In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 25 maart 2024, wordt het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank behandeld. De opposante had beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat deze niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 13 oktober 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 19 mei 2023 het beroep gegrond verklaard en de Belastingdienst opgedragen om uiterlijk 1 juli 2024 een besluit op bezwaar bekend te maken. De opposante ging in verzet tegen deze uitspraak, zonder te verzoeken om een zitting.
De rechtbank beoordeelt of de eerdere uitspraak terecht was en of er geen zitting nodig was. De rechtbank concludeert dat de opgelegde beslistermijn van 1 juli 2024 niet in stand kan blijven, gezien de omvang van de hersteloperatie toeslagen. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet bekendmaken.
De rechtbank verklaart het verzet en het beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraak en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de Belastingdienst de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de opposante, die in totaal € 656,25 bedragen, inclusief griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.