In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een kort geding aangespannen tegen de krakers van een bedrijfsruimte die zij op 30 december 2022 heeft aangekocht. De bedrijfsruimte, gelegen aan de [straat] [nummeraanduiding 1] in [plaats], verkeert in onverhuurbare staat door schade van een eerdere wietplantage. [Eiseres] heeft vergunningen aangevraagd voor verbouwing en wil snel beginnen met de sloopwerkzaamheden. Echter, op 26 februari 2024 constateert zij dat de ruimte is gekraakt. Ondanks meerdere sommatiebrieven hebben de krakers het pand niet verlaten, wat [eiseres] noopte tot het indienen van een ontruimingsvordering in kort geding.
De voorzieningenrechter, mr. N.A.J. Purcell, heeft op 2 april 2024 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien de krakers zonder recht in de bedrijfsruimte verblijven. De voorzieningenrechter weegt het eigendomsrecht van [eiseres] tegen het huisrecht van de krakers. Hoewel het huisrecht van de krakers in het geding is, oordeelt de rechter dat het belang van [eiseres] zwaarder weegt, vooral gezien de overlast die de krakers veroorzaken en het feit dat [eiseres] de panden heeft aangekocht voor verhuur.
De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een ontruimingstermijn van twee weken. De rechter wijst ook de vordering tot een voorschot op schadevergoeding af, omdat [eiseres] niet voldoende heeft aangetoond dat de schade door de krakers is veroorzaakt. De proceskosten worden toegewezen aan [eiseres], die grotendeels in het gelijk wordt gesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 april 2024.