Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2] B.V.,
1.De procedure
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
€ 1.107,00(tarief gemiddelde zaak)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2024, staat de vraag centraal of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde sub 1], en of de concurrentie-, relatie- en anti-ronselbedingen in de vaststellingsovereenkomst geldig zijn. [eiseres] B.V. heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aangeklaagd wegens vermeende overtredingen van deze bedingen na beëindiging van hun samenwerking. De rechtbank oordeelt dat er geen arbeidsovereenkomst is, omdat de overeenkomst tussen partijen niet voldoet aan de wettelijke vereisten van een arbeidsovereenkomst. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bedingen in de vaststellingsovereenkomst geldig zijn en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich hieraan moeten houden. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] toe, met uitzondering van de gevorderde dwangsommen, en veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van boetes voor overtredingen van het relatiebeding. In reconventie worden de vorderingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] afgewezen, omdat deze zijn gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat er een arbeidsovereenkomst bestond. De proceskosten worden toegewezen aan [eiseres].