ECLI:NL:RBMNE:2024:2762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10667212
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van de leveringsovereenkomst en verrekening van schade door Campina

In deze zaak vordert de eiseres, een commanditaire vennootschap, nakoming van een leveringsovereenkomst met de coöperatie Zuivelcoöperatie FrieslandCampina U.A. De eiseres heeft melk geleverd, maar Campina heeft deze melk vernietigd omdat deze antibiotica bevatte. Campina heeft de schade van de vernietigde melk verrekend met het melkgeld dat zij aan de eiseres verschuldigd was. De eiseres stelt dat de melk geschikt was voor menselijke consumptie en dat Campina onterecht heeft vernietigd. De kantonrechter heeft op 1 mei 2024 geoordeeld dat Campina gerechtigd was om de melk te vernietigen en de schade te verrekenen. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres in het ongelijk is gesteld en moet de proceskosten betalen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de leden van de coöperatie en de geldende normen voor de levering van melk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 10667212 AC EXPL 23-1901 KX/61312
Vonnis van 1 mei 2024
inzake
de commanditaire vennootschap
[eiseres] C.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.H. Linstra,
tegen:
de coöperatie
Zuivelcoöperatie FrieslandCampina U.A.,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen Campina,
gedaagde partij,
gemachtigden: mr. D.J.C. Storm en mr. R. Brandt

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 30 augustus 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord van 25 oktober 2023, met producties;
- de akte overlegging producties van Campina, ontvangen op 1 maart 2024.
1.2.
Op 12 maart 2024 is een mondelinge behandeling gehouden, waar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht. Van deze mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
Vandaag wordt het vonnis uitgesproken.

2.De beoordeling

Kern van de zaak
2.1.
[eiseres] levert als lid van de coöperatie regelmatig melk aan Campina. Voor het leveren van melk krijgt [eiseres] maandelijks ‘melkgeld’ uitgekeerd van Campina. Campina heeft de op 23 december 2022 door [eiseres] en anderen geleverde melk vernietigd omdat er antibiotica in zat en de waarde van de vernietigde melk verrekend met het melkgeld (voor latere leveringen) van [eiseres] .
2.2.
[eiseres] vordert nakoming van de leveringsovereenkomst inhoudende betaling van het melkgeld voor de geleverde melk. Campina brengt daar tegenin dat zij haar schade mocht verrekenen op grond van de leveringsovereenkomst die zij met [eiseres] heeft gesloten en het daarbij horende praktijkreglement. Dit (bevrijdende) verweer slaagt zodat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
De gebruikelijke werkwijze van Campina
2.3.
Campina haalt met een tankauto (Rijdende Melk Ontvangst hierna: “RMO”) bij verschillende leden melk op. Tijdens het ophalen van de melk neemt de chauffeur telkens een monster van de melk per boerderij, het boerderijmonster. Op de inhoud van een RMO, met daarin melk van verschillende leden, worden door Campina een tot drie sneltesten en - als die positief zijn - een bevestigingstest uitgevoerd, voordat die melk wordt gelost en verwerkt. Als die testen negatief zijn, wordt de inhoud van de RMO gelost en verwerkt. Bij een positieve uitslag op antibiotica wordt de gehele inhoud van de RMO afgekeurd en vernietigd.
2.4.
De boerderijmonsters worden opgeslagen en op een later moment onderzocht in een laboratorium, zowel bij positieve als bij negatieve sneltestuitslagen op de RMO. Deze verdergaande testen hebben als doel te bepalen of de melk die door de verschillende leden afzonderlijk is geleverd aan alle vereisten voldoet. Campina legt een lid een boete op als in het boerderijmonster de norm van 2,0µg/kg antibiotica (hierna: “de boetenorm”) wordt overschreden (artikel 2.3.4. van het praktijkreglement).
De relevante feiten
2.5.
Op 13 december 2022 heeft [eiseres] melk geleverd aan Campina. De melk is door een RMO bij [eiseres] opgehaald. De uitslag van de sneltest van die RMO was negatief op antibiotica, waarna de melk uit de RMO is gelost en verwerkt. Later is uit het onderzoek van het boerderijmonster gebleken dat de melk van [eiseres] die dag 2,1 µg/kg benzylpenicilline bevatte. Omdat dit boven de boetenorm van Campina lag, heeft Campina [eiseres] daarvoor een boete opgelegd.
2.6.
Op 23 december 2022 heeft [eiseres] melk geleverd aan Campina. De melk is door een RMO van Campina opgehaald. De melk in de RMO, die bestond uit melk van [eiseres] en melk van andere leden, is vier keer getest (drie sneltesten en één bevestigingstest). In alle vier de gevallen testte de melk positief op antibiotica. De gehele inhoud van de RMO werd daarom door Campina afgekeurd en vernietigd.
2.7.
Uit het onderzoek van de boerderijmonsters bleek dat de melklevering van [eiseres] als enige uit de betreffende RMO sporen van antibiotica bevatte (2,0 µg/kg benzylpenicilline). Omdat de hoeveelheid antibiotica in de melk de boetenorm van Campina niet overschreed, heeft Campina geen boete opgelegd aan [eiseres] . Campina heeft wel de schade van € 26.004,84, begroot op het aan [eiseres] en de andere leden betaalde melkgeld voor deze (afgekeurde en vernietigde) levering, verrekend met het melkgeld dat Campina later (in mei 2023) aan [eiseres] uitkeerde.
2.8.
Op 4 januari 2023 is tijdens een bedrijfsbezoek onderzoek gedaan naar de oorzaak van het aanwezig zijn van antibiotica in de melk van [eiseres] . Hieruit volgt dat op het bedrijf van [eiseres] voldoende duidelijke instructies bestaan om besmetting met antibiotica te voorkomen. De oorzaak van besmetting op 13 december 2023 is achterhaald, maar die van de besmetting op 23 december 2023 niet.
De standpunten van partijen
2.9.
Bij dagvaarding vordert [eiseres] nakoming van de leveringsovereenkomst, inhoudende betaling van € 23.785,16 aan geleverde melk, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Op de zitting van 12 maart 2024 heeft [eiseres] , gelet op de competentiegrens van de kantonrechter, haar vordering beperkt tot € 25.000,-.
2.10.
[eiseres] wijst er op dat in de bijlage bij de Europese Verordening 37/2010 (hierna: ‘de Verordening’) is bepaald dat melk niet meer dan 4,0 µg/kg benzylpenicilline mag bevatten om geschikt te zijn voor menselijke consumptie. De levering van 23 december 2022 bevatte (slechts) 2,0 µg/kg benzylpenicilline en was daarom (met de kennis van nu) geschikt voor menselijke consumptie. Campina had volgens [eiseres] die melk achteraf bezien wel degelijk kunnen verwerken en dus moet met terugwerkende kracht worden geconcludeerd dat Campina deze melk ten onrechte heeft vernietigd en dat de kosten van de vernietiging voor rekening van Campina moeten blijven. [eiseres] wijst er in dit verband ook nog op dat de levering melk van 13 december 2022 niet is vernietigd door Campina, hoewel deze levering meer (namelijk 2,1 µg/kg) benzylpenicilline bevatte dan de vernietigde melk (zie punt 2.5).
2.11.
Campina stelt hier tegenover dat zij de melk terecht heeft vernietigd en de geleden schade mocht verrekenen met het melkgeld van [eiseres] op grond van de leveringsovereenkomst en het praktijkreglement.
De beoordeling door de kantonrechter
2.12.
De kantonrechter stelt voorop dat het standpunt van Campina, dat erop neerkomt dat zij de betalingsverplichting op zich erkent, maar meent dat zij die al is nagekomen door verrekening, een bevrijdend verweer is. [eiseres] hoeft daarom niet te bewijzen dat zij moet worden uitbetaald, maar in plaats daarvan moet Campina bewijzen dat zij rechtsgeldig mocht verrekenen. Met Campina is de kantonrechter van oordeel dat Campina bevoegd was om te verrekenen.
De relevante bepalingen uit de leveringsovereenkomst en het praktijkreglement
2.13.
Het praktijkreglement maakt op grond van artikel 2.7 van de tussen Campina en [eiseres] gesloten leveringsovereenkomst onderdeel uit van die leveringsovereenkomst. Eén van de basiseisen die Campina aan de geleverde melk stelt is dat deze geen antibiotica bevat (artikel 1.3.2. in combinatie met artikel 4.1.6. van bijlage B van het praktijkreglement). De melk die [eiseres] op 23 december 2022 heeft geleverd bevatte wel antibiotica (2,0 µg/kg benzylpenicilline) en voldeed dus niet aan de overeengekomen basiseisen. In artikel 8 van de leveringsovereenkomst en artikel 3.7 sub d. Praktijkreglement is bepaald dat schade als gevolg van niet nakoming aan Campina vergoed moet worden.
2.14.
Verder is in de leveringsovereenkomst een verrekenbeding opgenomen waarin staat dat Campina bevoegd is om aan [eiseres] verschuldigde bedragen te verrekenen met wat Campina van [eiseres] te vorderen heeft (artikel 4.3 leveringsovereenkomst). Op grond daarvan heeft Campina het recht om een schadevergoedingsvordering die zij op [eiseres] heeft, te verreken met het melkgeld dat zij aan [eiseres] moest uitkeren.
De toepassing van die normen in deze zaak
2.15.
Niet in geschil is dat de op 23 december 2022 door [eiseres] geleverde melk antibiotica bevatte en dus niet voldeed aan de eisen van het praktijkreglement. Dat de hoeveelheid antibiotica de boetenorm niet overschreed, maakt dat niet anders. Als daardoor schade is ontstaan voor Campina, komt die schade contractueel ten laste van [eiseres] . De vraag die partijen verdeeld houdt is of Campina op 23 december 2022 de inhoud van de RMO terecht heeft vernietigd, of dat Campina die melk ook had mogen verwerken en zo de schade had kunnen voorkomen.
2.16.
De kantonrechter is van oordeel dat Campina voldoende heeft onderbouwd dat zij gehouden is om alle melk die aantoonbaar antibiotica bevat moet vernietigen. Campina heeft onweersproken gesteld dat de norm op grond van de Verordening dat melk niet meer dan 4,0 µg/kg benzylpenicilline mag bevatten geldt voor één melkmaal uit één koe. Als die norm wordt overschreden mag die melk niet worden verwerkt. [eiseres] heeft erkend dat het gelet op de hoeveelheid aangetroffen antibiotica in het boerderijmonster niet anders kan dan dat in de melk van (een van) zijn koeien de norm van 4,0 µg/kg benzylpenicilline is overschreden. Die melk mocht dus niet worden verwerkt, ook niet nadat door vermenging in het boerderijmonster de norm van 4,0 µg/kg benzylpenicilline niet werd overschreden. Het is ook niet zo dat Campina strengere normen hanteert dan op grond van de Verordening is vereist. De norm uit de Verordening geldt op koeniveau en de normen van Campina per RMO en boerderijmonster. Campina heeft dus terecht de inhoud van de RMO vernietigd en [eiseres] moet de schade die Campina daardoor heeft geleden vergoeden.
2.17.
[eiseres] betoogt nog dat alleen als de boetenorm (2,0 µg/kg benzylpenicilline) is overschreden, Campina de schade zou mogen verhalen. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet omdat boetes en schadevorderingen een andere grondslag en een ander doel hebben. Boetes zijn verschuldigd als in het laboratorium blijkt dat een boerderijmonster de boetenorm overschrijdt, los van de vraag of melk uit de RMO wel of niet is verwerkt en dus los van de vraag of er schade is. Die boetes zijn bedoeld als prikkel om er voor te zorgen dat de leden zich inspannen om te voorkomen dat er antibiotica in de melk komt. Of overschrijding van de boetenorm in een boerderijmonster er toe leidt dat een RMO positief test op antibiotica en wordt vernietigd, is voornamelijk afhankelijk van de verhouding van de verschillende boerderijmonsters in die RMO en niet van de mate van overschrijding in het boerderijmonster. De verplichting om de schade te vergoeden heeft een ander doel dan de boetes, namelijk om ervoor te zorgen dat de schade wordt gedragen door het lid dat die schade heeft veroorzaakt, in plaats van de schade ten laste van alle leden te laten komen.
De proceskosten
2.18.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Campina worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 1.086,00 (2 punten x tarief € 543,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.221,00

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering van [eiseres] af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen en de wettelijke rente over de proceskosten als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.