ECLI:NL:RBMNE:2024:2759

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
16.151248.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak met betrekking tot Mercedes Benz

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2024, stond verdachte terecht voor de verdenking van witwassen van een Mercedes Benz. De tenlastelegging betrof het witwassen van de auto in de periode van 1 januari 2021 tot en met 3 maart 2021, waarbij verdachte samen met anderen handelde. Tijdens de zitting op 12 april 2024 heeft de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, de overtuiging uitgesproken dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.Q. Zaat, pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de Mercedes Benz was gefinancierd met legitiem geld.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig beoordeeld. Er was sprake van een vermoeden van witwassen, aangezien de dochter van verdachte gelijktijdig werd verdacht van verduistering van goederen ter waarde van meer dan tweehonderdduizend euro. Verdachte had verklaard dat de auto was betaald met geld uit werk en een lening, en de rechtbank concludeerde dat hij een concrete en verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het geld een criminele herkomst had.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak verdachte vrij van alle beschuldigingen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is op de openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.151248.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 april 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren in [1962] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. M.Q. Zaat, advocaat te Amsterdam, die heeft waargenomen voor mr. E. Stam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 3 maart 2021 te Utrecht en/of Bergeijk samen met anderen een Mercedes Benz heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Voor zover van belang voor de beoordeling worden de standpunten van de officier van justitie hieronder bij het oordeel van de rechtbank besproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, nu de Mercedes Benz gefinancierd is met niet uit misdrijf verkregen geld. Voor zover van belang voor de beoordeling worden de standpunten van de raadsman hieronder bij het oordeel van de rechtbank besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Beoordelingskader
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp of geldbedrag waarmee dat voorwerp is gefinancierd afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp of geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp of geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp of geldbedrag.
Indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp of geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld of de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
Het gaat in deze zaak om een verdenking van witwassen van een Mercedes Benz. Op grond van het dossier was sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Immers, de dochter en tevens huisgenoot van verdachte werd er gelijktijdig van verdacht zich over een lange periode schuldig te hebben gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van goederen ter waarde van een bedrag van meer dan tweehonderdduizend euro. Daarnaast werd een deel van de aankoopsom van een Mercedes Benz waarvan de dochter (ook) gebruik maakte met contant geld betaald. Die feiten en omstandigheden rechtvaardigen een witwasvermoeden waardoor van verdachte mag worden verwacht dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld waarmee de Mercedes Benz is gekocht; een verklaring die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de Mercedes Benz is betaald met geld afkomstig van inkomsten uit werk en van een lening. Hij verklaarde dat hij en zijn vrouw samen circa
€ 6.000,00 netto per maand verdienden.
Uit het dossier blijkt over de aankoop van de Mercedez Benz het volgende. Het aankoopbedrag van de auto bedroeg € 43.000,00. Op 16 januari 2021 heeft de vrouw van verdachte € 12.000,00 en de dochter van verdachte € 1.500,00 overgemaakt naar het autobedrijf. Dit betrof de aanbetaling van € 13.500,00. Uit het overzicht met bankgegevens van de vrouw van verdachte blijkt dat zij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 22 maart 2021 € 102.560,11 op haar bankrekening gestort kreeg als inkomen uit arbeid. Ook uit het overzicht met bankgegevens van de dochter van verdachte blijkt dat zij in deze periode (legaal) inkomen uit arbeid had. Verdachte heeft verklaard dat zijn dochter € 1.500 heeft betaald, omdat zij nog een lening aan verdachte en zijn vrouw moest terugbetalen. De politie heeft geen nader onderzoek gedaan naar deze verklaring.
Verdachte heeft verder € 15.000,00 van zijn broer geleend voor de aanschaf van de Mercedes en dit bedrag overgemaakt naar het autobedrijf. Uit het overzicht van de bankgegevens van verdachte blijkt dat hij op 22 januari 2021 een bedrag van € 15.000,00 van zijn broer op zijn rekening ontving, met als omschrijving dat dit een lening betreft. Dit bedrag is vervolgens overgemaakt naar het autobedrijf. Tot slot is er nog € 14.500,00 contant betaald door de vrouw van verdachte aan het autobedrijf. Op haar bankrekening is zichtbaar dat zij kort daarvoor een bedrag van € 7.500,00 van haar bankrekening opnam. Over de overige € 7.000,00 verklaarde ze dat ze dit geleend had van een andere broer van verdachte. Hier heeft de politie geen nader onderzoek naar verricht.
Kortom, verdachte heeft over de herkomst van het geld waarmee de Mercedes Benz is gekocht een concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven die steun vindt in het dossier. Op grond van het dossier zoals dat door het Openbaar Ministerie is samengesteld kan niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat het geld waarmee de Mercedes Benz is gekocht een legale herkomst heeft, zodat niet is komen vast te staan dat het dus een criminele herkomst heeft. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.Y. van Almelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 3 maart 2021 te Utrecht
en/of Bergeijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
een voorwerp, te weten een (personen)auto (Mercedes - Benz A250 met het
kenteken [kenteken] ),
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van dat/die
(genoemde) voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt en/of
van dat voorwerp de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing van dat voorwerp heeft/hebben verborgen
en/of verhuld,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs
moest/moesten vermoeden, dat dat voorwerp (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk
of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.