Op 22 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 22/4369 en UTR 22/4373, waarin eiseres, een B.V. uit [vestigingsplaats], de minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft aangeklaagd. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 16 januari 2024, waarin de rechtbank oordeelde dat de minister niet toereikend had gemotiveerd waarom de aangevraagde drive-thru's bij de wegrestaurants van eiseres niet konden worden vergund. De rechtbank had de minister de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek te herstellen, maar de minister heeft in zijn reactie enkel zijn eerdere standpunt herhaald en de weigering om de vergunningen te verlenen gehandhaafd.
De rechtbank heeft in deze einduitspraak vastgesteld dat de minister geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen. De nadere motivering die de minister heeft gegeven, werd door de rechtbank gezien als een herhaling van eerdere argumenten en niet als een valide poging om de eerdere beslissing te onderbouwen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht, met name de artikelen 4:84 en 7:12, en heeft de bestreden besluiten van 28 juli 2022 vernietigd.
Als gevolg van deze uitspraak zijn de beroepen gegrond verklaard, en is de minister verplicht om opnieuw te beslissen op de bezwaren van eiseres, rekening houdend met de eerdere tussenuitspraak en deze einduitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 2.187,50 bedragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.