024 boodschappen en een elektrische deken meegenomen zonder te betalen. De werkgever, [verweerster] B.V., hanteert een zero tolerance beleid ten aanzien van diefstal en heeft de verzoekster op 30 januari 2024 ontslagen. De verzoekster betwist de rechtmatigheid van het ontslag en stelt dat er geen dringende reden was en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet, aangezien de verzoekster de bedrijfsregels had overtreden door goederen mee te nemen zonder betaling. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werkgever niet te lang heeft gewacht met het ontslag, aangezien er een zorgvuldig onderzoek is uitgevoerd naar de feiten. De verzoekster heeft niet aangetoond dat zij door werkstress niet wist wat zij deed, en de kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. De verzoeken van de verzoekster zijn afgewezen en beide partijen zijn veroordeeld in hun eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11019599 ME VERZ 24-36 RD/960
Beschikking van 6 mei 2024
inzake
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij in het verzoek,
verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.L.A. Verleun,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
statutair gevestigd in [plaats] ,
verder te noemen [verweerster] ,
verwerende partij in het verzoek,
verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. W.J. de Boer.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende processtukken van partijen ontvangen en gelezen:
  • een verzoekschrift van [verzoekster] van 29 maart 2024 met 5 producties
  • een verweerschrift van [verweerster] met daarbij een voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek met 12 producties
  • productie 13 van [verweerster] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 april 2024. Op deze zitting is [verzoekster] verschenen met haar gemachtigde. Namens [verweerster] zijn [A] en [B] , beiden HR adviseur, verschenen met de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Verder hebben zij vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[verzoekster] werkt sinds 20 mei 2005 bij [verweerster] in een van haar supermarkten als afdelingsmanager [.] . [verzoekster] heeft op 20 januari 2024 boodschappen en een elektrische deken uit de supermarkt waar ze werkt meegenomen zonder deze te betalen. [verweerster] heeft haar daarom op 30 januari 2024 op staande voet ontslagen. [verzoekster] vindt dit ontslag niet terecht. Ze zegt dat er geen dringende reden was en vindt dat [verweerster] te lang gewacht heeft met haar ontslag. De kantonrechter is dit niet met [verzoekster] eens.
Er is een dringende reden voor een ontslag op staande voet
2.2.
Een werkgever mag een ontslag op staande voet alleen geven als op grond van een dringende reden van de werkgever niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst met de werknemer nog langer te laten duren. Dat betekent dat er iets heel ergs moet zijn gebeurd waardoor een werknemer niet meer kan blijven werken. Zoals bijvoorbeeld diefstal. Na het constateren van een dringende reden moet de werkgever zo snel mogelijk tot opzegging overgaan. In het arbeidsrecht wordt daarom gezegd dat een ontslag ‘onverwijld’ moet worden gegeven.
2.3.
Binnen [verweerster] gelden strikte regels voor personeelsaankopen. [verweerster] heeft uitgelegd dat ze een groot belang heeft bij strenge handhaving hiervan. Ze hanteert daarom een zero tolerance beleid. Diefstal leidt tot ontslag op staande voet. Dat is aan alle werknemers bekend gemaakt.
2.4.
[verzoekster] heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat zij op de hoogte was van de inhoud en het belang van deze regels. [verzoekster] vertelde daarbij dat ze inderdaad op 20 januari 2024 boodschappen en een elektrische deken uit de supermarkt heeft meegenomen, maar ze herinnert zich niet of ze daarvoor heeft betaald. In ieder geval kan zij betaling van de boodschappen niet aantonen aan de hand van een (afgetekend) betalingsbewijs (zoals is voorgeschreven in de regels van [verweerster] ). Maar ook kan ze de betaling niet op een andere manier aantonen, zoals bijvoorbeeld met een afschrijvingsbewijs. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [verzoekster] de boodschappen zonder te betalen heeft meegenomen. [verzoekster] heeft dus spullen uit de winkel meegenomen zonder de daarvoor binnen [verweerster] geldende regels te volgen.
2.5.
[verzoekster] zegt dat geen sprake is van diefstal, omdat opzet ontbrak en haar geen verwijt kan worden gemaakt van haar handelen. Als gevolg van werkstress kan zij zich niet meer herinneren wat zij heeft gedaan. [verzoekster] heeft echter niet aangetoond dat zij door haar psychische gesteldheid niet wist wat zij deed. Niet is verder gebleken dat zij eerder werkstress bij [verweerster] aan de orde heeft gesteld. Een (medische) onderbouwing van haar gesteldheid heeft zij evenmin gegeven. Voor een ontslag op staande voet is het volgens de rechtspraak ook niet vereist dat de werknemer van zijn gedragingen een verwijt kan worden gemaakt. Een ontslag op staande voet is dus ook mogelijk als een werknemer geen verwijt treft. De kantonrechter concludeert dan ook dat [verzoekster] zich op 20 januari 2024 spullen heeft meegenomen van haar werk zonder daarvoor te betalen, waardoor ze in strijd heeft gehandeld met de strikte regels waarvan ze goed op de hoogte was. Dit rechtvaardigt een ontslag op staande voet.
2.6.
[verzoekster] stelt verder nog dat [verweerster] te lang gewacht het ontslag op staande voet. Het is volgens haar dus niet onverwijld gegeven. De kantonrechter volgt haar niet in deze stelling. Gelet op de zwaarte van de maatregel is een nauwkeurig onderzoek naar de toedracht noodzakelijk.
Op 22 januari 2024 is bij [verweerster] het vermoeden ontstaan dat [verzoekster] de bedrijfsregels had overtreden. [verweerster] heeft [verzoekster] toen geschorst en heeft op 23 januari 2024 een onderzoeksbureau ingeschakeld. Dit bureau heeft haar onderzoek op vrijdag 26 januari 2024 afgerond. [verweerster] heeft het rapport van het onderzoeksbureau op maandag 29 januari 2024 intern besproken. Zij heeft [verzoekster] daarop uitgenodigd voor een gesprek op 30 januari 2024, waarin zij op staande voet is ontslagen. Niet kan dan ook geconcludeerd worden dat [verweerster] te lang heeft gewacht met het geven van het ontslag op staande voet.
2.7.
Dit alles leidt dus tot de conclusie dat het ontslag op staande voet in stand blijft. De verzoeken van [verzoekster] worden daarom afgewezen.
2.8.
[verweerster] heeft haar verzoeken gedaan voor het geval dat het ontslag op staande voet niet in stand zou blijven. Omdat aan deze voorwaarde niet is voldaan, hoeft de kantonrechter op de verzoeken van [verweerster] niet te beslissen.
2.9.
Partijen verzoeken elkaar over en weer te veroordelen in elkaars proceskosten. De kantonrechter zal bepalen dat beide partijen de eigen kosten zullen dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de verzoeken van [verzoekster] af;
3.2.
bepaalt dat [verzoekster] en [verweerster] hun eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2024.