ECLI:NL:RBMNE:2024:2738

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
23/530
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteloperatie toeslagen en beslistermijnen in bestuursrechtelijke procedures

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 25 maart 2024, wordt het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank behandeld. De opposante had beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat deze niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 13 oktober 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 19 mei 2023 het beroep gegrond verklaard en de Belastingdienst opgedragen om uiterlijk 1 juli 2024 een besluit op bezwaar bekend te maken. De opposante ging in verzet tegen deze uitspraak, zonder te verzoeken om een zitting.

De rechtbank beoordeelt of de eerdere uitspraak terecht was en of er geen zitting nodig was. De rechtbank concludeert dat de opgelegde beslistermijn van 1 juli 2024 niet in stand kan blijven, gezien de omvang van de hersteloperatie toeslagen. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet bekendmaken.

De rechtbank verklaart het verzet en het beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraak en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de Belastingdienst de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de opposante, die in totaal € 656,25 bedragen, inclusief griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/530- V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2024 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingesteld, omdat de Belastingdienst/Toeslagen (verweerder) volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 13 oktober 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
In de uitspraak van 19 mei 2023 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en onder andere verweerder opgedragen om uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 19 mei 2023 het beroep gegrond verklaard en onder andere verweerder opgedragen om uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 19 mei 2023 niet juist was.
Ten aanzien van het verzet
3. Opposante voert kort samengevat aan dat de rechterlijke beslistermijn die door de rechtbank is opgelegd ten onrechte is vastgesteld op 1 juli 2024.
4. De verzetsrechter is het met opposante eens dat de gegunde beslistermijn tot 1 juli 2024, niet in stand kan blijven. Gelet op de zeer grote omvang van de hersteloperatie toeslagen is sprake van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3209). Verweerder moet in beginsel binnen twaalf weken na de datum van het verweerschrift een beslissing op bezwaar bekendmaken. Van deze twaalf weken moeten ten minste zes weken zijn gelegen na de dag van verzending van de uitspraak op het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Omdat sinds de datum van het verweerschrift meer dan zes weken zijn verstreken, zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet bekendmaken. Er bestaat geen aanleiding om in dit individuele geval een andere nadere beslistermijn te bepalen.
5. Dit betekent dat opposante hierover gelijk heeft. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 9 mei 2023 vervalt (artikel 8:55, lid 9, Awb).
Ten aanzien van het beroep
6. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek na de zitting niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak. Partijen zijn niet uitgenodigd voor de zitting over het verzet. Uit het oogpunt van efficiency doet de rechtbank toch uitspraak op het beroep. [1]
7. Nu de beslistermijn hierboven is vastgesteld en er verder geen discussie meer bestaat over het beroep, verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
8. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
Conclusie en gevolgen
9. Het verzet en het beroep zijn gegrond.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door opposante gemaakte proceskosten in verzet. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat opposante een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een verzetschrift in te dienen. Toegekend wordt € 437,50 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 1).
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt opposante, voor zover verweerder dit nog niet heeft voldaan, ook een vergoeding voor de proceskosten die zij in beroep heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding in beroep wordt met toepassing van het Bpb en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [2] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend in beroep wordt € 218,75. Ook moet verweerder, voor zover dit nog niet is voldaan, het door opposante betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan opposante een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door opposante gemaakte proceskosten in verzet, tot een bedrag van € 437,50;
- veroordeelt verweerder, voor zover dit nog niet door verweerder is voldaan, tot betaling van de door opposante gemakte proceskosten in beroep, tot een bedrag van € 218,75;
- draagt verweerder op, voor zover dit nog niet door verweerder is voldaan, het door opposante betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen hoger beroep of verzet open. Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:55, tiende lid, van de Awb.